-
1 rapide
rapide [raapied]2 spoedig ⇒ haastig, zonder dralen, vluchtig♦voorbeelden:1 une fortune rapide • een snel, in korte tijd vergaard fortuin〈 techniek〉 pellicule rapide • snelle, gevoelige film(rol)expédier rapidement • per expresse versturenle rapide de nuit • de nachtsneltreinrapide comme une flèche • pijlsnel4 esprit rapide • schrander iemand, iemand die snel van begrip is1. m1) sneltrein2. adj1) snel, vlug2) haastig3) snelwerkend4) levendig5) steil -
2 vite
vite [viet]〈 bijwoord〉1 snel ⇒ hard, vlug2 spoedig ⇒ gauw, snel♦voorbeelden:faites vite! • gauw!il (y) va un peu vite • hij loopt een beetje te hard van stapelet plus vite que ça! • en gauw wat!au plus vite • zo snel mogelijkau plus vite • zo spoedig mogelijkadv1) snel, vlug2) spoedig -
3 expédier
-
4 fuir
fuir [fŵier]2 〈 van zaken〉 zich snel verwijderen ⇒ snel voorbijgaan ⇒ 〈 formeel〉 voorbijvliegen 〈 van tijd〉 ⇒ wijken 〈 van voorhoofd, beelden; vooral in de perspectiefleer〉♦voorbeelden:laid à faire fuir • vreselijk lelijkfuir de chez ses parents • zijn ouderlijk huis ontvluchtenfuir devant un danger • voor een gevaar vluchtenfuir devant ses responsabilités • zich aan zijn verantwoordelijkheid onttrekkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uit de weg gaan ⇒ (ver)mijden, schuwen♦voorbeelden:v3) voorbijvliegen [tijd]4) weglopen (uit) [vloeistof]5) lekken6) vermijden7) ontvluchten -
5 grimper
grimper1 [grẽpee]〈m.〉————————grimper2 [grẽpee]♦voorbeelden:route qui grimpe • weg die steil omhooggaatII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) (be)klimmen2) snel stijgen -
6 tôt
tôt [too]〈 bijwoord〉2 spoedig ⇒ snel, gauw♦voorbeelden:un peu plus tôt, un peu plus tard, un jour plus tôt, un jour plus tard • vroeg of laat, vandaag of morgenle plus tôt sera le mieux • hoe eerder hoe beterne … pas plus tôt … que … • niet zodra … of …, nauwelijks … of …au plus tôt en 1908 • op z'n vroegst in 1908ce n'est pas trop tôt! • het werd tijd!, eindelijk!le plus tôt possible, au plus tôt • zo snel, vroeg mogelijkpas de si tôt • voorlopig nietadv1) vroeg2) spoedig -
7 autoroutier
autoroutier [ootorroetjee],autoroutière [ootorroetjer]1 van de auto(snel)weg ⇒ op de auto(snel)weg, auto(snel)weg- -
8 dégringoler
dégringoler [deegrẽgollee]〈 informeel〉1 tuimelen ⇒ snel naar beneden komen, vallen, rollen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 snel afdalen ⇒ afstormen, aftuimelen♦voorbeelden: -
9 court
court1 [koer]〈m.〉♦voorbeelden:1 court couvert • binnen-, indoorbaan————————court2 [koer]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉2 krap ⇒ onvoldoende, weinig♦voorbeelden:prendre le plus court • de kortste weg nemen→ vue2 cent francs c'est un peu court • honderd frank, dat houdt niet over————————court3 [koer]〈 bijwoord〉1 kort ⇒ plotseling, snel♦voorbeelden:tout court • heel kort, kortweg, zonder meerc'est du vol tout court • dat is je reinste diefstalêtre à court d' arguments • met de mond vol tanden staanrester à court de réponse • het antwoord schuldig blijvenprendre de court • overrompelen1. m 2. adj1) kort2) krap3) onvoldoende, weinig3. advkort, plotseling, snel -
10 cursif
cursif [kuursief]〈bijvoeglijk naamwoord; ook v.〉♦voorbeelden:style cursif • vlotte stijl¶ une (écriture) cursive • lopend schrift, schuin schrift= cursive; adj1) lopend, cursief, schuin2) snel, vluchtig, vlot -
11 emporté
emporté [ãportee]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 (snel) opvliegend ⇒ driftig, heetgebakerd♦voorbeelden:adj -
12 expéditif
expéditif [ekspeedietief]♦voorbeelden:= expéditive; adj1) voortvarend, doortastend -
13 express
-
14 filer
filer [fielee]1 langzaam weglopen ⇒ wegvloeien, uitlopen 〈 kaas〉 ⇒ te hoog opschieten 〈 struiken〉 ⇒ walmen 〈 kaars〉♦voorbeelden:l'argent lui file entre les mains • hij heeft een gat in z'n handII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 schaduwen ⇒ heimelijk volgen, de gangen nagaan van♦voorbeelden:v2) walmen [kaars]3) snel gaan4) ladderen [kous]5) spinnen6) afrollen7) schaduwen8) geven -
15 galopant
galopant [gaaloppã]♦voorbeelden:inflation galopante • hollende inflatie→ phtisieadj1) galopperend -
16 gazer
gazer [gaazee]1 racen ⇒ rennen, snel rijden, snel vliegen♦voorbeelden:2 ça gaze • het schiet op, het loopt gesmeerdII 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) racen, scheuren3) vergassen4) zengen [draden] -
17 jambe
jambe [zĵãb]〈v.〉4 steun ⇒ schraag, steunbalk♦voorbeelden:jambe de devant • voorbeenjambes en X • x-benenjambes arquées • o-benenjambes cagneuses • x-benenles jambes écartées • wijdbeensavoir de mauvaises jambes • slecht ter been zijnj'ai les jambes coupées • ik kan niet meer op mijn benen staanj'en ai eu les jambes coupées • ik stond te trillen op mijn benenavoir 10 kilomètres dans les jambes • 10 kilometer gelopen hebbenavoir les jambes en coton, comme du coton • slap in de benen zijnavoir les jambes en pâté de foie • knikkende knieën hebben, wankel op zijn benen staanavoir des jambes de vingt ans • nog goed ter been zijnn'avoir plus de jambes • geen benen meer hebben om op te staan, doodmoe zijncouper les jambes à qn. • iemand machteloos makense dégourdir les jambes • zich wat vertreden, een eindje om lopenla peur lui donne des jambes • uit angst zet hij het op een lopen〈 schertsend〉 cela me fait une belle jambe! • daar schiet ik toch niets mee op!jouer des jambes • er snel vandoor gaanprendre ses jambes à son cou • zich uit de voeten maken, de benen nementirer dans les jambes de, à qn. • iemand dwarszittens'enfuir à toutes jambes • er snel vandoor gaan, weghollen, wegvluchtenêtre dans les jambes de qn. • iemand voor de voeten lopenfaire qc. par-dessous, par-dessus la jambe • iets op z'n janboerenfluitjes doentenir sur ses jambes • op zijn benen (kunnen) staanf1) been, poot2) broekspijp3) steun -
18 preste
-
19 sauver
sauver [soovee]1 redden ⇒ behouden, ontrukken (aan)♦voorbeelden:sauver la face • z'n gezicht niet verliezensauver un malade • een zieke er weer bovenop halensauver qn. de la misère • iemand uit de ellende halen→ meuble♦voorbeelden:se sauver de prison • uit de gevangenis ontsnappen¶ sauve qui peut! • berg je maar!v1) redden2) verlossen3) saven [computer] -
20 sommaire
sommaire [sommer]1 beknopt ⇒ kort (samengevat), bondig, summier♦voorbeelden:repas sommaire • eenvoudige, sobere maaltijdun sommaire • (korte) inhoudsopgave; beknopt overzichtadj1) beknopt, summier2) snel, onmiddellijk
См. также в других словарях:
snel — snel·len; snel·ly; … English syllables
snel- — *snel germ.?, Verb: nhd. schnellen; ne. jerk (Verb), toss (Verb); Hinweis: s. *snella ; Literatur: Falk/Torp 522 … Germanisches Wörterbuch
Snel — Willebrord Snel Willebrord van Roijen Snell (* 1580 in Leiden, Niederlande; † 30. Oktober 1626 ebd.; auch Snel van Royen oder Snellius), war ein niederländischer Astronom und Mathematiker. Er ist bekannt für die Entwicklung des optischen… … Deutsch Wikipedia
SNEL — Société nationale d électricité (RDC) La Société nationale d électricité (SNEL) est la compagnie d électricité de la République démocratique du Congo. Voir aussi Liens internes barrages d Inga Liens externes … Wikipédia en Français
Snel — Société nationale d électricité (RDC) La Société nationale d électricité (SNEL) est la compagnie d électricité de la République démocratique du Congo. Voir aussi Liens internes barrages d Inga Liens externes … Wikipédia en Français
Snel — This interesting and unusual surname is of Anglo Saxon origin, and is derived from a nickname for a brisk or active person, from the Middle English (1200 1500) snell , quick, lively, in part representing a survival of the Olde English pre 7th… … Surnames reference
snél — see snægl … Old to modern English dictionary
snel — senale, grembiule … Dizionario Materano
snel — esesi … Woordenlijst Sranan
Willebrord Snel van Royen — Nacimiento … Wikipedia Español
Société nationale d'électricité (SNEL) — is the national electricity company of the Democratic Republic of the Congo. Its head office building is located in the district of La Gombe in the capital city, Kinshasa. SNEL operates the Inga Dam facility on the Congo River, and also operates… … Wikipedia