-
1 raffiner
raffiner [raafienee]1 tot het uiterste gaan ⇒ haarkloven, overdreven kieskeurig zijn♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉v2) raffineren, zuiveren3) verfijnen -
2 couler
couler [koelee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:couler un pas de danse • een danspas glijdend uitvoerencouler un regard vers qn. • een zijdelingse blik op iemand werpencouler la lessive • de was koken1 glijden ⇒ (binnen)sluipen, indringen♦voorbeelden:¶ se la couler douce • een plezierig leven, zorgeloos bestaan hebben, het ervan nemen1. v1) stromen, vloeien3) lekken, lopen [neus, kaas]4) druipen [kaars]5) zinken [schip]6) verdrinken7) (over)gieten8) storten [cement, beton]10) leiden [leven]11) doorbrengen [tijd]12) kelderen, in de grond boren2. se coulerv -
3 traiter
traiter [trettee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉5 behandelen ⇒ uiteenzetten, bespreken♦voorbeelden:→ nomv3) bejegenen5) onthalen6) bespreken7) bewerken8) verwerken9) bespuiten [groenten] -
4 épurer
épurer [eepuuree]1 zuiveren ⇒ reinigen, filtreren, raffineren2 vervolmaken ⇒ verbeteren, verfijnen♦voorbeelden:2 verfijnd(er) worden ⇒ beschaafd(er) worden, verbeteren -
5 traiter du pétrole
traiter du pétrole
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский