-
1 reizen
1 [een reis ondernemen] travel ⇒ go on a trip/journey♦voorbeelden:vrij reizen hebben • travel (for) freeper spoor reizen • travel by trainvoor je plezier reizen • travel for pleasure -
2 reizen
n. travel--------v. travel, cruise, journey, voyage, tour, hike, peregrinate -
3 dagelijks van A naar B reizen
dagelijks van A naar B reizenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > dagelijks van A naar B reizen
-
4 een pasje voor vrij reizen
een pasje voor vrij reizenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een pasje voor vrij reizen
-
5 gezamenlijk reizen
gezamenlijk reizenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > gezamenlijk reizen
-
6 heen en weer gaan/reizen
heen en weer gaan/reizengo/travel back and forthVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > heen en weer gaan/reizen
-
7 in de toeristenklasse reizen
in de toeristenklasse reizentravel (in) tourist/economy (class)Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > in de toeristenklasse reizen
-
8 met de boot reizen
met de boot reizentravel by boat/seaVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met de boot reizen
-
9 met dezelfde trein reizen
met dezelfde trein reizenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met dezelfde trein reizen
-
10 met het vliegtuig reizen
met het vliegtuig reizenfly, go/travel by air/planeVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > met het vliegtuig reizen
-
11 moe van de reis/het reizen
moe van de reis/het reizenworn out from the journey/travellingVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > moe van de reis/het reizen
-
12 op en neer reizen
op en neer reizenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op en neer reizen
-
13 per draagvleugelboot reizen
per draagvleugelboot reizenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > per draagvleugelboot reizen
-
14 per spoor reizen
per spoor reizenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > per spoor reizen
-
15 per trein reizen
per trein reizenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > per trein reizen
-
16 tweede klas reizen
tweede klas reizenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > tweede klas reizen
-
17 van hot naar her reizen
van hot naar her reizentravel here, there and everywhereVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > van hot naar her reizen
-
18 van noord naar zuid reizen
van noord naar zuid reizenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > van noord naar zuid reizen
-
19 voor je plezier reizen
voor je plezier reizenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > voor je plezier reizen
-
20 vrij reizen hebben
vrij reizen hebbenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > vrij reizen hebben
См. также в других словарях:
reizen — reizen … Deutsch Wörterbuch
reizen — Vsw std. (11. Jh.), mhd. reizen, ahd. reizen Stammwort. Zu einer Grundlage ig. * rei d reizen . Vielleicht ist unmittelbar zu vergleichen lett. rîdît hetzen, aufwiegeln ; mit anderen Erweiterungen l. irrītāre erregen, reizen , gr. orínō ich setze … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
reizen — reizen: Mhd. reizen (reiz̧en), ahd. reizzen (reiz̧en) »antreiben, anstacheln; locken, verlocken; erwecken, anregen; erregen, ärgern« und die nord. Sippe von schwed. reta »locken; anregen; necken; ärgern« beruhen auf einer Kausativbildung zu dem… … Das Herkunftswörterbuch
reizen — V. (Mittelstufe) jmdn. in Erregung versetzen, jmdn. provozieren Synonyme: herausfordern, ärgern Beispiel: Er hat mich mit seinem Verhalten schwer gereizt. reizen V. (Mittelstufe) einen starken Reiz auf den Organismus ausüben Beispiele: Der Rauch… … Extremes Deutsch
Reizen — Reizen, die Stimme eines jungen Hasens, einer Maus u. dgl. mittelst der Hasenquäke (s.d.) nachahmen, um den Fuchs od. Wolf heranzulocken u. zum Schuß zu bekommen … Pierer's Universal-Lexikon
Reizen — Reizen, das Anlocken eines Fuchses oder eines Wolfes durch den von dem gedeckt stehenden Jäger nachgeahmten Klageton des Hafen, das Fiepen des Rehkitzchens, das Zwitschern eines gefangenen Vogels oder das Piepen der Maus. Diese Laute werden… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
reizen — 1. ↑affizieren, 2. irritieren … Das große Fremdwörterbuch
reizen — rühren; faszinieren; neugierig machen; interessieren; verlocken; anmachen; belästigen; fuchsen (umgangssprachlich); ärgern; aus der Fassung bringen; … Universal-Lexikon
reizen — rei·zen; reizte, hat gereizt; [Vt] 1 etwas reizt jemanden etwas ist für jemanden so interessant, dass er es tun oder haben möchte: Dieses Auto reizt ihn schon lange; Es würde mich sehr reizen, surfen zu lernen 2 jemanden / ein Tier reizen… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache
reizen — 1. aufbringen, aufregen, aufreizen, in Erregung versetzen, in Harnisch bringen, rasend machen; (geh.): ergrimmen, erzürnen; (bildungsspr.): echauffieren, provozieren; (ugs.): hochbringen, in die Wolle bringen, in Rage versetzen, zur Weißglut… … Das Wörterbuch der Synonyme
Reizen — Reitzen, streiffen, sanfft und lind, den Mantel hencken nach dem Wind. Lat.: Fistula dulce canit, volucrem dum decipit auceps. (Chaos, 33.) [Zusätze und Ergänzungen] 2. Drei soll man nicht reizen: einen jungen Heiden, eine junge Schlange und… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon