-
1 éphémère
éphémère [eefeemer]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 kortstondig ⇒ voorbijgaand, vluchtig2 eendaags ⇒ een dag durend, eendags-♦voorbeelden:adj1) kortstondig -
2 passager
passager1 [paasaazĵee],passagère [paasaazĵer]〈m., v.〉♦voorbeelden:————————passager2 [paasaazĵee],passagère [paasaazĵer]1. m (f - passagère) 2. = passagère; adj1) op doorreis2) tijdelijk, kortstondig3) druk -
3 transitoire
transitoire [trãzietwaar]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉2 voorbijgaand ⇒ van voorbijgaande aard, vergankelijk♦voorbeelden:adj1) overgangs-2) vergankelijk -
4 fugace
fugace [fuugaas]〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 vluchtig ⇒ kortstondig, snel voorbijgaand, vergankelijk
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский