-
1 animer
animer [aaniemee]1 levendig(er) maken ⇒ verlevendigen, opvrolijken2 aansporen ⇒ aanvuren, stimuleren3 bezielen ⇒ leven geven aan, tot leven wekken4 bezielen ⇒ inspireren, drijvende kracht zijn bij6 leiden ⇒ spelleider zijn bij, presenteren♦voorbeelden:1 verlevendigen ⇒ levendig(er) worden, zich opwinden2 tot leven komen ⇒ zich bewegen, bewogen worden1. v1) levendig(er) maken, opvrolijken2) aansporen, stimuleren3) bezielen5) leiden, presenteren2. s'animerv3) zich bewegen, bewogen worden -
2 vivant
vivant1 [vievã]〈m.〉♦voorbeelden:du vivant de • bij het leven van————————vivant2 [vievã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 levend2 levendig ⇒ krachtig, vol energie♦voorbeelden:les vivants et les morts • de levenden en de dodenadj1) levend2) levendig -
3 alerte
alerte1 [aalert]〈v.〉♦voorbeelden:fausse alerte • vals, loos alarmdonner l'alerte • alarm slaanalerte à la bombe • bomalarmalerte! • opgepast, te wapen!→ cote————————alerte2 [aalert]1 kwiek ⇒ levendig, kras, rap1. f2) onraad3) ontsteltenis2. adjkwiek, levendig, kras3. interjopgepast, te wapen! -
4 allant
allant [aalã]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉 〈 formeel〉1 voortvarend ⇒ levendig, actief♦voorbeelden:1. mondernemingslust, ijver2. adjlevendig, actief -
5 allègre
-
6 animé
-
7 chaud
chaud [sĵoo]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉4 warm ⇒ hartstochtelijk, enthousiast5 levendig ⇒ fel, hevig♦voorbeelden:avoir eu chaud • in de rats gezeten hebbenfaire chaud • warm (weer) zijncela ne me fait ni chaud ni froid • dat laat me koudtenir au chaud • warm houdensouffler le chaud et le froid • alles voor het zeggen hebbenattraper, prendre un chaud et froid • kou vatten, een kou oplopen3 du lait tout chaud • melk, vers van de koenouvelle toute chaude • nieuwtje heet van de naalddu pain tout chaud • ovenvers broodchaude discussion • verhitte discussieadj, adv1) warm, heet2) koortsig3) vers, pas gebeurd4) enthousiast5) levendig, fel, hevig6) meeslepend, ontroerend -
8 expressif
expressif [ekspressief]1 veelzeggend ⇒ (sterk)sprekend, veelbetekenend2 expressief ⇒ veel uitdrukking hebbend, sprekend♦voorbeelden:= expressive; adj2) expressief, levendig -
9 rapide
rapide [raapied]2 spoedig ⇒ haastig, zonder dralen, vluchtig♦voorbeelden:1 une fortune rapide • een snel, in korte tijd vergaard fortuin〈 techniek〉 pellicule rapide • snelle, gevoelige film(rol)expédier rapidement • per expresse versturenle rapide de nuit • de nachtsneltreinrapide comme une flèche • pijlsnel4 esprit rapide • schrander iemand, iemand die snel van begrip is1. m1) sneltrein2. adj1) snel, vlug2) haastig3) snelwerkend4) levendig5) steil -
10 vif
vif1 [vief]〈m.〉♦voorbeelden:être touché au vif • diep geraakt zijnprendre sur le vif • naar het leven afbeelden, beschrijven→ plaie————————vif2 [vief]1 levendig ⇒ vlug, helder, scherp, beweeglijk2 heftig ⇒ driftig, opvliegend, onstuimig3 fel ⇒ hevig, sterk4 levend♦voorbeelden:les forces vives de la nation • de productieve krachten van de natieregard vif • alerte blik3 air vif • frisse, prikkelende luchtà feu vif • op hoog vuurlumière vive • schel, scherp lichtà mon vif regret • tot mijn grote spijt4 chair vive • gezond weefsel; vlees zonder huidchaux vive • ongebluste kalkeau vive • stromend, levend waterforce vive • kinetische energie= vive; adj1) levendig2) vlug3) helder, scherp4) heftig, driftig5) fel, hevig6) levend -
11 vivement
-
12 retracer
retracer [rətraasee]〈 werkwoord〉 -
13 ardent
ardent [aardã]2 vurig ⇒ hartstochtelijk, levendig♦voorbeelden:ardent au travail • blakend van werklustadj1) brandend2) gloeiend, heet3) vurig, hartstochtelijk -
14 conserver
conserver [kõservee]1 bewaren ⇒ in stand houden, (be)houden♦voorbeelden:conserver un souvenir • een herinnering levendig houdenconserver son teint • zijn huid jong houdenconserver (toute) sa tête • het hoofd koel houden; 〈 van oude mensen〉helder, mentaal in orde blijven1 behouden, bewaard blijven♦voorbeelden:1. v1) bewaren, in stand houden2) conserveren, houdbaar maken3) op-, aanhouden [hoed, jas]2. se conserverv1) behouden/bewaard blijven2) goed blijven -
15 déborder
déborder [deebordee]1 overlopen ⇒ overvol zijn, overstromen♦voorbeelden:cet enfant déborde de vie et de santé • dat kind is zeer levendig en blaakt van gezondheidje suis débordé (de travail) • ik ben overstelpt met werk, ik heb het razend druk→ goutteII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitsteken uit, buiten, boven♦voorbeelden:v1) overstromen2) uitsteken (boven, buiten)3) lostrekken, afhalen [dekens]4) omtrekken [leger] -
16 éveillé
-
17 fringant
-
18 mouvementé
mouvementé [moevmãtee]1 levendig ⇒ veelbewogen, vol afwisseling♦voorbeelden:poursuite mouvementée • spannende achtervolgingrécit mouvementé • spannend verhaal, verhaal vol actieadj1) veelbewogen, vol afwisseling -
19 turbulent
turbulent [tuurbuulã]1 onstuimig ⇒ wild, levendig, uitgelaten, onrustigadjonstuimig, wild, onrustig -
20 vie
vie [vie]〈v.〉1 leven ⇒ bestaan, existentie6 leven(sgeschiedenis) ⇒ levensbeschrijving, biografie♦voorbeelden:1 aller, passer de vie à trépas • heengaan, overlijdenl'autre vie • het hiernamaalsy laisser la vie • er het leven bij inschietenlaisser la vie sauve à qn. • iemands leven sparenlaisser la vie au combat • sneuvelenredonner, rendre la vie à qn. • iemand (weer) doen herademensans vie • levenloos〈 spreekwoord〉 tant qu'il y a de la vie, il y a de l'espoir • zolang er leven is, is er hoopà vie • levenslangà la vie et à la mort • voor het (hele) leven, voor eeuwigamis pour la vie • gezworen vriendenmener une vie de chanoine • een gemakkelijk leventje leidenmener la vie de château • een luizenleven leidenvie de, en communauté • gemeenschapsleven, communelevenmener une vie de forçat • zich doodwerkengenre, mode, style, train de vie • levenswijzeentrer dans la vie active • zijn intrede doen in het beroepslevenc'est la belle, bonne, grande vie • dat is het ware levenmener une double vie • een dubbelleven leidenfemme de mauvaise vie • vrouw van lichte zedenc'est la vie • zo is het leven (nu eenmaal)c'est sa vie • dat is zijn lust en zijn levenfaire sa vie • zijn eigen leven leidenfaire la vie • erop los levenil nous fait, nous mène la vie dure • hij maakt ons het leven zuurplein de vie • levendigmettre de la vie dans • leven brengen insans vie • levenloosf1) leven
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Vanitas-Stillleben — Das Vanitas Stillleben (Vanitas (lat.) bedeutet „Eitelkeit“ und ist gleichzusetzen mit „wertlos“ oder „vergänglich“) ist ein Bildtypus der Stillleben Malerei, insbesondere im Barock. Darin wird die Darstellung lebloser Gegenstände durch… … Deutsch Wikipedia
Lebendig — Lêbếndig, er, ste, adj. et adv. welche beyden Stufen doch nur in der dritten figürlichen Bedeutung üblich sind, Leben habend. 1. Eigentlich, den Grund seiner eigenen Veränderungen enthaltend und beweisend. Lebendige Geschöpfe, welche Leben haben … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart