-
1 slagbreedte
• stroke -
2 slagafstelling
• stroke adjustment -
3 slagbegrenzing
• stroke limitation -
4 slagverstelling
• stroke adjustment -
5 slagvolume
• stroke volume• swept volume -
6 slag
I 〈de〉1 [klap] blow ⇒ 〈 vuistslag ook〉 punch 〈 voornamelijk met betrekking tot boksen〉, 〈 met zweep ook〉 lash2 [ramp, schok] blow4 [leger] battle6 [golvende beweging] wave8 [handigheid] knack9 [kaartspel] trick10 [damspel] take, capture♦voorbeelden:1 een harde slag • a hard/heavy blowiemand een (zware) slag toebrengen • deal someone a heavy blowzonder slag of stoot • 〈 figuurlijk〉 without a struggle/any resistance8 de slag van iets te pakken krijgen • get the knack/hang of something¶ met de Franse slag iets doen • do something in a slapdash manner, give something a lick and a promiseeen slag naar iets slaan • have a shot/stab at somethingeen goede slag slaan • make a good dealaan de slag gaan • get to work, get going/crackinger zit een slag in mijn wiel • my wheel is buckledeen slag om de arm houden • refuse to commit oneself, keep one's options openhij was op slag dood • he was killed instantlyII 〈 het〉♦voorbeelden:iemand van jouw slag • someone like you -
7 persslag
• compression stroke• delivery stroke• press stroke -
8 aaien
v. caress, stroke, stroke lovingly -
9 beroerteachtig
adj. apoplectic, pertaining to apoplexy (sudden physical attack, stroke)--------adv. apoplectically, as one suffering from apoplexy (sudden physical attack, stroke) -
10 borstslag
n. breast stroke, type of swimming stroke in which both arms are paddled at the same time -
11 niet-en bewerking
• nand operation• non-conjunction• not both operation• not-and operation• sheffer stroke operation• stroke operation -
12 teruggaande slag
• back stroke• return stroke -
13 werkslag
• power stroke• working stroke -
14 attaque
-
15 beroerte
1 stroke♦voorbeelden:¶ ze kreeg bijna een beroerte toen ze hem zag • she nearly had/threw a fit when she saw himzich een (rol)beroerte lachen • laugh oneself silly, fall about laughingzich een beroerte schrikken • nearly have a heart attack -
16 haal
3 [trek met een schrijfpen] stroke♦voorbeelden:hij deed een flinke haal aan zijn pijp • he drew deeply on his pipeaan de haal gaan met • run off with -
17 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
18 klokslag
1 [het slaan] striking of the clock2 [keer] stroke of the clock♦voorbeelden:1 klokslag vier uur • on/at the stroke of four -
19 pennenstreek
♦voorbeelden: -
20 streek
3 [omgeving van een orgaan] region♦voorbeelden:(gemene) streken uithalen • play (dirty/nasty) tricks (on)vol streken zitten • be full of tricks4 zij heeft een fraaie streek • her bowing is beautiful, she bows beautifullyiets met één streek tekenen • draw something in one stroke/dash¶ 〈 figuurlijk〉 van streek zijn • 〈 niet in zijn normale doen〉 be out of sorts; 〈 nerveus〉 be upset/in a dither; 〈 van maag〉 be upset/out of order
См. также в других словарях:
Stroke — Stroke, n. [OE. strok, strook, strak, fr. striken. See {Strike}, v. t.] 1. The act of striking; a blow; a hit; a knock; esp., a violent or hostile attack made with the arm or hand, or with an instrument or weapon. [1913 Webster] His hand fetcheth … The Collaborative International Dictionary of English
stroke — ► NOUN 1) an act of hitting. 2) Golf an act of hitting the ball with a club, as a unit of scoring. 3) a sound made by a striking clock. 4) an act of stroking with the hand. 5) a mark made by drawing a pen, pencil, or paintbrush once across paper… … English terms dictionary
stroke — [strōk] n. [ME, akin to Ger streich, a stroke, OE strican: see STRIKE] 1. a striking of one thing against another; blow or impact of an ax, whip, etc. 2. a) a sudden action resulting in a powerful or destructive effect, as if from a blow [a… … English World dictionary
Stroke — Stroke, v. t. [imp. & p. p. {Strokeed}; p. pr. & vb. n. {Strokeing}.] [OE. stroken, straken, AS. str[=a]cian, fr. str[=i]can to go over, pass. See {Strike}, v. t., and cf. {Straggle}.] 1. To strike. [Obs.] [1913 Webster] Ye mote with the plat… … The Collaborative International Dictionary of English
stroke — s.n. (Canotaj) Numărul de lovituri de vâslă pe minut; ritmul canotorului. [pron. strouc, scris şi stroc, pl. kuri. / < engl. stroke]. Trimis de LauraGellner, 13.09.2007. Sursa: DN STROKE STROC/ s. n. (canotaj) numărul de lovituri de vâslă pe … Dicționar Român
stroke — [n1] accomplishment achievement, blow*, feat, flourish, hit*, move, movement; concept 706 Ant. failure, loss stroke [n2] seizure apoplexy, attack, collapse, convulsion, fit, shock; concepts 33,308 stroke [v] … New thesaurus
Stroke — Stroke, obs. imp. of {Strike}. Struck. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Stroke 9 — est un groupe de rock alternatif créé en 1989 à San Francisco. Sommaire 1 Histoire du groupe 2 Membres 3 Discographie 4 Charts … Wikipédia en Français
stroke — index calamity, expedient, maneuver (tactic), operation Burton s Legal Thesaurus. William C. Burton. 2006 … Law dictionary
Stroke — For other uses, see Stroke (disambiguation). Stroke Classification and external resources CT scan slice of the brain showing a right hemispheric ischemic stroke (left side of image). ICD 10 … Wikipedia
stroke — stroke1 S3 [strəuk US strouk] n ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(illness)¦ 2¦(swimming/rowing)¦ 3¦(sport)¦ 4¦(pen/brush)¦ 5 at a/one stroke 6 on the stroke of seven/nine etc 7 stroke of luck/fortune 8 stroke of genius/inspiration etc 9¦(hit) … Dictionary of contemporary English