-
1 fumée
-
2 enfumer
-
3 dégager
dégager [deegaazĵee]3 opruimen♦voorbeelden:〈 informeel〉 dégage! • donder op!♦voorbeelden:1. v3) opruimen4) vrijlaten [hals, rug]5) verspreiden [gas, geur]6) vrijmaken [geld]7) inlossen [pand]8) afwijzen [verantwoordelijkheid]9) terugnemen [woord]10) trekken (uit) [lering]2. se dégagerv1) opklaren [lucht]2) leegstromen [straat]4) vrijkomen [geur, rook] -
4 échapper
échapper [eesĵaapee]1 ontsnappen (aan) ⇒ ontvluchten, ontkomen (aan)♦voorbeelden:〈 onpersoonlijk〉 il lui échappa un cri • hij, zij zuchtte, kreunde (onwillekeurig)cela m' a échappé • dat is me ontgaanil n'y a pas moyen d'y échapper • we kunnen er niet onderuitéchapper à la règle • een uitzondering vormenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ l'échapper belle • er goed, heelhuids van afkomen2 ontsnappen 〈 van gas, stoom, zucht〉 ⇒ stromen, lopen (uit) 〈 van bloed, tranen〉 ⇒ komen (uit) 〈 van klank, geluid〉 ⇒ losgaan 〈 van steken〉♦voorbeelden:2 〈 onpersoonlijk〉 il s'échappait de la cuisine une odeur agréable • er kwam een heerlijke geur uit de keuken1. v2) ontglippen [woord]4) niet invallen [woord]5) opraken [geduld]2. s'échapperv1) ontsnappen3) vervliegen, in rook opgaan -
5 envoler
envoler (s') [ãvollee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:¶ ses illusions s'envolent • zijn, haar illusies gaan in rook ople temps s'envole • de tijd vliegt→ parole -
6 fumigène
-
7 brûler
brûler [bruulee]1 (ver-, af)branden ⇒ door vuur verteerd worden, in brand staan, (op)vlammen♦voorbeelden:brûler de fièvre • van koorts gloeien→ torchonII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:→ cervellev1) (ver)branden, afbranden2) (laten) aanbranden [spijzen]4) warm zijn [spel]5) (zonder te stoppen) voorbijgaan, -rijden -
8 dissiper
dissiper [diesiepee]2 verkwisten ⇒ verspillen, bederven♦voorbeelden:1 verdwijnen ⇒ zich oplossen, vervluchtigen♦voorbeelden:se dissiper en fumée • in rook opgaan1. v1) verdrijven, verjagen3) verkwisten4) afleiden, van het werk houden2. se dissiperv1) verdwijnen -
9 éclipser
éclipser [eekliepsee]2 overschaduwen ⇒ in de schaduw stellen, overvleugelen♦voorbeelden:1 ses espérances s'éclipsent • zijn, haar verwachtingen gaan in rook op1. v1) verduisteren2. s'éclipserv -
10 effet
effet [effe]〈m.〉1 uitwerking ⇒ effect, gevolg4 kracht ⇒ vermogen, werking♦voorbeelden:〈 techniek〉 effet de recul • terugstoot, -slageffet en retour • terugslageffet de serre • broeikaseffecteffet secondaire • bijwerkingavoir de l'effet • resultaat hebbenavoir qc. pour effet • iets als gevolg hebbenfaire (de l')effet • uitwerking hebbenfaire l'effet d'une bombe • inslaan als een bomfaire mauvais effet • een slechte indruk makencela fait son effet • dat heeft succesrater son effet • de mist ingaanà cet effet • met het oog hieropsous l'effet de qc. • door de inwerking van ietseffets publics • overheidsfondsenavoir effet • geldenproduire ses effets • van kracht worden1. m1) gevolg, effect2) wissel, handelspapier3) werking4) rechtsgevolg2. effetsm pl1) spullen -
11 évanouir
évanouir (s') [eevaanoe.ier]〈 werkwoord〉2 (spoorloos) verdwijnen ⇒ vervagen, vervliegenv( s'évanouir)1) bezwijmen -
12 gêner
gêner [zĵennee]1 hinderen ⇒ belemmeren, lastig vallen, in de weg staan, storen♦voorbeelden:est-ce que la fumée vous gêne? • hebt u last van de rook?si cela ne vous gêne pas • als u er geen bezwaar tegen hebtcela vous gênerait de me prêter cent francs? • vind je het vervelend om mij honderd frank te lenen?être gêné pour respirer • moeilijk adem kunnen halencela vous gêne que … 〈+ aanvoegende wijs〉 • komt het ongelegen als …♦voorbeelden:1 ne vous gênez pas pour me téléphoner si tard! • je kunt me gerust zo laat opbellen!faites comme chez vous, ne vous gênez pas! • doe maar alsof je thuis bent, ga gerust je gang!〈 schertsend〉 ne vous gênez pas! • wel ja, je gaat je gang maar!v1) belemmeren, hinderen -
13 ombre
ombre [õbr]〈v.〉2 duisternis ⇒ (het) duister, (het) donker3 schaduw(beeld) ⇒ silhouet, schim, gedaante♦voorbeelden:à l'ombre • in de schaduwà l'ombre de la nuit • onder dekking van de duisternisombre à paupières • oogschaduwil y a une ombre au tableau • er is ook een schaduwzijdeles causes restent dans l'ombre • over de oorzaken tast men in het duisterthéâtre d'ombres • schimmenspelêtre l'ombre de qn. • iemand volgen als zijn schaduwn'être plus que l'ombre de soi-même • nog maar een schim zijn van zichzelfvivre dans l'ombre de qn. • in iemands schaduw staansuivre qn. comme son ombre • iemand volgen als zijn schaduwpas l'ombre d'un doute • niet de geringste, minste twijfell'ombre d'un espoir • een vleugje hoopf1) schaduw2) schim, gedaante3) schijn, spoor, greintje -
14 porte
porte [port]〈v.〉3 poort ⇒ bergengte, -pas♦voorbeelden:porte de communication • tussendeurporte d'entrée • ingangporte de secours • nooduitgangporte de service • personeelsingangporte à tambour • draaideurporte cochère • koetspoortporte coulissante, roulante • schuifdeurporte vitrée • glazen deurfaire du porte à porte • huis aan huis verkopenfermer, refuser sa porte à qn. • iemand de toegang tot z'n huis ontzeggenfermer sa porte au nez de qn. • iemand bruut wegjagenforcer la porte de qn. • bij iemand binnendringenfrapper à la bonne porte • bij de juiste persoon aankloppenfrapper à toutes les portes • overal om hulp aankloppenmettre qn. à la porte • iemand de deur uitzetten, iemand wegsturenouvrir la porte à qc. • de deur voor iets openzettenouvrir la porte à qn. • iemand gastvrij ontvangenpasser la porte • weggaan; ontslagen wordenporte à porte • naast elkaarà la porte! • d'r uit!à ma (ta, sa …) porte • vlakbij (huis), om de hoekde porte à porte, de porte en porte • van huis tot huis2 les portes de Paris • de invals-, uitvalswegen van Parijsaux portes de • onder de rook van, vlakbijêtre aimable comme une porte de prison • erg onvriendelijk zijnf1) deur2) poort3) toegang -
15 rauque
rauque [rook]adj1) rauw, hees2) wild, ruw -
16 retomber
retomber [rətõbee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:l'intérêt retombe • de aandacht verflauwtles frais retombèrent sur lui • de kosten kwamen voor zijn rekeningla responsabilité retombe sur moi • de verantwoordelijkheid rust weer op mijv1) weer vallen2) terugvallen3) neerhangen4) terechtkomen -
17 rond
rond1 [rõ]〈m.〉2 ring♦voorbeelden:faire des ronds • cirkels trekkenen rond • in een kring, in de rondte〈 figuurlijk〉 tourner en rond • op een dood spoor zitten, in een vicieuze cirkel zitten————————rond2 [rõ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉2 rond ⇒ dik, bol, mollig4 rond ⇒ gebogen, gewelfd♦voorbeelden:1. m1) cirkel, kring2) ring3) schijfje4) poen, geld5) zwaai [arm, been]2. adj1) rond2) mollig3) openhartig4) ladderzat -
18 tournoyer
tournoyer [toernwaajee]〈 werkwoord〉1 (rond)draaien ⇒ dwarrelen, cirkelen 〈 van vogels, vliegtuigen〉 ⇒ kringelen 〈 van rook〉 ⇒ slingeren (door) 〈 van pad〉v1) ronddraaien, cirkelen2) slingeren (door) [pad] -
19 aux portes de
aux portes deonder de rook van, vlakbij -
20 est-ce que la fumée vous gêne?
est-ce que la fumée vous gêne?hebt u last van de rook?Dictionnaire français-néerlandais > est-ce que la fumée vous gêne?
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Rook — may refer to:Bird*Rook (bird), a member of the passerine order of birds and the crow familyGames*Rook (chess), a piece in the board game of chess **Rook and pawn versus rook endgame, chess endgame **Rook s graph, a graph that represents all legal … Wikipedia
Rook — Saltar a navegación, búsqueda Rook fue un cohete experimental británico desarrollado a finales de los años 1950 utilizado incialmente para probar modelos de aeronaves a velocidades supersónicas. Utilizaba combustible sólido (con un impulso… … Wikipedia Español
rook — rook·er; rook·ery; rook·ie; rook; … English syllables
rook|ie — or rook|y1 «RUK ee», noun, plural rook|ies. Informal. 1. an inexperienced recruit: »a police rookie, a rookie in the army. 2. a beginner; novice. 3. a new player on an athletic team, especially a professional baseball, football, basketball, or… … Useful english dictionary
rook|y — rook|ie or rook|y1 «RUK ee», noun, plural rook|ies. Informal. 1. an inexperienced recruit: »a police rookie, a rookie in the army. 2. a beginner; novice. 3. a new player on an athletic team, especially a professional baseball, football,… … Useful english dictionary
Rook — Rook, n. [F. roc (cf. Sp. roque), fr. Per. & Ar. rokh, or rukh, the rook or castle at chess, also the bird roc (in this sense perhaps a different word); cf. Hind. rath a war chariot, the castle at chess, Skr. ratha a car, a war car. Cf. {Roll}.]… … The Collaborative International Dictionary of English
Rook — Rook, n. [AS. hr[=o]c; akin to OHG. hruoh, ruoh, ruoho, Icel. hr[=o]kr, Sw. roka, Dan. raage; cf. Goth. hrukjan to crow.] 1. (Zo[ o]l.) A European bird ({Corvus frugilegus}) resembling the crow, but smaller. It is black, with purple and violet… … The Collaborative International Dictionary of English
Rook — bezeichnet eine britische Versuchsrakete, siehe Rook (Rakete) ein bestimmtes Piercing in der Ohrmuschel, siehe Rook (Piercing) eine der Hauptpersonen der Klippenland Chroniken Diese Seite ist eine Begrif … Deutsch Wikipedia
rook — rook1 [rook] n. [ME roc < OE hroc, akin to Ger ruch < IE echoic base * ker > CROW1, RAVEN1] 1. a gregarious European crow (Corvus frugilegus) with a bare spot by its bill 2. a swindler; cheat vt., vi. [ … English World dictionary
Rook — Rook, v. t. & i. [imp. & p. p. {Rooked}; p. pr. & vb. n. {Rooking}.] To cheat; to defraud by cheating. A band of rooking officials. Milton. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Rook — (r[oo^]k), n. Mist; fog. See {Roke}. [Obs.] [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English