-
1 avancer
avancer [aavãsee]1 vooruitgaan ⇒ oprukken, opschieten♦voorbeelden:avancez vers moi • komt u dichterbijavancer dans son travail • opschieten met zijn werkII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 naar voren schuiven, brengen ⇒ (voor)uitsteken, uitstrekken2 naar voren brengen ⇒ beweren, opperen♦voorbeelden:4 à quoi cela vous avancera-t-il? • wat schiet je daar mee op?♦voorbeelden:¶ s'avancer trop • te ver gaan, te grote risico's nemen, te veel beloven1. v1) vooruitgaan, oprukken5) voortschrijden [tijd]6) voorlopen [uurwerk]8) opperen9) vervroegen10) voorzetten [uurwerk]11) opschieten (met), vooruitkomen12) voorschieten [geld]2. s'avancerv1) naar voren komen, naderen2) voortgaan3) vorderen [tijd] -
2 centrer
centrer [sãtree]〈 werkwoord〉2 richten (op) ⇒ (con)centreren, doen draaien om♦voorbeelden:v2) richten (op)3) voorzetten, naar het middenveld schoppen [sport] -
3 centre
centre [sãtr]〈m.〉1 centrum ⇒ midden, middelpunt♦voorbeelden:1 centre d'accueil • opvangcentrum, crisiscentrumcentre d'accueil pour demandeurs d'asile • asielzoekerscentrum, grenshospitiumcentre d'accueil pour femmes battues, centre de femmes battues • blijf-van-mijn-lijfhuiscentre des affaires • zakenwijkcentre d'apprentissage • vormingscentrumcentre d'attraction, de gravitation • aantrekkingspuntcentre de gravité • zwaartepuntcentre d'intérêt • aandachtsveld, themavoilà ses seuls centres d'intérêt • dat zijn zijn, haar enige interessescentre de montage • montagehalcentre commercial • winkelcentrumcentre dramatique • toneelgezelschaples grands centres • de grote stedencentres ouvriers • arbeiderswijkencentre universitaire • universiteitswijkcentre urbain • stedelijk centrum, stedelijke agglomeratieau centre • in het midden, centrumêtre au centre de l'intérêt • in het middelpunt van de belangstelling staanen plein centre • midden in het centrumm1) centrum, middelpunt2) brandpunt3) midvoor [sport] -
4 servir
servir [servier]2 dienen ⇒ van dienst, van nut zijn, gebruikt worden♦voorbeelden:servir d' interprète à qn. • voor iemand als tolk optredenservir de combustible • als brandstof dienen, fungerenservir de guide à qn. • iemands gids zijnservir de leçon à qn. • voor iemand een les zijnservir de prétexte à qn. • door iemand als voorwendsel gebruikt worden2 cela ne sert à rien • dat dient nergens toe, daar hebben we niets aan〈 onpersoonlijk〉 à quoi (cela) sert (-il) de 〈+ onbepaalde wijs〉 • waartoe dient het te, wat heeft het voor zin omservir à qc. • tot, voor iets dienen; (aan) iets ten goede komenservir à qn. • iemand ten goede komen, te pas komencela peut encore servir • dat kan nog dienst doen→ pointII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 in dienst zijn van ⇒ dienen, zich in dienst stellen van, helpen3 bedienen4 serveren ⇒ inschenken, opscheppen5 opdienen ⇒ opbrengen, voordienen, voorschotelen6 geven ⇒ uitbetalen, leveren♦voorbeelden:en fait de pluie, nous avons été (bien) servis cet été • wat regen betreft hebben we van de zomer onze portie wel gehad4 qu'est-ce que je vous sers? • wat mag ik u aanbieden?, wat mag ik voor u inschenken?servir chaud • warm opdienenservir à déjeuner à qn. • iemand een ontbijt, lunch voorzetten♦voorbeelden:v1) (be)dienen2) serveren, opslaan [sport]3) helpen4) te pas komen5) serveren, opscheppen6) geven, leveren -
5 faire un centre
faire un centre -
6 resservir
resservir [rəservier]1 weer dienst doen ⇒ weer dienen, weer van nut zijnII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
7 servir à déjeuner à qn.
servir à déjeuner à qn.iemand een ontbijt, lunch voorzetten
См. также в других словарях:
Coen Moulijn — im November 2007 Coenraadt Moulijn (* 15. Februar 1937 in Rotterdam; † 4. Januar 2011 ebenda) war ein niederländischer Fußballspieler, der mit dem Verein Feijenoord aus seiner Heimatstadt Rotterdam den Weltpokal, den Europapokal der Land … Deutsch Wikipedia