-
1 brûler
brûler [bruulee]1 (ver-, af)branden ⇒ door vuur verteerd worden, in brand staan, (op)vlammen♦voorbeelden:brûler de fièvre • van koorts gloeien→ torchonII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:→ cervellev1) (ver)branden, afbranden2) (laten) aanbranden [spijzen]4) warm zijn [spel]5) (zonder te stoppen) voorbijgaan, -rijden -
2 attacher
attacher [aataasĵee]1 aanbranden ⇒ aanbakken, aanzettenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 vastspijkeren ⇒ vastschroeven, vasthaken♦voorbeelden:attacher les mains de qn., à qn. • iemands handen boeienattacher son tablier • zijn schort omdoen, omknopenattacher les volets • de luiken vastzetten1 zich hechten (aan) ⇒ gehecht raken (aan), liefde opvatten (voor)2 zich toeleggen (op) ⇒ zich beijveren (om), zijn best doen (om)3 verbonden zijn (aan, met) ⇒ (vast)gehecht zijn (aan), vastzitten (aan)4 (belang, waarde) hechten (aan) ⇒ vasthouden (aan), zich vastklampen (aan)5 (vast)kleven (aan) ⇒ zich vasthechten (aan), (vast) blijven plakken (aan)♦voorbeelden:s'attacher à ce que 〈+ aanvoegende wijs〉 • eraan hechten dat, erop gesteld zijn datcette robe s'attache derrière par des boutons • deze jurk gaat vanachter met knoopjes dicht1. v1) aanbranden, aanbakken2) vastkleven, blijven plakken3) vastmaken4) dichtknopen [kleding]5) hechten, verbinden6) aanstellen [werk]7) fixeren [blik]2. s'attacher (à)v3) verbonden zijn (aan, met)4) belang/waarde hechten (aan) -
3 griller
griller [griejee]♦voorbeelden:¶ tu grilles! • je bent warm!, je bent er bijna!II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 branden ⇒ verschroeien, verzengen4 inhalen♦voorbeelden:griller les feux rouges • door rood (licht) rijdenv1) roosteren2) (ver)schroeien, (aan)branden5) (laten) doorbranden [elektriciteit]6) inhalen -
4 roussir
roussir [roesier]1 rossig, bruin worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) rossig/bruin worden2) schroeien3) rossig maken -
5 cramer
cramer [kraamee]〈 informeel〉1 ver-, afbrandenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 schroeien ⇒ licht branden, aanbranden
См. также в других словарях:
Grütze — 1. De Grütt wart nig so hêt (heiss) utêten as he upfällt ward. (Holst.) – Schütze, II, 77. Die Grütze wird nicht so heiss ausgegessen, wie sie aufgefüllt wird. – Die Sache wird nicht so schlimm werden, als es anfänglich schien. 2. Es hot jeder… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Mädchen — (s. ⇨ Jungfer, ⇨ Jungfrau, ⇨ Mädel und⇨ Meitschi). 1. Alle Mädchen sind Jungfern, so lange der Bauch schweigt. – Eiselein, 354; Simrock, 5328; Braun, I, 1703. Im Plattdeutschen: All Möäkens sind Jumfern, so lang de Bûk schwigt. (Schlingmann,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon