-
1 creux
creux1 [kreu]〈m.〉2 holte ⇒ kuiltje, verdieping♦voorbeelden:1 avoir un creux dans l'estomac • honger, een lege maag hebbencreux de la voile • buik van het zeil————————creux2 [kreu]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉♦voorbeelden:joues creuses • ingevallen wangen3 tête creuse • leeghoofd, oppervlakkig iemandvoix creuse • holle, diepe stem1. m1) holte, uitholling, inzinking2) kuiltje, verdieping3) dal, dieptepunt [economie, politiek]2. creux/-euseadj -
2 frivole
frivole [frievol]1 frivool ⇒ lichtzinnig, luchthartig2 onbeduidend ⇒ oppervlakkig, beuzelachtigadj1) lichtzinnig2) oppervlakkig -
3 futile
-
4 léger
léger [leezĵee],légère [leezĵer]2 dun ⇒ fijn, luchtig3 rank ⇒ soepel, lenig4 oppervlakkig ⇒ lichtzinnig, lichtvaardig♦voorbeelden:huile légère • vluchtige oliematelot léger • lichtmatroosthé léger • slappe theevoix légère • hoge stemles plus légers que l'air • luchtballonsfille légère • oppervlakkig meisjeavoir la tête légère • een leeghoofd zijnêtre léger • roekeloos zijn〈 bijwoord〉 à la légère • lichtzinnig, lichtvaardigprendre les choses à la légère • de dingen luchthartig, te gemakkelijk opnemen= légère; adj1) licht, zwak, gering2) dun, fijn3) soepel, lenig4) lichtzinnig5) pikant, schuin -
5 rudimentaire
rudimentaire [ruudiemãter]1 oppervlakkig ⇒ summier, ontoereikendadj1) primitief, nauwelijks ontwikkeld2) oppervlakkig3) rudimentair -
6 superficiel
superficiel [suuperfiesjel]= superficielle; adj -
7 gratter
gratter [graatee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (af-, om-, weg)krabben4 inhalen♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v2) zwoegen3) kraken4) krabben5) omwroeten6) kriebelen7) inhalen2. se gratterv -
8 légèrement
-
9 superficie
-
10 superficiellement
-
11 surface
surface [suurfaas]〈v.〉2 oppervlakte ⇒ buitenkant, schijn♦voorbeelden:surface plane • plat vlaksous-marin qui fait surface • onderzeeër die bovenkomtgrande surface • (grote) supermarktf -
12 demeurer à la surface d'un problème
demeurer à la surface d'un problèmeDictionnaire français-néerlandais > demeurer à la surface d'un problème
-
13 en superficie
en superficie -
14 épidermique
-
15 fille légère
fille légère -
16 simpliste
simpliste [sẽpliest]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m. & v.〉1 simplistisch ⇒ al te eenvoudig, bedrieglijk eenvoudig♦voorbeelden: -
17 tête creuse
tête creuseleeghoofd, oppervlakkig iemand
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский