-
1 diminuer
diminuer [diemienuu.ee]1 verminderen ⇒ afnemen, kleiner worden♦voorbeelden:diminuer de hauteur • minder hoog wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verminderen ⇒ verlagen, beperken2 kleineren ⇒ vernederen, in zijn rechten beknotten♦voorbeelden:v1) verminderen, afnemen2) verlagen, beperken3) kleineren -
2 user
user [uuzee]1 (iets) gebruiken ⇒ aanwenden, zich bedienen (van), gebruik maken (van)♦voorbeelden:1 user d' un droit • een recht uitoefenen, doen geldenuser de menaces • bedreigingen uiten, dreigenusez, n'abusez pas • doe alles met mateII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 verslijten ⇒ af-, uitslijten, uitslijpen3 verzwakken ⇒ ondermijnen, verminderen♦voorbeelden:2 user une pointe • een scherpe punt afstompen, stomp makenusé par l'âge • oud en versletenuser sa vue, ses yeux • zijn ogen bederven2 verminderen ⇒ afnemen, verzwakken♦voorbeelden:1. v1) gebruiken, aanwenden2) verbruiken3) verslijten4) verzwakken5) uitputten6) slijten, doorbrengen2. s'userv1) verslijten2) verminderen, verzwakken -
3 atténuer
atténuer [aateenuu.ee]1 verzachten ⇒ verzwakken, verminderen♦voorbeelden:1 atténuer la douleur • de pijn verlichten, kalmerenatténuer la violence de ses propos • de scherpte van zijn woorden afzwakken1 verzacht worden ⇒ zwakker, minder worden1. v1) verzachten, verzwakken2) verminderen, afzwakken2. s'atténuervzwakker/minder worden -
4 baisser
baisser [beesee]1 dalen ⇒ zakken, verminderen, afnemen♦voorbeelden:les jours baissent • de dagen worden korterla mer baisse • het wordt eble vin a baissé • de wijn is goedkoper gewordenbaisser de 10% • dalen met 10%II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 neerlaten ⇒ naar beneden laten, laten zakken♦voorbeelden:baisser la tête • het hoofd buigenbaisser la vitre • het raampje naar beneden draaienbaisser les yeux • de ogen neerslaanfaire baisser les yeux à qn. • iemand beschaamd doen staan→ ton♦voorbeelden:1. v1) dalen, verminderen2) laten zakken3) verlagen4) zachter afstellen [radio]2. se baisserv -
5 calmer
calmer [kaalmee]1 kalmeren ⇒ tot rust brengen, (doen) bedaren, geruststellen♦voorbeelden:calmer ses passions • zijn hartstochten intomencalmer une querelle • een ruzie sussencalmer les soupçons de qn. • iemands achterdocht wegnemenje vais te calmer! • ik zal je mores leren!1 kalmeren ⇒ bedaren, tot rust komen, rustig(er) worden2 afnemen ⇒ verminderen, minder worden, luwen♦voorbeelden:1 calme-toi! • rustig maar!1. v1) kalmeren, geruststellen2) stillen, verlichten [pijn, honger]2. se calmerv1) bedaren, rustig worden2) afnemen, verminderen -
6 commuer
-
7 décroître
décroître [deekrwaatr]〈 werkwoord〉1 verminderen ⇒ dalen, afnemenv1) verminderen, afnemen2) dalen [waterstand] -
8 déprécier
déprécier [deepreesjee]1 geringschatten ⇒ onderschatten, kleineren, afkammen2 in waarde doen verminderen ⇒ in prijs verlagen, afprijzen2 zich geringschattend over zichzelf, elkaar uitlaten1. v1) kleineren, onderschatten2) afprijzen2. se déprécierv1) zich geringschattend over zichzelf/elkaar uitlaten -
9 éteindre
éteindre [eetẽdr]3 verzwakken ⇒ doen verbleken, dof maken♦voorbeelden:2 stoppen ⇒ ophouden, verstommenv1) uitdoven, blussen2) uitdoen, afzetten3) verzwakken, dof maken4) verminderen5) tenietdoen6) delgen [schuld] -
10 modérer
modérer [moddeeree]1 matigen ⇒ verminderen, verzachten♦voorbeelden:modérer les dépenses • de uitgaven beperken1. vmatigen, verminderen2. se modérervzich matigen, zich inhouden -
11 réduire
réduire [reedŵier]3 onderwerpen ⇒ vernietigen, tot overgave dwingen4 terugbrengen ⇒ omzetten, herleiden♦voorbeelden:réduire au silence • tot zwijgen brengenréduire en esclavage, en servitude • tot slavernij, tot onderwerping brengenréduire en miettes • verkruimelen, vermorzelenréduire en poudre • verwoesten, fijnwrijven1 zich beperken (tot) ⇒ zich bepalen (tot), neerkomen (op)v1) verminderen, reduceren3) onderwerpen4) terugbrengen, herleiden6) indikken7) zetten [been]8) verkleinen -
12 ternir
ternir [ternier]1 dof maken ⇒ mat, vaal maken, beslaan2 bezoedelen ⇒ bekladden, aantasten♦voorbeelden:1 dof worden ⇒ z'n glans verliezen, mat, vaal worden, beslaan♦voorbeelden:1. v1) dof maken2) bekladden, aantasten2. se ternirv1) dof worden2) tanen, verminderen -
13 amenuiser
amenuiser [aamənŵiezee]1 verminderen ⇒ verkleinen, dunner, smaller maken1 verminderen ⇒ kleiner worden, afnemen -
14 rabattre
rabattre [raabaatr]3 neerslaan ⇒ neerstrijken, neerdrukken, dichtslaan4 verminderen ⇒ temperen, vernederen♦voorbeelden:4 en rabattre • inbinden, bakzeilhalen→ caquet♦voorbeelden: -
15 affaiblir
affaiblir [aafeeblier]2 doen afnemen ⇒ verzwakken, verminderen♦voorbeelden:affaiblir le courage de qn. • iemand de moed doen verliezen1 zwakker worden ⇒ afnemen, minder worden♦voorbeelden:1. vverzwakken, ontkrachten2. s'affaiblirvzwakker worden, afnemen -
16 baisse
baisse [bes]〈v.〉1 daling ⇒ (het) dalen, (het) zakken2 (het) verminderen ⇒ (het) afnemen, daling, verlaging♦voorbeelden:la température est en baisse • de temperatuur daaltf1) daling [prijs]2) verlaging, vermindering3) baisse [beurs] -
17 comprimer
comprimer [kõpriemee]〈 werkwoord〉1 samendrukken ⇒ samenpersen, dichtknijpenv1) samendrukken, samenpersen2) dicht opeenpakken [mensen]3) inkrimpen, bezuinigen4) onderdrukken, bedwingen -
18 écorner
écorner [eekornee]〈 werkwoord〉1 een hoek afslaan van ⇒ een hoek afbreken van, de hoeken beschadigen van♦voorbeelden:v3) ezelsoren maken (in) [boek]4) aanspreken [middelen] -
19 perdre
perdre [perdr]2 afnemen ⇒ verminderen, zwakker worden♦voorbeelden:y perdre • erop achteruitgaanperdre sur une marchandise • verlies lijden op een artikelII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verliezen ⇒ kwijtraken, erbij inschieten2 verspillen ⇒ verknoeien, verspelen3 ruïneren ⇒ te gronde richten, in zijn goede naam aantasten♦voorbeelden:sans perdre une syllabe • zonder ook maar één woord te missenn'avoir rien à perdre, mais tout à gagner • nee heb je, ja kun je krijgentu ne le connais pas? tu n'y perds rien • ken je hem niet? daar mis je niets aanperdre de vue • uit het oog verliezen2 vous ne perdez rien pour attendre! • u komt heus nog wel aan uw trekken!vous n'auriez pas un instant à perdre? • hebt u niet een ogenblikje voor me?♦voorbeelden:v1) verliezen2) afnemen, zwakker worden3) lekken4) vloeien [vrouw]5) kwijtraken6) verspillen7) ruïneren -
20 amoindrir
amoindrir [aamwẽdrier]1 kleiner maken ⇒ verminderen, verkleinen1 afnemen ⇒ kleiner worden, minder worden
- 1
- 2
См. также в других словарях:
verminderen — mendri … Woordenlijst Sranan
Arterieller Hypertonus — Klassifikation nach ICD 10 I10.0 Arterieller Hypertonus … Deutsch Wikipedia
Bluthochdruck — Klassifikation nach ICD 10 I10.0 Arterieller Hypertonus … Deutsch Wikipedia
Hypertensive Herzkrankheit — Klassifikation nach ICD 10 I10.0 Arterieller Hypertonus … Deutsch Wikipedia
Hypertoniker — Klassifikation nach ICD 10 I10.0 Arterieller Hypertonus … Deutsch Wikipedia
Sekundäre Hypertonie — Klassifikation nach ICD 10 I10.0 Arterieller Hypertonus … Deutsch Wikipedia
Sekundärer Bluthochdruck — Klassifikation nach ICD 10 I10.0 Arterieller Hypertonus … Deutsch Wikipedia
Herman Niklas Grim — (auch Hermann Nicolaus Grimm, Hermannus Nicolaus Grimmius) (* 1641 in Visby; † 1711 Stockholm) war ein schwedischer Ostindien Reisender, Mediziner und Naturforscher, der bedeutende Schriften über Pflanzen und Heilmittel in Asien verfasst hat.… … Deutsch Wikipedia
BORGESIUS — NETHERLANDS (see also List of Individuals) 27.5.1864 Norg/NL 27.5.1941 Den Haag/NL Anne Herman Borgesius studied natural sciences at Groningen University and from 1901 to 1922 joined as a staff member Den Haag University. He was a Member of… … Hydraulicians in Europe 1800-2000
PENNINK — NETHERLANDS (see also List of Individuals) 27.9.1853 IJsselstein/NL 21.2.1936 Nijmegen/NL Johan M.K. Pennink graduated as a civil engineer from the Polytechnic in Delft in 1859. He joined the Rijkswaterstaat and from 1892 to 1896 collaborated… … Hydraulicians in Europe 1800-2000
Kind — 1. Ach, dass ich meine armen Kinder so geschlagen, klagte der Bauer, und sie waren des Pfaffen. – Eiselein, 375. 2. Alle Kinder werden mit Weinen geboren. Lat.: Clamabunt E et A quotquot nascuntur ab Eva. (Binder I, 193; II, 497; Seybold, 77.) 3 … Deutsches Sprichwörter-Lexikon