-
1 gas-oil
gas-oil (pour moteurs Diesel)————————〈m.〉♦voorbeelden:gas-oil (pour moteurs Diesel) • dieselolie -
2 gas-oil de chauffe
gas-oil de chauffe -
3 gaz
gaz [gaaz]〈m.〉1 gas♦voorbeelden:gaz de combat • oorlogsgasgaz d'échappement • uitlaatgasemployé du gaz • gasopnemergaz comprimé • persgasgaz détonant • knalgasgaz hilarant • lachgasgaz innervant • zenuwgasgaz lacrymogène • traangasgaz naturel • aardgas(à) pleins gaz • (op) vol gasgaz rares • edelgassenmettre les gaz • gas geven→ eaum -
4 accélérer
accélérer [aakseeleeree]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 versnellen ⇒ sneller laten lopen, bespoedigen♦voorbeelden:1 accélérer l'allure • de snelheid verhogen, vaart zettenservice accéléré • expresdienst→ cours1 sneller gaan ⇒ versnellen, sneller worden1. v1) versnellen, bespoedigen2) optrekken3) gas geven2. s'accélérervversnellen, sneller worden -
5 barboter
-
6 coupure
-
7 dégagement
dégagement [deegaazĵmã]〈m.〉m1) inlossing [pand]2) (het) terugnemen [belofte]3) vrijmaking4) vrije ruimte5) gang6) (het) vrijkomen [gas, warmte] -
8 dégager
dégager [deegaazĵee]3 opruimen♦voorbeelden:〈 informeel〉 dégage! • donder op!♦voorbeelden:1. v3) opruimen4) vrijlaten [hals, rug]5) verspreiden [gas, geur]6) vrijmaken [geld]7) inlossen [pand]8) afwijzen [verantwoordelijkheid]9) terugnemen [woord]10) trekken (uit) [lering]2. se dégagerv1) opklaren [lucht]2) leegstromen [straat]4) vrijkomen [geur, rook] -
9 détente
détente [deetãt]〈v.〉♦voorbeelden:4 〈 figuurlijk〉 être dur à la détente • gierig, op de penning zijn; 〈 ook〉moeilijk over te halen zijn, traag van begrip zijnappuyer, presser sur la détente • de trekker overhalenf1) ontspanning2) trekker3) werpvermogen4) expansie, uitzetting [gas] -
10 émanation
émanation [eemaanaasjõ]〈v.〉1 uitvloeisel ⇒ uitdrukking, manifestatie4 stank5 emanatie1. f1) uitdrukking, manifestatie2) uitstraling3) stank4) emanatie2. émanationsf pl -
11 gazeux
gazeux [gaazeu]1 gasachtig ⇒ gasvormig, gas-♦voorbeelden:eau gazeuse • spuitwater, prikwater= gazeuse; adj1) gasachtig, gas- -
12 ammoniac
-
13 gazéifier
-
14 accélérateur
-
15 bulle
bulle [buul]I 〈m.〉♦voorbeelden:¶ (papier) bulle •〈 goedkoop, geel papier〉II 〈v.〉1 bel(letje) ⇒ lucht-, gas-, zeepbel♦voorbeelden:faire des bulles • bruisen, borrelen1. mgrof, goedkoop en geel papier2. f1) luchtbel, gasbel2) tekstballon, wolkje3) blaas -
16 conduite
conduite [kõdŵiet]〈v.〉1 begeleiding ⇒ (het) brengen, (ge)leiding3 leiding ⇒ aanvoering, bevelvoering, (het) dirigeren4 gedrag(slijn) ⇒ houding, handelwijze♦voorbeelden:1 faire la conduite à un ami • met een vriend meegaan, meelopenleçon de conduite • rijlesles règles de la conduite • de verkeersregelsil a une conduite saccadée • hij rijdt met horten en stotencette voiture a la conduite à gauche • in deze auto zit het stuur linksacheter une conduite • zijn leven beterenn'avoir pas de conduite, aucune conduite • zich onbehoorlijk gedragenavoir de la conduite • zich goed gedragenconduite d'eau • waterleidingf1) begeleiding, (het) brengen2) (het) besturen [auto]3) (het) hoeden, mennen4) leiding, bewindvoering7) buis, pijp, leiding -
17 coup
coup [koe]〈m.〉1 slag ⇒ klap, steek, stoot, (plotselinge, korte, abrupte) beweging/GRAMT.♦voorbeelden:d'un coup d'aile • in een rukd'un coup de baguette (magique) • als bij toverslag〈 informeel〉 un coup de bambou • een zonnesteek; een vlaag van waanzincoup de barre • 〈 scheepvaart〉ruk aan het roer, plotselinge verandering; 〈 figuurlijk〉plotselinge vermoeidheid, hoge rekeningcoup de bec • snauw, sneerdonner un coup de brosse à qc. • iets (even) afborstelencoup de canon • kanonschotcoup de chance • gelukkig toeval, meevallercoup de chien • plotselinge storm; oproerdonner un coup de collier • er flink tegenaan gaanavoir un joli coup de crayon • goed (kunnen) tekenencoup de désespoir • wanhoopsdaadcoup d'éclat • meesterlijke zet〈 figuurlijk〉 un coup d'épée dans l'eau • een slag in de lucht, verspilde moeitecoup d'essai • eerste poging, begincoup d'Etat • staatsgreepboire le coup de l'étrier • een glaasje op de valreep drinkendonner un coup de fer à qc. • iets even opstrijkencoup de feu • schotcoup de fil • telefoontjecoup de folie • onbezonnen daad, aanval van waanzincoup de force • gewelddaad, overrompeling, coup de forcecoup de foudre • donderslag; 〈 figuurlijk〉liefde op het eerste gezicht, onverwachte ramp, slechte tijding〈 figuurlijk〉 donner un coup de fouet • aansporen, oppeppencoup de froid • verkoudheidcoup de gosier • schreeuwdonner, pousser un coup de gueule • losbrullen, een bek opzettencoup de hasard • bof, meevallercoup de langue • bitse, hatelijke opmerkingun petit, un dernier coup de lime • de laatste hand, de afwerkingcoup de main • hulp, handreiking, steun; 〈 leger〉overrompeling, aanslagdonner un coup de main • een handje helpenfaire un coup de main • een aanslag plegenavoir le coup de main • de vaardigheid hebben〈 figuurlijk〉 〈 informeel〉 recevoir le coup de masse • een zware klap (te verwerken) krijgen 〈 emoties〉〈 figuurlijk〉 un coup de massue • een harde slag, een gevoelige slagcoup de mer • stortzee, zware golfcoup d'oeil • blik, oogopslag, uitzichtavoir le coup d'oeil • kijk op de dingen hebbendu premier coup d'oeil • op het eerste gezichtjeter un coup d'oeil (rapide) sur qc. • een vluchtige blik op iets werpen〈 figuurlijk〉 coup de patte • veeg uit de pan, trap nace peintre a le coup de patte • deze schilder kan aardig met het penseel overwegse donner un coup de peigne • een kam door z'n haar halencoup de pied • trap, schopcasser des vitres à coups de pierre • ruiten ingooientuer qn. à coups de pierres • iemand stenigendonner un coup de piston à qn. • iemand aan een baantje helpencoup de poing • stomp, vuistslagcoup de poing (américain) • boksbeugel〈 informeel〉 avoir le, un coup de pompe • de man met de hamer tegenkomen, opeens niet meer kunnen〈 informeel〉 coup de pompe • man met de hamer, plotselinge uitputting, vermoeidheidun coup de pot • mazzel, gelukdonner le coup de pouce • de laatste hand aan iets leggencoup de poussière • mijngasontploffingon lui a fait le coup du presse-citron • ze hebben hem als een citroen uitgeknepencoup de pub • reclamestuntcoup de réparation • strafschopcoup de sang • beroerte, plotselinge woedecoup de semonce • schot voor de boegcoup de sifflet • fluitsignaalcoup de soleil • zonnesteek; zonnebrandcoup du sort • speling van het lot, tegenslagdonner un coup de téléphone à qn. • iemand opbellencoup de théâtre • plotselinge ommekeer, onverwachte wendingse flanquer un coup de torchon • vechtendonner un coup de tube à qn. • iemand een telefoontje gevencoup de veine • geluk, gelukkig toevalcoup de vent • rukwind, windstootcheveux en coup de vent • slordig, los zittend haarentrer en coup de vent • binnenstormencoup bas • stoot onder de gordelêtre aux cent coups • in alle staten zijn, doodsangsten uitstaandonner le dernier coup, le coup décisif • de genadeslag geven〈 informeel〉 coup fourré • gemene, onverwachte streek, luizenstreek〈 sport en spel〉 coup franc • vrije trap, slagmauvais coup • gemene streek, lelijke klapcoup monté • afgesproken werk, doorgestoken kaart〈 informeel〉 sale coup • rotstreek; zware slagcoup sec • droge knal, klap〈 figuurlijk〉 accuser le coup • de klap incasseren, er een klap van krijgenavoir le coup • er de slag van hebben〈 informeel〉 avoir un coup dans l'aile, dans le nez • (licht) aangeschoten zijn, te diep in het glaasje gekeken hebben〈 informeel〉 boire un coup • iets drinken, er eentje nemencalculer son coup • de zaak precies uitrekenen, uitkienencompter les coups • alleen maar toekijken, neutraal zijn〈 informeel〉 discuter le coup • babbelen, kletsen〈 informeel〉 être dans le coup • er bij betrokken zijn, er van wetenexpliquer le coup • de toestand, gang van zaken uiteenzettenfaire coup double • twee vliegen in één klap slaanfaire les cent coups, les quatre cents coups • een losbandig, rusteloos leven leiden, erop los leven, van alles uithalen 〈 kind〉en ficher, mettre un coup • flink de handen uit de mouwen stekenne pas en ficher un coup • geen klap uitvoerenfrapper des coups en l'air • vergeefse moeite doenfrapper un grand coup • een zware slag toebrengen, een grote slag slaanfrapper à coups redoublés • hard en vaak slaanmarquer le coup • een bijzonderheid benadrukken, een bepaalde gebeurtenis niet ongemerkt voorbij laten gaanmaintenant j'ai pris le coup • nu weet ik hoe het moetil en a pris un coup • dat heeft hem geen goed gedaanrendre coup pour coup • een klap, slag teruggevenrisquer, tenter le coup • het erop wagentenir le coup • standhouden, het uithoudenvaloir le coup • de moeite lonen, waard zijnen venir aux coups • handgemeen wordenà coup sûr • vast en zeker, beslistà tous (les) coups, à tout coup • telkens, bij elke gelegenheidtout à coup • plotselingaprès coup • naderhand, achterafau, du premier coup • bij de eerste keerau coup de midi • klokslag 12 uurd' un (seul) coup • in één keer, plotselingtout d' un coup • ineens, plotselingdu coup • bijgevolg, daaromdu même coup • tegelijkertijd, bij diezelfde gelegenheidêtre hors du coup • nergens vanaf wetenau coup par coup • een voor eenpour le coup • deze keer〈 juridisch〉 pour coups et blessures • vanwege toegebracht lichamelijk letsel; 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 voor slagen en verwondingensous le coup de • onder de invloed, dreiging vansur le coup • op slag, onmiddellijk, meteensur le coup de midi • klokslag 12 uurcoup sur coup • achtereenvolgens, vlak na elkaar→ pierrem1) slag, klap, klop, steek, stoot, bons, dreun, trap, schop2) snee3) beet4) ruk5) worp6) daad, streek7) teug, slok8) zet -
18 débit
débit [deebie]〈m.〉4 nota ⇒ verkoopbon, factuur, rekening♦voorbeelden:le débit d'une rivière • het (water)debiet van een rivier5 débit de boissons • café, barm1) opbrengst2) vermogen, capaciteit3) afzet4) factuur5) verkooppunt7) debet, schuld8) (het) afzagen [hout]9) debetpost -
19 dilater
dilater [dielaatee]♦voorbeelden:→ rate1 uitzetten ⇒ wijder, ruimer worden♦voorbeelden:→ rate1. v1) doen uitzetten, verwijden2) verheugen, verblijden2. se dilaterv1) uitzetten, ruimer worden -
20 échapper
échapper [eesĵaapee]1 ontsnappen (aan) ⇒ ontvluchten, ontkomen (aan)♦voorbeelden:〈 onpersoonlijk〉 il lui échappa un cri • hij, zij zuchtte, kreunde (onwillekeurig)cela m' a échappé • dat is me ontgaanil n'y a pas moyen d'y échapper • we kunnen er niet onderuitéchapper à la règle • een uitzondering vormenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ l'échapper belle • er goed, heelhuids van afkomen2 ontsnappen 〈 van gas, stoom, zucht〉 ⇒ stromen, lopen (uit) 〈 van bloed, tranen〉 ⇒ komen (uit) 〈 van klank, geluid〉 ⇒ losgaan 〈 van steken〉♦voorbeelden:2 〈 onpersoonlijk〉 il s'échappait de la cuisine une odeur agréable • er kwam een heerlijke geur uit de keuken1. v2) ontglippen [woord]4) niet invallen [woord]5) opraken [geduld]2. s'échapperv1) ontsnappen3) vervliegen, in rook opgaan
См. также в других словарях:
Gas — (et) … Kölsch Dialekt Lexikon
Gas — [ga:s], das; es, e: 1. a) unsichtbarer Stoff in der Form wie Luft: giftiges, brennbares, explosives Gas; einen Ballon mit Gas füllen; zu Gas werden; in der Flüssigkeit sind mehrere Gase aufgelöst. b) brennbares, zum Kochen und Heizen verwendetes… … Universal-Lexikon
gas — s.m.inv. 1a. FO ogni sostanza che, a temperatura e pressione normale, è allo stato aeriforme, in contrapposizione ai solidi e ai liquidi, e non presenta forma e volume propri 1b. TS fis., chim. sostanza aeriforme che si trova al di sopra della… … Dizionario italiano
Gas — (g[a^]s), n.; pl. {Gases} (g[a^]s [e^]z). [Invented by the chemist Van Helmont of Brussels, who died in 1644.] 1. An a[ e]riform fluid; a term used at first by chemists as synonymous with air, but since restricted to fluids supposed to be… … The Collaborative International Dictionary of English
gas — (Palabra inventada por el científico flamenco J. B. van Helmont en el siglo XVII, sobre el lat. chaos). 1. m. Fluido que tiende a expandirse indefinidamente y que se caracteriza por su pequeña densidad, como el aire. 2. Cada uno de los gases… … Diccionario de la lengua española
gas — sustantivo masculino 1. (no contable) Área: química Estado de la materia cuyas moléculas están en desorden y pueden separarse indefinidamente por la escasa atracción que existe entre ellas: El agua se convierte en gas al evaporarse. 2. (no… … Diccionario Salamanca de la Lengua Española
gas — [gæs] noun gases PLURALFORM or gasses [countable, uncountable] a substance which is not solid or liquid at normal temperatures, and which usually cannot be seen: • Greenhouse gases are the direct result of pollution … Financial and business terms
gas — [gas] n. pl. gases or gasses [gas′iz] [ModL, altered by Van Helmont (1577 1644), Belgian chemist (with g pronounced, as in Du, as a voiced fricative) < Gr chaos, air (see CHAOS), term used by Paracelsus] 1. the fluid form of a substance in… … English World dictionary
Gas CS — Nombre (IUPAC) sistemático … Wikipedia Español
Gas — Gas. Die Eigenthümlichkeit der Gase, welche elastische Flüssigkeiten, Luftarten sind, besteht in dem Bestreben der kleinsten Theilchen, sich möglichst weit von einander zu entfernen, daher üben sie auf ihre Umgebung einen allseitigen Druck aus u … Pierer's Universal-Lexikon
Gas — (g[a^]s), v. t. [imp. & p. p. {Gassed} (g[a^]st); p. pr. & vb. n. {Gassing}.] 1. (Textiles) To singe, as in a gas flame, so as to remove loose fibers; as, to gas thread. [Webster 1913 Suppl.] 2. To impregnate with gas; as, to gas lime with… … The Collaborative International Dictionary of English