-
1 conduire
conduire [kõdŵier]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 brengen ⇒ (ge)leiden, begeleiden♦voorbeelden:conduire qn. au désespoir • iemand tot wanhoop brengen♦voorbeelden:1. v1) (auto)rijden2) brengen, begeleiden3) besturen [auto]4) hoeden [kudde]5) mennen [paard]6) geleiden [elektriciteit, warmte]8) leiden, besturen [land, zaak]9) dirigeren2. se conduirev -
2 amener
amener [aamnee]1 (mee)brengen ⇒ (aan-, toe)voeren, meenemen2 ten gevolge hebben ⇒ met zich brengen, teweegbrengen, meebrengen♦voorbeelden:qu'est-ce qui vous amène ici?, quel bon vent vous amène? • wat voert u hierheen?→ mandat♦voorbeelden:1. v1) meebrengen, meenemen2) [iemand] ergens toe brengen4) ophalen [visnet]5) strijken [vlag]2. s'amenerv -
3 porter
porter [portee]♦voorbeelden:porter sur le public • aanslaan bij het publiekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dragen ⇒ meevoeren, bij zich hebben, aan, op hebben, drachtig zijn2 brengen (naar) ⇒ (ver)voeren (naar), leggen (op), wenden (naar), drijven (tot)5 bevatten ⇒ hebben, vertonen, bezitten7 vermelden ⇒ doorgeven, inschrijven, noteren♦voorbeelden:porter le deuil • in de rouw zijnmes jambes ne me portent plus • ik kan niet meer op mijn benen staanporter le poids de • de last torsen vanelle porte bien cette toilette • dit toiletje staat haar heel goedporter qn. en triomphe • iemand in triomf op de schouders dragenporter à la poste • postenporter qc. à sa perfection • iets tot in de puntjes verzorgenporter devant le tribunal • voor het gerecht brengenporter en terre • ten grave dragenporter son regard sur • zijn blik laten gaan overporter la conversation sur • het gesprek brengen opporter ses efforts sur • zich helemaal inzetten voorporter son regard vers • zijn blik richten oplivre portant le titre • boek met als titelporter les traces, les marques de • sporen vertonen vanêtre porté à croire que • alle reden hebben om te geloven dattout porte à croire que • alles wijst erop datporter au compte profits et pertes • op de winst-en-verliesrekening boekenporter sur un registre • inschrijven, boeken2 het … maken 〈 gezondheid〉5 zich laten verleiden (tot) ⇒ gaan (tot), komen (tot), zover komen dat♦voorbeelden:3 se porter candidat à • zich kandidaat stellen voor, solliciteren naarse porter garant de • borg staan voorse porter en tête (de) • vooropgaan, vooraan gaan rijdenles regards se portent sur • de blikken richten zich oples soupçons se portent sur lui • de verdenking valt op hem5 se porter aux dernières extrémités • ontzettend kwaad, handtastelijk worden————————v1) steunen (op)6) dragen8) veroorzaken9) tonen10) vertonen, bezitten11) aanzetten (tot)12) vermelden, inschrijven -
4 compromettre
compromettre [kõprommetr]1 in gevaar brengen ⇒ schaden, op het spel zetten2 compromitteren ⇒ in opspraak brengen, de goede naam aantasten van2 zich(zelf) compromitteren ⇒ zijn goede naam, zijn eer op het spel zetten♦voorbeelden:1. v 2. se compromettrev -
5 couler
couler [koelee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:couler un pas de danse • een danspas glijdend uitvoerencouler un regard vers qn. • een zijdelingse blik op iemand werpencouler la lessive • de was koken1 glijden ⇒ (binnen)sluipen, indringen♦voorbeelden:¶ se la couler douce • een plezierig leven, zorgeloos bestaan hebben, het ervan nemen1. v1) stromen, vloeien3) lekken, lopen [neus, kaas]4) druipen [kaars]5) zinken [schip]6) verdrinken7) (over)gieten8) storten [cement, beton]10) leiden [leven]11) doorbrengen [tijd]12) kelderen, in de grond boren2. se coulerv -
6 déclasser
déclasser [deeklaasee]1 degraderen ⇒ aan lagerwal brengen, maatschappelijk achteruit doen gaan3 in de war brengen ⇒ door elkaar brengen, verplaatsen♦voorbeelden:v1) degraderen, in een lagere klasse plaatsen2) in de war brengen, overhoophalen -
7 dérouter
-
8 égarer
égarer [eegaaree]1 doen (ver)dwalen ⇒ de verkeerde weg wijzen, op een dwaalspoor brengen3 misleiden ⇒ van het rechte pad brengen, in verwarring brengen3 zoek raken ⇒ wegraken, verloren gaan1. v1) op een dwaalspoor brengen, misleiden2) zoekmaken, kwijtraken2. s'égarerv1) verdwalen3) zoek raken -
9 embarrasser
embarrasser [ãbaaraasee]2 hinderen ⇒ belemmeren, in de weg staan♦voorbeelden:2 verward raken ⇒ zich verstrikken (in), in de war raken♦voorbeelden:1. v2) hinderen, belemmeren2. s'embarrasserv3) meesjouwen, meenemen -
10 réduire
réduire [reedŵier]3 onderwerpen ⇒ vernietigen, tot overgave dwingen4 terugbrengen ⇒ omzetten, herleiden♦voorbeelden:réduire au silence • tot zwijgen brengenréduire en esclavage, en servitude • tot slavernij, tot onderwerping brengenréduire en miettes • verkruimelen, vermorzelenréduire en poudre • verwoesten, fijnwrijven1 zich beperken (tot) ⇒ zich bepalen (tot), neerkomen (op)v1) verminderen, reduceren3) onderwerpen4) terugbrengen, herleiden6) indikken7) zetten [been]8) verkleinen -
11 désorienter
désorienter [deezorjãtee]〈 werkwoord〉2 van zijn stuk brengen ⇒ van de wijs brengen, in de war brengen -
12 mise
mise [miez]〈v.〉1 〈wordt in 't Nederlands weergegeven op een manier die een handeling aangeeft die betrekking heeft op het erop volgende zelfstandig naamwoord en wordt meestal vertaald door ‘het + onbepaalde wijs’ of door ‘-ing’, bijv. het pensioneren of pensionering〉♦voorbeelden:mise à l'eau • tewaterlatingmise à exécution • uitvoeringmise à jour • (het) bijwerken〈 elektriciteit〉 mise à la masse • (het) aarden, aardingmise à prix • 〈 bij veiling〉 inzet; 〈 ook〉 geldelijke beloning uitgeloofd voor het vinden van een schuldigemise à la retraite • pensioneringmise à sac • plunderingmise au pas • (het) tot de orde roepenavoir une mise au point • de zaak met elkaar uitsprekenmise aux enchères • (het) veilen, veilingmise en accusation • (het) in staat van beschuldiging stellenmise en bouteilles • (het) bottelenmise en demeure • ingebrekestellingmise en état • (het) herstellenmise en garde • waarschuwingmise en liberté • invrijheidstellingmise en ondes • radiobewerking〈 boekwezen〉 mise en pages • opmaak, lay-outmise en place • 〈 van machine, toestel, inrichting〉plaatsing, opstelling, (het) aanbrengen; 〈 van politie, militairen〉 opstelling; 〈 van commissie〉 aanstellingfaire une mise en plis • watergolvenmise en pratique • (het) in praktijk brengenmise en route • (het) starten, (het) op gang brengenmise en scène • regie, ensceneringmise en sécurité, en sûreté • (het) in veiligheid brengenmise en service • (het) in dienst stellenmise en vente • (het) in de handel brengenmise en vigueur • (het) van kracht wordenmise hors combat • (het) uitschakelenmise hors service • (het) buiten dienst stellensauver la mise à qn. • iemand uit de brand helpenêtre de mise • van toepassing zijnne pas être de mise • niet gepast zijn———————— -
13 appliquer
appliquer [aapliekee]1 aanbrengen ⇒ opleggen, neerzetten2 toepassen ⇒ in praktijk brengen, gebruiken♦voorbeelden:appliquer une échelle contre un mur • een ladder tegen een muur zettenappliquer un traitement à • een behandelwijze toepassen bijappliquer une peine à qn. • iemand een straf opleggen♦voorbeelden:1 s'appliquer à faire qc. • zich (geheel) richten (op), zich wijden (aan)1. v1) aanbrengen, neerzetten2) toepassen, in praktijk brengen2. s'appliquer (à)v -
14 arranger
arranger [aarãzĵee]♦voorbeelden:arranger une entrevue • een onderhoud regelenarranger commodément sa vie • zijn leven gemakkelijk inrichten♦voorbeelden:1 s'arranger pour • het zo aanleggen dat, er voor zorgen dat1. v1) rangschikken, in orde brengen2) arrangeren, bewerken3) organiseren4) mishandelen5) repareren2. s'arrangerv1) zich redden, een oplossing vinden -
15 avancer
avancer [aavãsee]1 vooruitgaan ⇒ oprukken, opschieten♦voorbeelden:avancez vers moi • komt u dichterbijavancer dans son travail • opschieten met zijn werkII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 naar voren schuiven, brengen ⇒ (voor)uitsteken, uitstrekken2 naar voren brengen ⇒ beweren, opperen♦voorbeelden:4 à quoi cela vous avancera-t-il? • wat schiet je daar mee op?♦voorbeelden:¶ s'avancer trop • te ver gaan, te grote risico's nemen, te veel beloven1. v1) vooruitgaan, oprukken5) voortschrijden [tijd]6) voorlopen [uurwerk]8) opperen9) vervroegen10) voorzetten [uurwerk]11) opschieten (met), vooruitkomen12) voorschieten [geld]2. s'avancerv1) naar voren komen, naderen2) voortgaan3) vorderen [tijd] -
16 bouleverser
bouleverser [boelversee]〈 werkwoord〉1 omvergooien ⇒ overhoophalen, ondersteboven keren2 ingrijpend wijzigen ⇒ omgooien, in de war sturen3 van streek brengen ⇒ in hevige beroering brengen, diep treffen♦voorbeelden:visage bouleversé • ontsteld gezichtêtre bouleversé • van streek zijnv1) omvergooien, overhoophalen, in de war sturen -
17 déconcerter
déconcerter [deekõsertee]〈 werkwoord〉1 in de war, van de wijs, van streek brengen ⇒ onthutsen, verbijsterenv1) in de war brengen, van streek brengen2) verbijsteren3) verijdelen -
18 ébranler
ébranler [eebrãlee]1 〈 ook figuurlijk〉 doen schudden op zijn grondvesten ⇒ doen wankelen, onzeker maken, aan het twijfelen brengen♦voorbeelden:1 ébranler qn. à force d'arguments • iemand met een veelheid van argumenten aan het twijfelen brengen1 in beweging komen ⇒ in beweging gebracht worden, zich in beweging zetten1. v1) doen schudden, doen wankelen2) ondermijnen [gezondheid]4) schokken2. s'ébranlerv -
19 entrer
entrer [ãtree]2 deelnemen (aan) ⇒ meedoen (aan), lid worden (van)♦voorbeelden:1 on ne peut lui faire entrer cela dans la tête • men kan hem dat maar niet aan zijn verstand brengenje ne fais qu'entrer et sortir • ik kom maar even langsil est entré à cette école • hij is toegelaten tot deze schoolça n'entre pas dans la boîte • dat past niet in de doosle doute est entré dans son esprit • hij, zij is gaan twijfelenentrer dans une profession • een beroep kiezenfaire entrer une clef dans la serrure • een sleutel in het slot stekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) binnengaan5) intikken, invoeren [computer] -
20 incliner
incliner [ẽklienee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:v1) neigen (tot)2) scheef staan, buigen3) schuin houden, buigen
См. также в других словарях:
brengen — tyari … Woordenlijst Sranan
brangjan — *brangjan germ., schwach. Verb: nhd. bringen; ne. bring; Rekontruktionsbasis: ae., as., ahd.; Etymologie: idg. *bʰrenk , Verb, bringen, Pokorny 168; … Germanisches Wörterbuch
Vieil anglais — « Anglo saxon (langue) » redirige ici. Pour les autres significations, voir Anglo saxon. Vieil anglais, anglo saxon Englisc Période VIIe au XIIe siècle Langues filles … Wikipédia en Français
Bauer (der) — 1. Armer Bauern Kälber und reicher Herren Töchter werden nicht alt. – Kirchhofer, 347. 2. Auch der Bauer isst nicht ungesalzen. Was ihm indess von seinem Schulzen, Landrath oder Pfarrer vorgepredigt wird, ist in der Regel nicht mit attischem… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Herz — 1. Ae frühlich Hatz, en fresche Moth magd Scha (Schaden) wier jod, hölpt ouch noch witt enn schlête Zitt. (Aachen.) – Firmenich, III, 232. 2. Auf einem traurigen Herzen steht kein fröhlicher Kopf. – Heuseler, 83. Dän.: Et sorrigfuld hierte er… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mann — 1. A blind man may perchance hit the mark. – Tauben und Hühner Zeitung (Berlin 1862), Nr. 6, S. 46. 2. A Mann a Wort oder a Hundsfott. (Ulm.) 3. A Mann wie a Maus ün a Weib wie a Haus is noch nit gleich. (Jüd. deutsch. Warschau.) Will sagen, dass … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Bring — Bring, v. t. [imp. & p. p. {Brought}; p. pr. & vb. n. {Bringing}.] [OE. bringen, AS. bringan; akin to OS. brengian, D. brengen, Fries. brenga, OHG. bringan, G. bringen, Goth. briggan.] 1. To convey to the place where the speaker is or is to be;… … The Collaborative International Dictionary of English
Bringing — Bring Bring, v. t. [imp. & p. p. {Brought}; p. pr. & vb. n. {Bringing}.] [OE. bringen, AS. bringan; akin to OS. brengian, D. brengen, Fries. brenga, OHG. bringan, G. bringen, Goth. briggan.] 1. To convey to the place where the speaker is or is to … The Collaborative International Dictionary of English
Brought — Bring Bring, v. t. [imp. & p. p. {Brought}; p. pr. & vb. n. {Bringing}.] [OE. bringen, AS. bringan; akin to OS. brengian, D. brengen, Fries. brenga, OHG. bringan, G. bringen, Goth. briggan.] 1. To convey to the place where the speaker is or is to … The Collaborative International Dictionary of English
To be brought to bed — Bring Bring, v. t. [imp. & p. p. {Brought}; p. pr. & vb. n. {Bringing}.] [OE. bringen, AS. bringan; akin to OS. brengian, D. brengen, Fries. brenga, OHG. bringan, G. bringen, Goth. briggan.] 1. To convey to the place where the speaker is or is to … The Collaborative International Dictionary of English
To bring a sail to — Bring Bring, v. t. [imp. & p. p. {Brought}; p. pr. & vb. n. {Bringing}.] [OE. bringen, AS. bringan; akin to OS. brengian, D. brengen, Fries. brenga, OHG. bringan, G. bringen, Goth. briggan.] 1. To convey to the place where the speaker is or is to … The Collaborative International Dictionary of English