-
1 simple
simple [sẽpl]♦voorbeelden:la simple pensée • alleen al de gedachte〈 sport en spel〉 un simple • enkel(spel), single1. m1) enkelspel2) achterlijke [persoon]2. adj1) eenvoudig, gemakkelijk2) natuurlijk, gewoon3) bescheiden4) enkel5) naïef6) dom7) enkelvoudig -
2 difficile
difficile [diefiesiel]♦voorbeelden:il m'est difficile d'en parler • het valt me zwaar erover te sprekencela est difficile à réussir • het is moeilijk om daarin te slagengagner difficilement sa vie • moeilijk rondkomenle difficile • het moeilijkesituation difficile • hachelijke situatiefaire le (la) difficile • te veeleisend zijntu vas pas faire le difficile n'est-ce pas? • je gaat toch niet moeilijk zitten doen, hè?→ critiqueadj1) zwaar, moeizaam2) moeilijk, ingewikkeld3) onbegaanbaar4) pijnlijk, hachelijk5) veeleisend, kieskeurig -
3 innocent
innocent [ienossã]2 〈alleen bijvoeglijk naamwoord; voor of na het zelfstandig naamwoord〉 onschuldig 〈 van kind, meisje, lachen enz.〉 ⇒ rein, onverdorven4 〈 alleen bijvoeglijk naamwoord〉 onschuldig 〈 van spel, genoegen, scherts enz.〉 ⇒ onschadelijk, ongevaarlijk♦voorbeelden:l' innocent du village • de dorpsgekfaire l' innocent • zich van den domme houdenun(e) innocent(e) • naïeveling, domkopadj1) onschuldig2) onnozel, naïef -
4 passager
passager1 [paasaazĵee],passagère [paasaazĵer]〈m., v.〉♦voorbeelden:————————passager2 [paasaazĵee],passagère [paasaazĵer]1. m (f - passagère) 2. = passagère; adj1) op doorreis2) tijdelijk, kortstondig3) druk -
5 pratique
pratique1 [praatiek]〈v.〉1 praktijk ⇒ ervaring, oefening, vaardigheid2 be-, uitoefening ⇒ (het) beoefenen3 toepassing ⇒ aanwending, gebruik5 handelwijze ⇒ manier van doen, praktijk♦voorbeelden:en pratique • in de praktijk, in werkelijkheid3 mettre en pratique • in praktijk brengen, toepassen4 pratique religieuse • kerkgang, naleving van godsdienstplichten————————pratique2 [praatiek]1 praktisch ⇒ 〈 bijvoeglijk naamwoord ook〉 bruikbaar, op de praktijk gericht ⇒ 〈 bijwoord ook〉 in de praktijk, in werkelijkheid♦voorbeelden:→ travail1. f1) praktijk2) toepassing3) naleving4) gebruik, gewoonte2. adj1) praktisch2) bruikbaar3) handig -
6 rapide
rapide [raapied]2 spoedig ⇒ haastig, zonder dralen, vluchtig♦voorbeelden:1 une fortune rapide • een snel, in korte tijd vergaard fortuin〈 techniek〉 pellicule rapide • snelle, gevoelige film(rol)expédier rapidement • per expresse versturenle rapide de nuit • de nachtsneltreinrapide comme une flèche • pijlsnel4 esprit rapide • schrander iemand, iemand die snel van begrip is1. m1) sneltrein2. adj1) snel, vlug2) haastig3) snelwerkend4) levendig5) steil -
7 étroit
étroit [eetrwaa]♦voorbeelden:au sens étroit • in engere zinêtre logé à l' étroit • klein behuisd zijnvivre à l' étroit • 't krap hebbenadj1) nauw, smal2) klein, gering3) bekrompen4) streng, strikt -
8 exclusif
exclusif [ekskluuzief]♦voorbeelden:1 être exclusif de • uitsluiten, onverenigbaar zijn metune exclusive • uitzonderingsmaatregel, veto= exclusive; adj1) uitsluitend, alleen2) apart, niet alom verkrijgbaar3) allesoverheersend, absoluut -
9 primitif
primitif [priemietief]♦voorbeelden:l'Eglise primitive • de vroeg-christelijke Kerkles temps primitifs • de stamtijdenle texte primitif d'une loi • de grondtekst van een wet= primitive; adj1) oorspronkelijk, oer-2) primitief, onontwikkeld -
10 suffisant
-
11 extrême
extrême [ekstrem]3 〈alleen bijvoeglijk naamwoord; na zelfstandig naamwoord〉 extreem ⇒ buitensporig, bovenmatig ⇒ 〈 politiek〉 radicaal♦voorbeelden:à l'extrême rigueur • in het uiterste gevalà l' extrême • tot het uiterste; uitermatepasser d'un extrême à l'autre • van het ene uiterste in het andere vallen1. m 2. adj1) uiterst2) enorm3) extreem, buitensporig, radicaal -
12 nominal
-
13 sauvage
sauvage [soovaazĵ]1 wild ⇒ ongetemd, woest♦voorbeelden:un sauvage • barbaarà l'état sauvage • in 't wildretourner à l'état sauvage • terugkeren tot de natuurle sauvage • de primitieve mens, wilde→ grève1. m/f2) barbaar3) onmens, wreedaard2. adj1) wild2) wreed3) ongerept4) woest, verlaten5) eenzelvig, schuw6) spontaan -
14 actuel
-
15 antérieur
antérieur [ãteerjur]♦voorbeelden:1 antérieurement à • vroeger, eerder danadj1) eerder, vorig, voorafgaand2) voor-, voorste -
16 exprès
exprès1 [ekspres]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉♦voorbeelden:1 un exprès • spoedbestelling, expresbrief————————♦voorbeelden:————————exprès3 [ekspre]〈bijwoord; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 expres ⇒ met opzet, speciaal♦voorbeelden:1. adjexpres-, spoed-2. exprès/-esseadj3. advexpres, met opzet -
17 gauche
gauche [goosĵ]3 onhandig ⇒ onbeholpen, stuntelig, lomp♦voorbeelden:la rive gauche de la Seine • de linker Seineoever〈 zelfstandig〉 à, sur ma gauche • aan mijn linkerkant, -zijde〈 zelfstandig〉 tenir sa gauche • links houden, rijdenêtre de, à gauche • links (georiënteerd) zijnà gauche • (naar) links, linksaf, aan de linkerkant, -zijdeà la gauche de • links vanjusqu'à la gauche • volkomenêtre endetté jusqu'à la gauche • tot zijn nek toe in de schulden zittenla gauche • de linkerzijde→ piedadj1) links, linker2) linkshandig3) scheef, krom4) onhandig, onbeholpen, lomp -
18 léger
léger [leezĵee],légère [leezĵer]2 dun ⇒ fijn, luchtig3 rank ⇒ soepel, lenig4 oppervlakkig ⇒ lichtzinnig, lichtvaardig♦voorbeelden:huile légère • vluchtige oliematelot léger • lichtmatroosthé léger • slappe theevoix légère • hoge stemles plus légers que l'air • luchtballonsfille légère • oppervlakkig meisjeavoir la tête légère • een leeghoofd zijnêtre léger • roekeloos zijn〈 bijwoord〉 à la légère • lichtzinnig, lichtvaardigprendre les choses à la légère • de dingen luchthartig, te gemakkelijk opnemen= légère; adj1) licht, zwak, gering2) dun, fijn3) soepel, lenig4) lichtzinnig5) pikant, schuin -
19 ordinaire
ordinaire1 [ordiener]〈m.〉♦voorbeelden:à l'ordinaire, d' ordinaire • gewoonlijkcomme à mon ordinaire • zoals ik gewoon ben————————ordinaire2 [ordiener]♦voorbeelden:1 avec sa gaieté ordinaire • met de hem, haar eigen vrolijkheid〈 informeel〉 ça alors, c'est pas ordinaire! • dat is raar!adj1) gewoon2) alledaags -
20 plastique
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский