-
1 terugspelen
-
2 backen
-
3 wedden op
v. lay odds, play, back -
4 cassetteband
-
5 een cassettebandje afspelen
een cassettebandje afspelenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een cassettebandje afspelen
-
6 bal
I 〈de〉1 [sport] ball2 [tot een ronde bol gevormde massa] ball3 [gulden] ±quid♦voorbeelden:een balletje trappen • kick a ball (about)op de bal spelen, niet op de man • play the ball, not the man〈 spreekwoord〉 wie kaatst, moet de bal verwachten • if you make a jest, you must take a jesteen balletje slaan • hit a ball4 het is zo koud dat je ballen eraf vriezen • it's cold enough to freeze the balls off a brass monkey6 een rechtse bal • a conservative/right-wing snobhet zijn (echte) ballen • they think they're really somethingde ballen van iets begrijpen • not understand a damn thing about somethinggeen bal uitvoeren • not do a (bloody) stroke (of work)geen bal van iets snappen/weten • not understand/know a damn thing about somethinghet kan me geen bal schelen • I couldn't care less〈 informeel〉 de ballen! • cheers!II 〈 het〉♦voorbeelden: -
7 brengen
2 [begeleiden naar] take♦voorbeelden:mensen (weer) bij elkaar brengen • bring/get people (back) togethernaar huis brengen • take homeeen kind naar bed brengen • put a child to bed3 iemand dank/hulde brengen • give someone thanks, pay someone tributeeen lied brengen • perform a songin deze aflevering brengen wij drie reportages • in this week's/today's 〈enz.〉programme we have/present three reportswat zal de tijd ons brengen? • what will the future bring (us)?brengen zij dit jaar weer een toneelstuk? • will they be doing another play this year?te berde brengen • bring up, raiseeen zaak voor het gerecht brengen • take a matter to courtzich(zelf) ertoe brengen om … • bring oneself to …wat bracht je ertoe het niet te doen? • what(ever) stopped you ((from) doing it)?wat bracht je ertoe het te doen? • what(ever) made you do it?iemand aan het twijfelen brengen • raise doubt(s) in someone's mindiets aan de man brengen • sell somethingiemand aan het lachen brengen • make someone laughhet gesprek op een bepaald onderwerp brengen • bring the conversation round to a particular subjecthet gesprek op iets anders brengen • change the subjectwie/wat heeft hem op dat idee gebracht? • who(ever)/what(ever) gave him that idea?het nooit en te nimmer tot iets brengen • never get anywherehet voor elkaar brengen • fix things (up)¶ jawel! morgen brengen • not likely!het ver brengen • go far -
8 dateren
♦voorbeelden:1 het huis dateert al uit de veertiende eeuw • the house goes all the way back to the fourteenth centuryde brief dateert van 6 juni • the letter is dated 6th JuneII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [van datum voorzien] date♦voorbeelden:2 kun je het schilderij dateren? • can you put a date on the painting? -
9 steunen
n. prop--------v. assist, support, prop, upbear, steady, second, favour, favor, maintain, underlay, back, countenance, sustain, lean, depend, patronize, line up behind, heave a sigh, abet, endorse, indorse, play up to, comfort, fall in with, rest, moan -
10 band
band1I 〈de〉2 [ring om een wiel] tyre3 [magneetband] tape4 [transportband] conveyor (belt)8 [wat rondom iets wordt bevestigd] band♦voorbeelden:2 een lekke band • a flat tyre, a punctureiets op de band opnemen • tape somethingaan de band staan • work on the assembly linenauwe banden met het moederland onderhouden • maintain strong ties with one's mother countryde banden der vriendschap aanhalen • tighten the bonds of friendshipgeen enkele band meer hebben met zijn familie • have severed all connections with one's familyde banden verbreken • sever the ties¶ aan de lopende band doelpunten scoren/rotopmerkingen maken • pile on scores, make scathing remarks all the timeiemand aan banden leggen • restrain someonedoor de band • on averageuit de band springen • get out of handII 〈 het〉————————band2〈de〉 〈 Engels〉 -
11 de bal terugspelen op/naar de keeper
de bal terugspelen op/naar de keeperVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de bal terugspelen op/naar de keeper
-
12 een band afspelen
een band afspelenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een band afspelen
-
13 effect
2 [indruk op het gemoed] effect4 [hoeveelheid arbeid per seconde verricht] power♦voorbeelden:een goedkoop effect • a cheap effectnuttig effect • beneficial effect, effectivenessweinig effect hebben • have little effecteffect najagen, op effect uit zijn • strain for effect, play to the galleryop effect berekend zijn • be calculated for effectnuttig effect • effective power -
14 hand
1 [lichaamsdeel] hand♦voorbeelden:in andere handen komen • change handsblote handen • bare handsdie zaak is in goede/slechte handen • that matter is in good/bad handsin goede/verkeerde handen vallen • 〈 figuurlijk〉 fall into the right/wrong handsiemand de helpende hand bieden • lend someone a (helping) handniet met lege handen komen • not come empty-handed〈 figuurlijk〉 uit de losse hand • roughly, in an improvised wayiets met vaste hand doen • do something with a sure touch〈 figuurlijk〉 met vaste/krachtige hand regeren • rule with a firm/iron handhij is in veilige handen • he is in safe handsiemand (de) handen vol werk geven • give someone no end of work/troublede handen vol hebben aan iemand/iets • have one's hands full with someone/somethinghij heeft de handen meer dan vol • he has enough/too much on his platedat kost handen vol geld • that costs lots of moneyiets aan vreemde handen toevertrouwen • entrust something to strangershij heeft de handen niet vrij • he does not have a free hand〈 figuurlijk〉 de vrije hand hebben/krijgen • have/acquire a free handergens zijn handen niet aan vuil willen maken • refuse to soil one's hands with something〈 figuurlijk〉 ik draai er mijn hand niet voor om • 〈 ik heb er geen moeite mee〉 I think nothing of it; 〈 het kan me niet schelen〉 I don't care a rap (for it)iemand de hand drukken/geven/schudden • give someone one's hand, shake hands with someonedan kunnen we elkaar de hand geven • we're in the same boat〈 figuurlijk〉 iemand de hand boven het hoofd houden • 〈 aan zijn kant staan〉 stand by someone; 〈 iemand beschermen die iets misdaan heeft〉 protect someone〈 figuurlijk〉 de handen op elkaar krijgen • earn/get applause〈 figuurlijk〉 de hand op iets/iemand leggen • lay hands on someone/somethingiemands hand lezen • read someone's palmde hand lichten met het reglement • disregard the regulationselkaar de hand reiken • hold out a hand to each other 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 reach out to each otherhanden schudden • shake handshij steekt geen/nooit een hand uit • he never does a stroke of workde hand over het hart strijken • 〈 figuurlijk〉 be lenient/soft-heartedhij kan zijn handen niet thuishouden • he can't keep his hands to himselfdaar wordt vaak de hand mee gelicht • that is often skimped/not taken seriously(mijn) hand erop! • you have/here's my hand on it!handen omhoog! (of ik schiet) • hands up!/ 〈 informeel〉stick 'em up! (or I'll shoot)handen thuis! • hands off!〈 figuurlijk〉 iets aan de hand hebben • 〈 met iets bezig zijn〉 have something going/on; 〈 bij iets betrokken zijn〉 be involved in somethingaan de hand van deze berekeningen • on the basis of these calculationsiemand een middel aan de hand doen tegen huiduitslag • put someone on to a good remedy for a rashniks aan de hand! • there's nothing the matteraan de hand van deze ervaringen concludeer ik … • in view of these experiences I conclude …iets achter de hand hebben • 〈 figuurlijk〉 have something to fall back on; 〈 heimelijk〉 have something up one's sleevewat geld achter de hand houden • keep some money for a rainy dayik heb mijn gummetje altijd vlak bij de hand • I always have my rubber near at handin de handen klappen • clap one's handsiemand iets in handen spelen • put something someone's wayiemand iets in de hand duwen/stoppen • slip/thrust something into someone's hands; 〈 figuurlijk〉 palm/fob someone off with somethingeen bewijs in handen hebben • have evidencehet onderzoek is in handen van N. • the investigation is being conducted by N.de markt in handen hebben • control/have control of the marketde politie heeft de zaak nu in handen • the police have the case in handde macht in handen hebben • have powerde toestand in de hand hebben • have the situation in handin handen vallen van de politie/de vijand • fall into the hands of the police/enemy〈 figuurlijk〉 iets met beide handen aangrijpen • jump at something; 〈 aanbod, gelegenheid ook〉 seize (upon) somethingmet de hand gemaakt/geschreven • hand-made/handwritten〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • force/mould/bend someone to one's will, manage someone, twist someone round one's (little) fingeriets om handen hebben • have something to do〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • take someone in hand/to taskiemand op (de) handen dragen • 〈 figuurlijk〉 worship/idolize someonehand over hand toenemen • increase hand over fist, gain ground rapidlyiemand iets ter hand stellen • hand something (over) to someoneiets ter hand nemen • take something up, take something in hand, undertake somethinger komt niets uit zijn handen • he doesn't get anything doneuit de hand lopen • get out of handiemand het werk uit (de) handen nemen • take work off someone's handsiets van de hand doen • sell/part with/dispose of somethingvan hand tot hand gaan • be passed from hand to handgoed/duur van de hand gaan • sell well/at high prices 〈 van koopwaren〉dat is de meest voor de hand liggende conclusie • that is the most obvious conclusiongeen hand voor iemand/iets uitsteken • not lift a finger for someone/somethinghij heeft er geen hand naar uitgestoken • 〈 niets aan gedaan〉 he hasn't done a stroke of work on it; 〈 niets van gegeten〉 he hasn't touched itgeen hand voor ogen kunnen zien • 〈 figuurlijk〉 not be able to see one's hand in front of one('s face)ik heb maar twee handen! • I have only (got) one pair of hands!een verhaal van de hand van • a story (written) by3 de zieke is aan de beterende hand • the patient is on the mend/getting betteraan mijn rechter/linker hand • on my right/left (hand/side)aan de winnende hand zijn • be winning〈 figuurlijk〉 iemand op zijn hand hebben/krijgen • have/get someone on one's side¶ wat is er daar aan de hand? • what's going on there?〈 figuurlijk〉 alsof er niets aan de hand was • as if nothing had happened/was wronger is iets aan de hand • there's something the matter/upiets/iemand in de hand werken • encourage something/someone; 〈 iets ook〉 make for something; 〈 iemand ook〉 play into someone's hands〈 van personen〉 zwaar op de hand zijn • be heavy/ponderousop handen zijn • be (near) at hand/imminent/forthcomingvan de hand in de tand leven • live from hand to moutheen verzoek/voorstel van de hand wijzen • refuse a request 〈 verzoek〉; turn down a proposal 〈 voorstel〉 -
15 hoofd
1 [lichaamsdeel] head3 [persoon] head6 [(van personen) leider, meerdere] head ⇒ chief, leader, 〈 school〉 principal (teacher), 〈 school〉 headmaster 〈 mannelijk〉, headmistress 〈 vrouwelijk〉♦voorbeelden:een hoofd groter/kleiner zijn (dan) • be a head taller/shorter (than)met een kaal/rood hoofd • bald-headed/red-faced〈 figuurlijk〉 iets het hoofd bieden • stand/face up to something 〈 moeilijkheden〉; meet, defy 〈 concurrentie, aanvallen〉het hoofd buigen • 〈 figuurlijk〉 bow one's head, give in/submit (to)het hoofd in de nek gooien • 〈 letterlijk〉 fling/throw/toss back one's head; 〈 figuurlijk〉 bristle/bridle up〈 figuurlijk〉 het hoofd laten hangen • hang one's head, be downcasthet hoofd schudden bij/over • shake one's head at/overwat hangt ons nu weer boven het hoofd? • 〈 figuurlijk〉 what's hanging over our heads now?, what's in store for us now?〈 figuurlijk〉 hij groeit mij boven het hoofd • he's leaving me behind/standingheb je geen ogen in je hoofd! • can't you look where you're going?licht/zwaar in het hoofd zijn • be light-headed, have a heavy head〈 figuurlijk〉 met zijn hoofd in de wolken lopen • have one's head in the clouds; 〈 gelukkig zijn〉 walk on airiemand een verwijt naar het hoofd slingeren • hurl a reproach at someone('s head)het succes is hem naar het hoofd gestegen • success has gone to his head〈 figuurlijk〉 hij kreeg van alles naar zijn hoofd • 〈 figuurlijk〉 he had all kinds of abuse thrown at himeen beloning op iemands hoofd zetten • put a price on someone's headmen kon er wel over de hoofden lopen • it was choc-a-bloc with peopleiemand voor het hoofd stoten • offend someoneeen hoofd hebben als een boei • have a face as red as a beetroot2 uit het blote hoofd spreken • speak ad lib/off the cuff〈 figuurlijk〉 het hoofd verliezen/niet verliezen • lose/keep one's headhij heeft veel aan zijn hoofd • he has a lot of things on his mindje bent niet goed bij je hoofd! • you're out of your (tiny) minddat is mij door het hoofd gegaan/geschoten • it slipped my mindzich iets in het hoofd zetten • get something in(to) one's headhoe haalt hij het in zijn hoofd? • where does he get such an idea?zij kreeg het in haar hoofd om • she took it into her head tozoiets komt niet in mijn hoofd op • it would never enter my head/mind to do such a thingfeiten in zijn hoofd stampen • cramde drank stijgt hem naar het hoofd • the drink is going to his headiets uit het hoofd kennen • learn something by heart/roteik zal die gekheid wel uit mijn hoofd laten • I know better than to do something crazy like thatiemand iets uit zijn hoofd praten • talk someone out of somethingdat zou ik maar uit mijn hoofd zetten • I'd forget it if I were youuit het hoofd spelen/zingen • play/sing from memoryhet hoofd koel houden • keep one's head, stay level-headedper hoofd • per head/capitaper hoofd van de bevolking • per head of (the) population〈 spreekwoord〉 zoveel hoofden, zoveel zinnen • so many men, so many opinions〈 figuurlijk〉 hij stelde zich aan het hoofd van de beweging • he assumed the leadership of the movementaan het hoofd staan van • be at the head of; 〈 leger〉 be in command of; 〈 bedrijf, departement〉 be in charge of7 hoofdbureau • head/main officehoofdingang • main entranceuit hoofde van zijn functie van/als • in his capacity as -
16 mond
♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 een grote mond opzetten tegen iemand, iemand een grote mond geven • talk back at/to someone, give someone liphij kan zijn grote mond niet houden • he can't keep his big mouth shutdat is een hele mond vol • that's quite a mouthful〈 figuurlijk〉 iedereen heeft er de mond van vol • everybody is full of it, it is on everybody's lips〈 figuurlijk〉 zij hebben de mond vol over ontwapening, maar … • they have a lot to say about/make a great song and dance about disarmament, but …doe je mond dan open • say something (for goodness' sake)〈 figuurlijk〉 zijn mond voorbijpraten • let one's tongue run away with one, blab, spill the beansbij monde van • through/from〈 figuurlijk〉 bepaalde woorden in de mond nemen • use/utter certain words〈 figuurlijk〉 met de mond vol tanden staan • be at a loss for words/tongue-tiedde vinger op de mond leggen • put one's finger to one's lipsiets uit zijn eigen mond sparen • 〈 letterlijk〉 save some of one's food for someone else; 〈 bezuinigen〉 go without food to buy something for someone else(als) uit één mond • with one voice, unanimouslyuit zijn mond klinkt het ongeloofwaardig • it sounds unbelievable coming from himhet gerucht ging van mond tot mond • the rumour went roundhij antwoordde wat hem voor de mond kwam • he said the first thing that came into his headgeen mond opendoen • keep one's mouth shut, never open one's mouthhij heeft een mond als een hooischuur • he's got a mouth big enough for two people -
17 neus
1 [lichaamsdeel] nose3 [punt van een voorwerp] nose ⇒ 〈 balg, spuit ook〉 nozzle, (toe)cap 〈 schoen〉, toe 〈 schoen〉, nib 〈 dakpan〉, heel 〈 geweer〉, handle 〈 schaaf〉♦voorbeelden:het neusje van de zalm • 〈 figuurlijk〉 the cream of the crop, the tops, it, the cat's whiskerseen frisse neus halen • get a breath of fresh aireen verstopte neus • a stuffed(-up) nosedoen alsof zijn neus bloedt • 〈 figuurlijk〉 play/act dumbzijn neus dichthouden • hold one's nosedat gaat zijn neus voorbij • that's not for (such as) him, it is lost to himhij haalt voor alles de neus op • he's a bit sniffyde neus voor iemand/iets ophalen • turn up one's nose at someone/something 〈 ook figuurlijk〉; 〈 figuurlijk〉 look down one's nose at someone/somethingin zijn neus peuteren • pick one's nosezijn neus snuiten • blow one's nosezijn neus overal in steken • 〈 figuurlijk〉 poke/stick one's nose into everything〈 figuurlijk〉 zijn neus in andermans zaken steken • stick one's nose into other people's affairs/business〈 schertsend〉 ja, mijn neus • my eye!, come off it!dat kan ik aan zijn neus niet zien • I can't tell by the look on his face what he wantsdoor de neus spreken • talk through one's nosewit om de neus worden • (go) pale, go green/white about the gillsonder zijn neus • right under one's nose〈 figuurlijk〉 het/hij komt me mijn neus uit • I'm fed up (to the back teeth) with it/him〈 figuurlijk〉 niet verder zien/kijken dan zijn neus lang is • be unable to see further than (the end of) one's noseiemand iets door de neus boren • cheat someone of something -
18 nummer
2 [persoon, zaak] number6 [sport] event♦voorbeelden:nummer één van de klas zijn • be top of one's class2 een nummer van een krant/tijdschrift • a newspaper edition, a number/issue of a periodicaleen oud nummer • a back issue/numberin deze maatschappij is ieder mens een nummer • people are mere numbers in this societynummer één zijn bij een wedstrijd • come first in a race/competitionnummer honderd • the smallest room4 een nummer brengen • do a routine/an act5 zij/hij is een mooi nummer • she's/he's quite a character -
19 thuis
thuis1〈 het〉♦voorbeelden:mijn thuis • my homebericht van thuis krijgen • receive news from homehet is bijna een tweede thuis • it's a home away from home————————thuis2〈 bijwoord〉1 [naar huis] home2 [in huis] at home♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 samen uit, samen thuis • we stick together, we're in this togetherwel thuis! • safe journey!vanmiddag ben ik thuis • I'll be at home this afternoonik ben voor niemand thuis • I'm not at home/in to/for anyonedoe maar of je thuis bent • make yourself at homeze doet thuis vertaalwerk • she takes in translationszich ergens thuis gaan voelen • settle down/inhij gaf niet thuis • 〈 niet meewerken〉 he wouldn't play ball; 〈 niet reageren〉 he appeared not to notice/not to hear (me), he didn't bite〈 sport〉 spelen we zondag thuis? • are we playing at home this Sunday?niemand thuis treffen • find nobody at homeiemand (bij zich) thuis uitnodigen • ask someone round/to one's housezich ergens thuis voelen • feel at home/ease somewherehij was niet thuis • he wasn't in/at home, he was outhij woont nog thuis • he's still living at homebij ons thuis • at our place, in our home, back homebij jou thuis • (over) at your place〈 figuurlijk〉 ergens in thuis raken • find one's feet, start to find/know one's way around in something〈 figuurlijk〉 in iets (goed) thuis zijn • be well up in/on something, be at home with/in/on something -
20 trekken
1 [kracht uitoefenen op iets] pull3 [spierbewegingen maken] stretch4 [luchtstroom doorlaten] draw5 [in een richting getrokken worden] pull6 [lijken (op)] be like♦voorbeelden:aan een sigaar trekken • puff at/draw a cigarover een rivier trekken • cross a riverten strijde/te velde trekken • go into battlede kinderen trekken nogal naar hun vader • the children take more to their father2 [aantrekken] draw4 [gewichtheffen] snatch♦voorbeelden:2 publiek/kopers trekken • draw an audience/customersvolle zalen trekken • play to/draw full houses1 [in genoemde toestand/op genoemde plaats brengen] pull3 [naar zich toehalen, ook figuurlijk] draw4 [aftreksel maken van] make6 [doen ontstaan] draw7 [uit een plaats vandaan halen] get♦voorbeelden:iemand aan zijn haar trekken • pull someone's hairiemand aan zijn mouw trekken • pull (at) someone's sleeveeen horoscoop trekken • cast a horoscopelering trekken uit iets • learn (a lesson) from something〈 wiskunde〉 de wortel uit een getal trekken • find/extract the (square/cube/ 〈enz.〉 ) root of a number8 gezichten trekken • make/pull (silly) faces
- 1
- 2
См. также в других словарях:
play-back — [ plɛbak ] n. m. inv. • 1930; mot angl. « jeu en retour » ♦ Anglic. Interprétation ou diffusion mimée (par un acteur, un chanteur) d un enregistrement sonore antérieur. Chanter en play back. C est du play back (opposé à direct) . Recomm. offic.… … Encyclopédie Universelle
Play-back — auch: Play|back 〈[plɛıbæ̣k] n. 15; Film, TV〉 1. nachträgliche Abstimmung der Bildstreifen mit der bereits vorliegenden Tonaufzeichnung 2. bei Livesendungen in Fernsehen u. Hörfunk angewandtes Verfahren, bei dem der Sänger zu dem durch Tonband… … Universal-Lexikon
Play-back — Play back, auch Play|back [ pleibæk] das; , s <aus engl. playback »das Abspielen, Wiedergabe« zu to play (vgl. ↑Play) u. back »zurück«>: a) nachträgliche Abstimmung der Bildaufnahme mit der bereits vorher isoliert vorgenommenen Tonaufnahme… … Das große Fremdwörterbuch
Play-back — Play back, Play·back [ pleɪbɛk] das; ; nur Sg; eine Technik im Fernsehen, Radio o.Ä., bei der der Ton nicht vom Sänger produziert wird, sondern vom Tonband kommt || K : Play back Verfahren; Playbackverfahren … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
Play-back — auch: Play|back 〈[plɛıbæ̣k] n.; Gen.: , Pl.: s〉 1. nachträgliche Abstimmung der Bildstreifen mit der bereits vorliegenden Tonaufzeichnung 2. bei Livesendungen in Fernsehen u. Hörfunk angewandtes Verfahren, bei dem der Sänger zu dem durch Tonband… … Lexikalische Deutsches Wörterbuch
play back — (something) to show a film or listen to a something recorded earlier. I m filming the race, so if we don t see it, we can always play back the videotape. Then you can edit the song on your computer and play it back … New idioms dictionary
play-back — / pleibæk/, it. / plɛibek/ locuz. ingl. [comp. di (to ) play giocare, recitare e back di nuovo ], usata in ital. come s.m. (cinem., radiotel.) [sistema che consiste nel mandare in onda un brano registrato mentre il cantante ne simula l esecuzione … Enciclopedia Italiana
play|back — «PLAY BAK», noun. the replaying of a sound recording, especially a tape recording, or of a videotape, especially just after it has been made … Useful english dictionary
play-back — |pleibéque| s. m. No cinema e na televisão, técnica inversa da dobragem, na qual o registro do som precede o da imagem. ‣ Etimologia: palavra inglesa … Dicionário da Língua Portuguesa
play back — verb reproduce (a recording) on a recorder (Freq. 1) The lawyers played back the conversation to show that their client was innocent • Syn: ↑replay • Derivationally related forms: ↑replay (for: ↑replay), ↑ … Useful english dictionary
play back — phrasal verb [transitive] Word forms play back : present tense I/you/we/they play back he/she/it plays back present participle playing back past tense played back past participle played back to play a message or video that has been recorded in… … English dictionary