-
1 doorwerken
doorwerken1 [voortgaan met werken] go/keep on working, continue to work, work on ⇒ work overtime 〈 na werktijd〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [ten einde toe bestuderen] work (one's way) through ⇒ get/go through♦voorbeelden: -
2 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
3 houden
1 [behouden] keep2 [vast-, tegenhouden] hold3 [niet laten vallen] hold4 [tot zijn gebruik, genoegen in huis hebben; ook met betrekking tot personeel] keep5 [niet opgeven, niet verlaten] hold, keep7 [in een (toe)stand laten blijven] keep11 [+ voor] [achten] take to be ⇒ consider to be/as♦voorbeelden:1 zijn geur/kleur/smaak houden • keep its aroma/colour/tasteje mag het houden • you can keep/have itiets voor zichzelf houden • keep something for oneselfhij was niet te houden • there was no stopping himer was geen houden meer aan • it could no longer be stopped4 kippen/duiven houden • keep hens/pigeonsvreemde ideeën/gewoonten erop na houden • have funny ideas/habitswat voor politieke ideeën houdt hij erop na? • what are his political ideas?rechts houden • keep (to the) rightde blik op iets gericht houden • keep looking at somethinglaten we het gezellig houden • let's keep it/things niceik zal het kort houden • I'll keep it shortde prijzen laag houden • keep prices down/lowlaten we het netjes houden • let's keep it cleaniemand eronder houden • keep someone downhij kan er niets in houden • he can't keep anything downiemand aan het werk/aan de praat houden • keep someone busy/talkingergens een lucifer bij houden • put a match to somethinghij kon er zijn gedachten niet bij houden • he couldn't keep his mind on itiets tegen het licht houden • hold something up to the lightiemand tegen zich aan houden • clasp someone to oneselfiemand van zijn werk houden • keep someone from his/her workhou je commentaar maar vóór je • keep your remarks to yourselftwee mensen/zaken niet uit elkaar kunnen houden • not be able to tell two people/things apartik kon hun namen niet uit elkaar houden • I kept getting their names mixed uporde houden • keep order9 een lezing houden • give/deliver a lectureuitverkoop houden • hold/have a sale10 (een) café/winkel houden • keep/run a café/shopiets voor gezien houden • leave it at that, call it a dayiemand voor zijn broer houden • mistake someone for his brotherwaar hou je me voor? • what do you take me for?ik hou het niet meer • I can't take/stand it any moreik hou(d) het erop dat hij onschuldig is • I consider him (to be) innocenthet bij frisdrank houden • stick to soft drinkshet met iemand houden • 〈 onder één hoedje spelen〉 be in with someone; 〈 met betrekking tot seksuele relatie〉 be carrying on with someonewe houden het op de 15e • let's make it the 15th, thenik hou het op Ajax • I'm backing Ajax1 [+ van] [liefhebben] love4 [het niet begeven] hold♦voorbeelden:veel van iemand houden • love someone a lot/very muchvan iemand gaan houden • fall in love with someone2 niet van dansen/cognac houden • not like dancing/cognachij houdt wel van een grapje • he likes a bit of jokezij houdt niet van dat soort grapjes • she doesn't like those kinds of jokeshij houdt niet zo van feestjes/toespraken • he's not (much of a) one for parties/speechesik hou meer van bier dan van wijn • I prefer beer to winedie knoop houdt niet • that knot won't holdde verf houdt niet • the paint won't stick/is peelingIII 〈wederkerend werkwoord; zich houden〉1 [+ aan] [niet afwijken van] keep to 〈 regels, dieet, verdrag, termijn, programma, afspraak〉; adhere to 〈 overeenkomst, instructies〉; abide by 〈 beslissing, vonnis〉; comply with, observe 〈 regels, voorwaarden, regel van de wet〉2 [blijven] keep3 [schijn aannemen] pretend to be♦voorbeelden:2 zich goed houden • 〈 niet lachen〉 keep a straight face; 〈 zich niet door emoties laten overmannen〉 bear up wellhij kon zich niet goed houden • he couldn't help laughing/cryingik zou me er maar buiten houden • I'd keep out of it (if I were you)hou je erbuiten! • (you) keep out of it!3 zich dom/slapend houden • pretend to be deaf/asleep¶ hij wist niet hoe hij zich moest houden • he didn't know what to do/how to behave -
4 ophouden
♦voorbeelden:maar daar houdt de overeenkomst op • but here the similarity endsde straat hield daar op • the street ended there(plotseling) doen ophouden • break offdan houdt alles op • then there's nothing more to be said/there's no point in going onsteeds even ophouden • keep stoppingniet halverwege ophouden • go the whole hogplotseling ophouden • break offwaar ben je opgehouden? • where did you leave off?ze hield maar niet op met huilen • she (just) went on and on cryingophouden met gokken/roken • give up/stop gambling/smokinghet is opgehouden met regenen • the rain has stoppedeven ophouden met werken/praten • pause (in one's work/speech)ophouden te bestaan • cease to existzonder ophouden • without stopping, continuouslyhij heeft tien uur zonder ophouden gewerkt • he worked ten hours at a stretchniet van ophouden weten • not know when to stophou op! • stop it!, cut it out!laten we erover ophouden • let's leave it at thatals hij eenmaal begint weet hij niet van ophouden • once he gets going there's no stopping himII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [omhooghouden] hold up3 [openhouden] hold open4 [tegenhouden] hold (up)6 [op het hoofd houden] keep on♦voorbeelden:de schijn ophouden • keep up appearances3 hou die zak eens op • hold that bag open, will you?5 iemand niet langer ophouden • not take up any more of someone's time, not keep someone any longerdoor mist/noodweer opgehouden • fogbound, stormboundhet schip werd opgehouden • the ship was detainedhet verkeer ophouden • hold up/delay trafficdat houdt de zaak alleen maar op • that just slows things downik houd je toch niet op, hè? • I'm not keeping you, am I?ik werd opgehouden • I was delayed/held upIII 〈wederkerend werkwoord; zich ophouden〉♦voorbeelden:zich verdacht ophouden • loiter with intentzich ophouden bij het huis • hang around the housezich in verdachte kringen ophouden • move in dubious circleszich niet met politiek ophouden • not be concerned with politicszich altijd ophouden met • go about with, hang around with -
5 zitten
1 [gezeten zijn] sit2 [zich met een doel ergens bevinden] sit3 [een functie bekleden] be4 [geruime tijd ergens vertoeven; verblijven] be5 [wonen] live6 [zich bevinden in de genoemde toestand] be7 [met betrekking tot een volharden in, gelaten worden op een plaats, in een toestand] 〈 zie voorbeelden〉8 [met betrekking tot zaken, zich bevinden, bevestigd zijn] be9 [met betrekking tot kleding] fit10 [gevuld, bedekt zijn met] be12 [met onbepaalde wijs] [bezig zijn met] be (… -ing), sit (… -ing)♦voorbeelden:1 blijf zitten • stay sitting (down), remain seatedgaan zitten • sit down, take a seat〈 figuurlijk〉 er eens voor gaan zitten • 〈 ter hand nemen〉 get (right) down to something/business; 〈 omstandig gaan vertellen〉 launch into one's storyzit je goed/lekker? • are you comfortable?aan de koffie zitten • be having coffeebij welke groep zit jij? • which group are you in?Jones zit in een vergadering • Jones is at a meeting3 in het bestuur zitten • be/serve on the boardop een kantoor zitten • be/work in an officewaar zit hij toch? • where can he be?nog in de kleine kinderen zitten • still have young children (on one's hands)hij zit in de amusementswereld/olie-industrie • he is in entertainment/oilwij zitten nog midden in de examens • we are still in the middle of the examsmet een gebroken been zitten • have a broken legop zware lasten zitten • have heavy expenseszonder werk/benzine zitten • be out of work/petrol(bijna) zonder geld zitten • have run short of moneyhij zit erover in dat hij zijn auto moet verkopen • he's upset about having to sell his car7 〈 figuurlijk〉 die weduwe bleef met twee kinderen zitten • that widow was left with two children (on her hands)op school blijven zitten • stay down a classer is iets tussen mijn tanden blijven zitten • something has (got) stuck between my teeth〈 figuurlijk〉 hij liet het er niet bij zitten • 〈 niet over zijn kant laten gaan〉 he didn't take it lying down; 〈 erover blijven zeuren〉 he wouldn't leave it alonedaar zitten we dan! • now we're in a messmet een probleem zitten • have a problemhoe zit het (dan) met …? • what about … (then)?het blijft niet zitten • it won't stay putlaat maar zitten • keep the changedat zit • that will holdhoe zit dat in elkaar? • how does it (all) fit together?; 〈 figuurlijk ook〉 how does that work?〈 figuurlijk〉 hem hebben zitten • 〈 uit zijn humeur zijn〉 be in a bad mood; 〈 dronken zijn〉 have had (a drop) too much〈 figuurlijk〉 daar zit het 'm in • that makes all the difference; 〈 daar gaat het juist om〉 that's the whole point〈 figuurlijk〉 er zit iets achter • 〈 ook〉 there's more to it (than meets the eye); 〈 verborgen moeilijkheid〉 there must be a catch to it〈 figuurlijk〉 er zat niets anders op dan toe te geven • there was nothing (else) for it but to give in〈 figuurlijk〉 wat zit er anders op? • what else is there to do?het zit los/scheef • it is loose/crooked〈 figuurlijk〉 alles zit hem mee/tegen • everything is going his way/against himzit het goed vast? • is it well secured?〈 figuurlijk〉 waar zit het hem in? • 〈 wat is de moeilijkheid〉 what's the problem?; 〈 oorzaak〉 what caused/what's causing it?in sla zit vitamine C • lettuce contains vitamin Cer zit onweer in de lucht • a thunderstorm is brewingheb jij geld in zijn zaak zitten? • have you got money in his business?er zit een vlek op je jurk • there is a stain on your dress〈 figuurlijk〉 〈 met een gebaar naar de keel〉 het zit me tot hier • I'm fed up (to the back teeth) with it〈 figuurlijk〉 hoe zit dat? gaan we of blijven we thuis? • what about it now? are we going or are we staying at home?die roman/film zit uitstekend in elkaar • that novel/film is beautifully constructed〈 figuurlijk〉 weet jij, hoe de zaak precies in elkaar zit? • do you know all the ins and outs of the matter?ergens vol mee zitten • be full of somethingonder de modder/luizen/schulden zitten • be covered with mud/lice, be (up to one's ears) in debt12 we zitten te eten • we are having dinner/lunchze zit daar maar te piekeren • she just sits there broodinghij zit te springen om naar huis te gaan • he can't wait to go homein zijn eentje zitten zingen/drinken • sit singing to oneself, be a lone drinkerzitten te zitten • hang/sit aroundhet zit er aan te komen • it's on its wayop tekenles zitten • be taking drawing lessonsop water en brood zitten • be (kept) on bread and waterwegens diefstal zitten • do time for thefthij zit overal aan • he cannot leave anything aloneachter de meisjes aan zitten • chase ((around) after) girlsdaar zit een vrouw achter • there is a woman involvedde zomer zit er weer op • the summer's over againmijn taak zit er weer op • that's my job out of the wayhet zit erop • that's that (done)wie heeft er aan mijn recorder gezeten? • who has been at/ 〈 ernstiger〉tampering with my cassette-player?〈 figuurlijk〉 achter iemand/iets aan zitten • pursue someone/something; 〈 proberen relatie aan te knopen〉 be after someone; 〈 volgen〉 follow someoneer zit een actrice in haar • she has the makings of an actress (in her)ze zit goed in de kleren • she is well off for clothesdeze auto zit al gauw op 120 km • this car does 120 km fairly easily -
6 hoofd
1 [lichaamsdeel] head3 [persoon] head6 [(van personen) leider, meerdere] head ⇒ chief, leader, 〈 school〉 principal (teacher), 〈 school〉 headmaster 〈 mannelijk〉, headmistress 〈 vrouwelijk〉♦voorbeelden:een hoofd groter/kleiner zijn (dan) • be a head taller/shorter (than)met een kaal/rood hoofd • bald-headed/red-faced〈 figuurlijk〉 iets het hoofd bieden • stand/face up to something 〈 moeilijkheden〉; meet, defy 〈 concurrentie, aanvallen〉het hoofd buigen • 〈 figuurlijk〉 bow one's head, give in/submit (to)het hoofd in de nek gooien • 〈 letterlijk〉 fling/throw/toss back one's head; 〈 figuurlijk〉 bristle/bridle up〈 figuurlijk〉 het hoofd laten hangen • hang one's head, be downcasthet hoofd schudden bij/over • shake one's head at/overwat hangt ons nu weer boven het hoofd? • 〈 figuurlijk〉 what's hanging over our heads now?, what's in store for us now?〈 figuurlijk〉 hij groeit mij boven het hoofd • he's leaving me behind/standingheb je geen ogen in je hoofd! • can't you look where you're going?licht/zwaar in het hoofd zijn • be light-headed, have a heavy head〈 figuurlijk〉 met zijn hoofd in de wolken lopen • have one's head in the clouds; 〈 gelukkig zijn〉 walk on airiemand een verwijt naar het hoofd slingeren • hurl a reproach at someone('s head)het succes is hem naar het hoofd gestegen • success has gone to his head〈 figuurlijk〉 hij kreeg van alles naar zijn hoofd • 〈 figuurlijk〉 he had all kinds of abuse thrown at himeen beloning op iemands hoofd zetten • put a price on someone's headmen kon er wel over de hoofden lopen • it was choc-a-bloc with peopleiemand voor het hoofd stoten • offend someoneeen hoofd hebben als een boei • have a face as red as a beetroot2 uit het blote hoofd spreken • speak ad lib/off the cuff〈 figuurlijk〉 het hoofd verliezen/niet verliezen • lose/keep one's headhij heeft veel aan zijn hoofd • he has a lot of things on his mindje bent niet goed bij je hoofd! • you're out of your (tiny) minddat is mij door het hoofd gegaan/geschoten • it slipped my mindzich iets in het hoofd zetten • get something in(to) one's headhoe haalt hij het in zijn hoofd? • where does he get such an idea?zij kreeg het in haar hoofd om • she took it into her head tozoiets komt niet in mijn hoofd op • it would never enter my head/mind to do such a thingfeiten in zijn hoofd stampen • cramde drank stijgt hem naar het hoofd • the drink is going to his headiets uit het hoofd kennen • learn something by heart/roteik zal die gekheid wel uit mijn hoofd laten • I know better than to do something crazy like thatiemand iets uit zijn hoofd praten • talk someone out of somethingdat zou ik maar uit mijn hoofd zetten • I'd forget it if I were youuit het hoofd spelen/zingen • play/sing from memoryhet hoofd koel houden • keep one's head, stay level-headedper hoofd • per head/capitaper hoofd van de bevolking • per head of (the) population〈 spreekwoord〉 zoveel hoofden, zoveel zinnen • so many men, so many opinions〈 figuurlijk〉 hij stelde zich aan het hoofd van de beweging • he assumed the leadership of the movementaan het hoofd staan van • be at the head of; 〈 leger〉 be in command of; 〈 bedrijf, departement〉 be in charge of7 hoofdbureau • head/main officehoofdingang • main entranceuit hoofde van zijn functie van/als • in his capacity as -
7 werk
2 [plaats] work♦voorbeelden:het betere werk • the right thingzijn werk goed/slecht doen • make a good/bad job of one's workhet grote werk • the big jobgeen half werk doen • not stop at half measures, go the whole hogze houden hier niet van half werk • they don't do things by halves heredat is een heel werk • it's quite a joblos werk hebben • have a casual jobhet is onbegonnen werk • it's a hopeless taskpublieke werken • public workshet vuile werk opknappen (voor iemand) • do the dirty work (for someone)aangenomen werk • contract workeen nieuwe fabriek geeft werk aan 250 mensen • a new factory provides jobs/work for 250 people(vast) werk hebben • have a regular jobhet is zijn werk • it's his businesshij kan het werk niet aan • 〈 te zwaar〉 he isn't up to his work; 〈 te veel〉 he's up to the neck in workveel werk maken van de aankleding van zijn huis • take great pains over the furnishing of one's houseiemand werk opdragen • give someone a task(op school) werk opgeven • give an assignmentwerk zoeken • look for work/employment〈 figuurlijk〉 heb je altijd zo lang werk met het eten klaarmaken • do you always take so long preparing dinner/breakfast/ 〈enz.〉aan het werk gaan • set to workaan het werk houden • keep goingiedereen aan het werk! • everybody to their work!iemand aan het werk zetten • put someone to workhard aan het werk gaan • set to work at full tilt〈 figuurlijk〉 er is werk aan de winkel • there's work to be done, there's a lot to do/to be doneer is weinig werk in de bouw • work is slack in the building tradehoe gaat dat in z'n werk? • how is it done?werk in uitvoering • road workshoe is dat allemaal in zijn werk gegaan • how did it all come abouthet ging allemaal zo razendsnel in zijn werk • it was all such very quick workonder het werk mag er niet gerookt worden • smoking is forbidden at work/during working hourste werk stellen • employ, set to workheel behoedzaam te werk gaan • go very carefullyimpulsief te werk gaan, oneerlijk te werk gaan • act on impulse, act unfairlyieder ging op zijn eigen manier te werk • each took his/her own linezonder werk zitten • be out of work/unemployedniet op zijn werk komen • fail to turn up for work/dutywerk van iemand maken • play up to someonewerk van iets maken • do something about something; take action; 〈 sterker〉 put some work into something; 〈 klacht indienen〉 complain about somethingze wilden er geen werk van maken • they didn't want to take the matter in handalles in het werk stellen • make every effort to, strain every nerve (to), leave no stone unturneddat is geen werk • that's unfair -
8 afhouden
II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [verwijderd houden] keep off/out2 [aftrekken, inhouden] keep back♦voorbeelden:〈 sport〉 iemand (van de bal) afhouden • screen/shield the ballde ogen niet kunnen afhouden van iets • not be able to take/keep one's eyes off something -
9 draaien
4 [in een toestand brengen] turn5 [telefoonnummer kiezen] dial7 [afspelen] play♦voorbeelden:een sjekkie draaien • roll a cigarettehet gas hoger/lager draaien • turn the gas up/downeen deur op slot draaien • lock a dooreen plaat draaien • play a record1 [zich rond een middelpunt bewegen] turn (around) ⇒ revolve, rotate, 〈 planeten〉 orbit, 〈 om as〉 pivot, 〈 snel, tollend〉 spin, 〈 snel, tollend〉 gyrate, 〈 snel, tollend〉 whirl3 [draaiend komen of gaan] turn (one's way) into/out of4 [niet voor de waarheid uitkomen] be evasive5 [vertoond worden] be on/shown♦voorbeelden:een draaiende bal • a spinning ballin het rond draaien • turn/spin roundde aarde draait om de zon • the earth revolves/orbits around the sunzit niet zo te draaien! • stop fidgeting!met de ogen draaien • roll one's eyesde weg draaide scherp naar links • the road made a sharp turn to the leftde auto draait de hoek om • the car is turning the corner6 met winst/verlies draaien • work at a profit/lossde zaak draaiende houden • keep things goingeen programma laten draaien op de computer • run a program on the computerhet team draaide uitstekend • the team was functioning extremely well -
10 pas
pas1I 〈de〉2 [paspoort] passport3 [leger] pass4 [in gebergte] pass♦voorbeelden:1 een flinke/veerkrachtige pas • a brisk/buoyant stepgrote passen maken/nemen • strideiemand de pas afsnijden • cut/head someone offer (flink/stevig) de pas in houden • keep up a brisk pacede pas inhouden • check one's stepeen kreet deed mij de pas inhouden • a cry brought me up short/stopped me dead in my trackszijn pas versnellen • quicken one's stepin de pas lopen/blijven (met) • 〈 leger〉 be in step (with)/keep step (with); 〈 figuurlijk ook〉 be/stay in line (with)uit de pas raken/lopen • fall/be out of steptwee passen hier vandaan • just a few steps away2 een pas aanvragen/laten verlengen • apply for a passport, get one's passport extendedII 〈 het〉1 [gunstige gelegenheid] 〈zie voorbeelden 1〉2 [waterpas] level♦voorbeelden:bij/in iets te pas komen • enter into the matterjouw gedrag komt hier niet te pas • your conduct is unbecoming hereiemands naam te pas en te onpas noemen • bandy someone's name aboutgezien de sterke concurrentie, zal ik er wel niet aan te pas komen • the competition being so strong, I suppose I won't get a chancehet komt niet in zijn kraam te pas • it does not suit his purposehet kwam zo in het gesprek te pas • it just cropped up in the course of the conversationals het zo te pas komt, dan … • on occasion …, if required …het leger moest er aan te pas komen • the army had to step iner moest een sleepboot aan te pas komen om … • a tug had to be called in to …daar komt wat meer ervaring bij te pas • that requires a bit more experienceer komt meer bij te pas dan … • there's more to it than …goed te/van pas komen 〈 bijvoorbeeld geld〉 • come in handy/usefulvan pas • (just) in time, in the nick of timedat komt uitstekend van pas • that's just the thinghet komt nu niet erg van pas • it is inconvenient at the momentzijn cursus zelfverdediging kwam hem nu goed van pas • his self-defence classes stood him in good steadaltijd wel van pas komen • always come in handy¶ dat geeft geen pas • that is unbecoming/not donehet geeft geen pas voor een heer om … • it does not become a gentleman to …————————pas21 [juist zo groot als het zijn moet] fit2 [waterpas] level♦voorbeelden:II 〈 bijwoord〉2 [niet meer dan] only, just4 [in nog hogere mate] really♦voorbeelden:pas aangekomen gasten • new arrivalshij begint pas • he's just beginning, he's only just startedpas geplukt • freshly pickedeen pas getrouwd stel • a newly-wed couplepas geverfd • wet paintik heb pas nog een brief van haar gekregen • I received a letter from her only recentlyik werk hier nog maar pas • I'm new to the jobzo pas • only a minute ago, just nowhet is pas een jaar geleden • it's only/barely a year since it happenedhij is pas vijftig (jaar) • he's only fifty3 dan pas, nu pas • only then, only nowpas toen vertelde hij het mij • it was only then that he told mepas toen hij weg was, begreep ik … • it was only after he had left that I understood …, only after/not until he left did I understand …pas geleden/een paar dagen terug • only recently/only the other daydit is pas whisky • now this is what I call whisky!dat is pas leven! • this is the life!dat is pas hard werken! • now, that's what I call hard work! -
11 elkaar
1 each other, one another♦voorbeelden:elkaar helpen • help each otherzij lijken op elkaar • they look like/resemble one anothertwee touwen aan elkaar binden • tie two ropes togetherzij maakte het achter elkaar af • she finished it in one gohij heeft een uur achter elkaar gepraat • he went on talking for a whole hourachter elkaar staan • stand one behind the otherweken/uren achter elkaar • for weeks/hours on endvier keer achter elkaar • four times in a rowdrie boeken achter elkaar uitlezen • read three books one after the otherbij elkaar komen • meet, come togetherhij heeft ze niet allemaal bij elkaar • he's got a screw loosealles bij elkaar (genomen) • on the whole, all in allzij hebben 50 gulden bij elkaar kunnen leggen • they were able to raise 50 guilderszoveel geld heb ik nooit bij elkaar gezien • I've never seen so much money at oncemeer dan alle anderen bij elkaar • more than all the others put togetherwij blijven bij elkaar • we stick/keep togetherde kinderen lopen door elkaar • the children are running all over the placealles ligt door elkaar • everything is mixed up/confuseddoor elkaar raken • get mixed up/confusedhet verhaal zit goed/slecht in elkaar • the story is well/badly thought outzij werden het met elkaar eens • they came to an agreementze hadden met elkaar nog geen gulden • they didn't have a guilder between themze kwamen enkele minuten na elkaar binnen • they came in within a few minutes of each other/one anothernaast elkaar zitten/liggen/lopen • sit/lie/walk side by sidegetallen onder elkaar zetten • write/place figures in columnszij moeten dat onder elkaar maar uitmaken • they must sort that out amongst themselveswe zijn toch onder elkaar • after all we are by ourselveshet zijn vrienden onder elkaar • they are all friends (together)op elkaar liggen • lie one on top of the otherdingen tegen elkaar zetten/leggen/drukken • put/lay/press things togetherdie groep is uit elkaar gevallen • the group has split updie auto valt bijna (van ellende) uit elkaar • that car is falling apartze zijn uit elkaar gegroeid • they (have) drifted apart(personen of zaken) (goed) uit elkaar kunnen houden • be able to tell (people/things) apartuit elkaar gaan • 〈 gezelschap, commissie, jury〉 break up; 〈 vrienden, echtgenoten〉 split up/break up; 〈 menigte, betogers〉 disperseeen machine uit elkaar halen/nemen • strip down/dismantle a machinezij zijn familie van elkaar • they are relatedzij hebben veel van elkaar • they are very much alikehij heeft zijn zaakjes goed voor elkaar • he's got things fixediets niet voor elkaar kunnen krijgen • not manage (to do) somethinghet is voor elkaar • it has been taken care ofelkaar uit de weg gaan • avoid each other -
12 weg
weg1〈de〉4 [doortocht] way♦voorbeelden:de grote weg • the main road, the motorwayeen kortere weg nemen • take a short cutopenbare weg • public highway/roadop de rechte/goede/verkeerde weg zijn • be on the right/wrong trackeen weg aanleggen • build a roadde weg afsnijden voor (onderhandelingen) • shut the door on (negotiations)de weg effenen voor iemand • pave the way for someonezijn eigen weg gaan • go one's own wayde weg weten • know the wayiemand de weg wijzen • show someone the wayaan de weg naar Delft • on the road to Delftflink aan de weg timmeren • be busy creating a distinct profile for oneselfzich op weg begeven • set/start outop weg gaan • set off (on a trip), set out (for), godat is de kortste/zekerste weg • that is the quickest/surest waylangs deze onsympathieke weg • even though I don't like this meanszich van slinkse wegen bedienen, slinkse wegen gaan • use devious ways and meansnieuwe wegen openen voor de handel • open new channels for tradenog een lange weg voor zich hebben/te gaan hebben • have a long way to go4 iemand de weg afsnijden • cut someone off, block someone's wayzich een weg banen • work/edge one's way through; 〈 met meer kracht〉 force/fight one's way through; 〈 in de wereld〉 carve one's (own) way (in the world)met zijn tijd/geld geen weg weten • not know what to do with one's time/money(iemand) in de weg staan • stand in someone's/the wayiemand iets in de weg leggen • put something in someone's way(voor) iemand uit de weg gaan • keep/get out of someone's way, avoid someoneproblemen uit de weg ruimen • get rid of/eliminate problemsiemand uit de weg ruimen • eliminate someone, get rid of someoneeen misverstand uit de weg helpen • clear up a misunderstanding————————weg2〈 bijwoord〉1 [afwezig; niet te vinden] gone2 [verrukt] crazy3 [verwijderd] away♦voorbeelden:de sleutel/de pijn/haar geld is weg • the key/pain/money is goneweg wezen! • 〈 plaats buiten〉 (let's) get away from here!; 〈 plaats binnen〉 (let's) get out of here!weg met … • away/down with …het heeft er veel van weg dat hij het met opzet deed • it looks very much as if he did it on purpose -
13 verstand
1 [denkvermogen] (power of) reason ⇒ 〈 bevattingsvermogen〉 (powers of) comprehension, 〈 hersenen〉 brain(s), 〈 hersenen〉 wit(s)2 [vermogen om te oordelen] (powers of) judgment♦voorbeelden:een scherp verstand • a keen mindgebruik toch je verstand! • use your head!, have some sense!een goed verstand hebben • have a good head on one's shouldersdieren hebben geen verstand • animals have no reasonpraten naar men verstand heeft • talk according to one's lightshij heeft zijn verstand verloren • he has taken leave of his senseshet verstand ontwikkelen • develop the intellecthoe kan ik je dit aan je verstand peuteren! • how can I get this into your thick skull!zijn verstand verliezen • go out of one's mindzijn verstand erbij houden • keep a level headiemand iets aan het verstand brengen • drive something home to someonebij zijn (volle) verstand • in full possession of one's facultieshij is niet goed bij zijn verstand • he's out of his mindmet verstand aan het werk gaan • go to work intelligentlydat gaat mijn verstand te boven • that's beyond my comprehension2 verstand hebben van • know about, understand, be a good judge ofverstand genoeg hebben om dat te laten • have enough sense not to do thatdaar heb ik geen verstand van • I don't know the first thing about that¶ met dien verstande • on the understanding that, provided (that) -
14 horen
1 [met het gehoor waarnemen] hear♦voorbeelden:het is wel te horen dat je verkouden bent • you can hear that you've got a coldnu kun je het me vertellen, hij kan ons niet meer horen • you can tell me now, he is out of earshotzo mag ik het horen • that's what I like to hearzijn naam horen noemen • hear one's name mentionedik heb het alleen van horen zeggen • I only have it on hearsayik hoor het hem nog zeggen • I can still hear him saying itwij hoorden zingen/schreeuwen 〈enz.〉 • we heard singing/shouting 〈enz.〉zichzelf graag horen praten • like to hear oneself talkhij deed alsof hij het niet hoorde • he pretended not to hear (it)ik hoor je wel! • 〈 met betrekking tot schreeuwen〉 you don't need to shout!; 〈 met betrekking tot herhaling〉 I heard you the first timeik kon aan zijn stem horen dat hij zenuwachtig was • I could tell by his voice that he was nervousze kromp ineen bij het horen van zijn stem • she winced at the sound of his voice1 [geluiden kunnen waarnemen] hear2 [zijn plaats hebben] belong3 [gepast zijn] 〈zie voorbeelden 3〉4 [toebehoren] belong (to)♦voorbeelden:hij hoort slecht • he is hard of hearing〈 spreekwoord〉 wie niet horen wil, moet voelen • he who will not listen to advice must suffer for itwij horen hier niet • we don't belong herede kopjes horen hier • the cups go herebij elkaar horen • belong togetherhij hoort niet bij/tot de vlugsten • he's not one of the fastest3 dat hoor je te weten • you should/ought to know thatvoor wat hoort wat • you scratch my back and I'll scratch yoursze weet niet hoe het hoort • she doesn't know how to behaveje hoort niet te fluisteren in gezelschap • you shouldn't whisper in companydat hoort niet • it's not donedat hoort zo • that's how it should been zo hoort het ook • and that's how it should be tooze weten niet beter of het hoort zo • they don't know any betterdat is niet zoals het hoort • that's not good manners2 [in aanmerking nemen] listen (to)♦voorbeelden:laat eens iets van je horen • keep in touchlaat zijn vrouw het maar niet horen • don't let his wife (get to) know (about it)hij heeft niets van zich laten horen • he hasn't been in touchdat moet je dan nog jaren horen • you'll never hear the last/end of itik moet altijd horen dat ik vergeetachtig ben • I'm constantly being told that I'm forgetfulzij wil geen kwaad van hem horen • she won't hear a word said against himzij wil geen nee horen • she won't take no for an answerhij vertelde het aan iedereen die het maar horen wilde • he told it to anyone who would listenik wist niet wat ik hoorde • I could hardly believe my earstoevallig horen • overhearbij het horen van het nieuws • on hearing the newshij wilde er niets meer over horen • he didn't want to hear any more about itdaar heb ik nooit van gehoord • I've never heard of itdaarna hebben we niets meer van hem gehoord • that was the last we heard from himu hoort nog van ons • 〈 neutraal〉 you'll be hearing from us; 〈 als bedreiging〉 you've not heard the last of thisdaar hoor je nog meer van • you've not heard the last of thisik hoor niets dan goeds van hem • I've heard nothing but good of himnou hoor je het ook eens van een ander • so I'm not the only one who says sodat hoor ik voor het eerst • that's the first I've heard of itzo te horen gaat het goed met hem • it sounds like he's doing wellik hoor het nog wel • let me know (about it)moet je horen wie het zegt! • 〈 ironisch〉 look who's talking!moet je hem horen!, hoor hem! • (just) listen to him!als je hem hoort zou je denken dat • (from) the way he talks you'd think thathoor eens • listen, (I) say -
15 slag
I 〈de〉1 [klap] blow ⇒ 〈 vuistslag ook〉 punch 〈 voornamelijk met betrekking tot boksen〉, 〈 met zweep ook〉 lash2 [ramp, schok] blow4 [leger] battle6 [golvende beweging] wave8 [handigheid] knack9 [kaartspel] trick10 [damspel] take, capture♦voorbeelden:1 een harde slag • a hard/heavy blowiemand een (zware) slag toebrengen • deal someone a heavy blowzonder slag of stoot • 〈 figuurlijk〉 without a struggle/any resistance8 de slag van iets te pakken krijgen • get the knack/hang of something¶ met de Franse slag iets doen • do something in a slapdash manner, give something a lick and a promiseeen slag naar iets slaan • have a shot/stab at somethingeen goede slag slaan • make a good dealaan de slag gaan • get to work, get going/crackinger zit een slag in mijn wiel • my wheel is buckledeen slag om de arm houden • refuse to commit oneself, keep one's options openhij was op slag dood • he was killed instantlyII 〈 het〉♦voorbeelden:iemand van jouw slag • someone like you -
16 gang
gang1〈de〉7 [met betrekking tot spijzen] course8 [loop/tocht ergens heen] trip9 [in samenstellingen] 〈zie voorbeelden 9〉♦voorbeelden:4 ga je gang maar • 〈 begin maar〉 (just/do) go ahead; 〈 ga maar verder〉 (just/do) carry on; 〈 na jou〉 after youzijn eigen gang gaan • go one's own waykunnen we aan de gang gaan? • can we get started?de les was al aan de gang • the lesson had already got going/(got) startedeen motor aan de gang krijgen • get an engine goingzo kan ik wel aan de gang blijven! • at this rate I'm never going to get finished!de zaak aan de gang houden • keep the business goingeen gesprek weer op gang brengen • get a conversation going againiemand op gang helpen • help someone to get going, give someone a startwij betreuren deze gang van zaken • we regret this state of affairsde dagelijkse gang van zaken • the daily routineverantwoordelijk zijn voor de goede gang van zaken • be responsible for the smooth running of thingsde verdere gang van zaken afwachten • await further developmentshet feest is in volle gang • the party is in full swingalles gaat weer zijn gewone gang • everything's back to normalhet leven hernam zijn gewone gang • life resumed its normal course9 gehoorgang • auditory duct/canal————————gang2〈de〉 〈 Engels〉1 [groep] gang -
17 hard
3 [moeilijk te verduren, onbetwistbaar] hard6 [onaangenaam met betrekking tot zintuiglijke waarneming] harsh ⇒ 〈 met betrekking tot kleuren ook〉 garish♦voorbeelden:een hard ei • a hard(-boiled) egghet gaat er hard tegen hard • the gloves are offhard leer • stiff leather3 harde bewijzen • firm proof, hard evidenceharde cijfers • hard figuresharde gegevens/feiten • hard/concrete data/factseen harde politiek • a tough policyhet was een harde slag voor haar • it was a heavy/bitter blow for her't zijn harde tijden • these are hard/trying timeseen harde waarheid • a harsh/stern truthzo iets is wel hard/valt hard • that sort of thing is certainly hard/rough't valt me hard het oude huis te verlaten • it's hard for me/it's a great wrench to leave our old housemet een harde stem spreken • speak in a hard voiceeen harde strijd • a hard/tough fightharde wind • strong/stiff windeen harde les • a hard/tough lessonharde maatregelen • harsh measureseen hard oordeel/vonnis • a harsh judgement/severe sentencehard van aard zijn • be hard-heartedhij is hard voor zijn vrouw • he is hard on his wife6 harde klanken/lijnen • harsh sounds/linesharde trekken • harsh featureshard water • hard waterII 〈 bijwoord〉1 [op onzachte wijze, hevig; met inspanning] hard2 [luid] loudly4 [meedogenloos] hard, harshly♦voorbeelden:hard liggen/neerkomen • lie hard, come down hardeen band hard oppompen • pump a tire up hardhard studeren/werken • study/work hardhard vriezen • freeze hardhij ging er nogal hard tegenaan • he went at it rather hardom het hardst roepen • shout at the top of one's voicezijn rust hard nodig hebben • sorely/badly need one's/a restdit onderdeel is hard aan vervanging toe • this part is in urgent need of replacement/badly needs to be replaced2 niet zo hard praten! • keep your voice down!harder spreken! • speak up!zeg dat maar niet te hard • don't speak too soonde tv harder zetten • turn up the TV3 hard achteruitgaan • deteriorate rapidly/fasthard lopen/rijden • walk/drive fastte hard rijden • drive/ride too fast, speed -
18 luisteren
1 [horen om iets te vernemen] listen♦voorbeelden:luister eens • listen, sayals je goed luistert, hoor je het • if you listen carefully, you'll hear itzijn oor te luisteren leggen • keep one's ear to the groundnaar hem wordt toch niet geluisterd • nobody pays any attention to/listens to him anyway4 het schip luistert naar het roer • the ship responds/answers to the helmnaar de stem van zijn hart luisteren • listen to/follow one's heart -
19 markt
♦voorbeelden:1 een dalende/stijgende markt • a bear/bull market'n krappe markt • a small marketop de vrije/open(bare) markt • on the open marketde markt bederven • ruin trade/the marketde markt bewerken • work upon/manipulate the marketer is geen markt meer voor dat product • there is no market for that product any morede markt overstromen/overspoelen met • flood/swamp the market witheen boek van de markt houden • keep a book out of circulationvan de markt verdringen • push out of/push off the marketeen markt zoeken voor een nieuw product • seek a market/an outlet for a new productnaar de markt gaan • go to marketop de markt brengen • put/place/bring on the market, marketop de markt kopen • buy at the marketop de markt staan • be at the market/in the marketplaceop de markt gooien • throw/dump on the market -
20 vooruit
vooruit1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 hiermee kan ik weer een tijdje vooruit • this will keep me going/will do (me) for a while2 dat had je vooruit kunnen weten • you could have foreseen (that), you might have known/guessed (that)zijn tijd vooruit zijn • be ahead of one's timever vooruit • well in advance————————vooruit2♦voorbeelden:1 vooruit! aan je werk • O.K./all right, time for workvooruit, zeg op • out with it
См. также в других словарях:
earn one's keep — work in return for food and accommodations ■ be worth the time, money, or effort spent on one … Useful english dictionary
work — ► NOUN 1) activity involving mental or physical effort done in order to achieve a result. 2) such activity as a means of earning income. 3) a task or tasks to be undertaken. 4) a thing or things done or made; the result of an action. 5) (works)… … English terms dictionary
Work — (w[^u]rk), v. t. 1. To labor or operate upon; to give exertion and effort to; to prepare for use, or to utilize, by labor. [1913 Webster] He could have told them of two or three gold mines, and a silver mine, and given the reason why they forbare … The Collaborative International Dictionary of English
one — [ wʌn ] function word *** One can be used in the following ways: as a number: We have only one child. How much does one pound of apples cost? as a determiner: He grew roses on one side of his garden, and vegetables on the other. We ll meet again… … Usage of the words and phrases in modern English
keep — keepable, adj. keepability, n. /keep/, v., kept, keeping, n. v.t. 1. to hold or retain in one s possession; hold as one s own: If you like it, keep it. Keep the change. 2. to hold or have the use of for a period of time: You can keep it for the… … Universalium
keep — [c]/kip / (say keep) verb (kept, keeping) –verb (t) 1. to maintain in one s action or conduct: to keep watch; to keep step; to keep silence. 2. to cause to continue in some place, position, state, course, or action specified: to keep a light… …
work — /wɜk / (say werk) noun 1. exertion directed to produce or accomplish something; labour; toil. 2. that on which exertion or labour is expended; something to be made or done; a task or undertaking. 3. productive or operative activity. 4. manner or… …
work — I (New American Roget s College Thesaurus) n. job, occupation, calling, trade, profession; task, stint, employment; drudgery, toil, moil, grind, routine; function; craftsmanship, workmanship; arts and crafts, craft, handicraft; opus, production,… … English dictionary for students
work — n 1. labor, toil, exertion, effort, endeavor, exercise; travail, drudgery, slavery, sweat, moil, grind; handwork, spadework, legwork; industry, diligence, trouble, pains; stress, strain, Inf. elbow grease; discipline, drill, workout, exercising,… … A Note on the Style of the synonym finder
keep — I n. maintenance to earn one s keep II v. 1) (D; tr.) ( to have ) to keep about (esp. BE), around (do you keep a screwdriver around the house?) 2) (d; intr.) to keep after ( to keep persuading ) (keep after the children; they are still too… … Combinatory dictionary
work — /werrk/, n., adj., v., worked or (Archaic except for 35, 37, 40) wrought; working. n. 1. exertion or effort directed to produce or accomplish something; labor; toil. 2. something on which exertion or labor is expended; a task or undertaking: The… … Universalium