-
61 pull
n. trekken; invloed; aankomst; lezen (in druk); handvat (om te trekken)--------v. trekken; slepen; eruit trekken; aanspannen; scheurenpull1[ poel]4 (trek)knop ⇒ trekker, handvat♦voorbeelden:a long pull across the hills • een hele klim over de heuvels♦voorbeelden:2 have a pull on someone • invloed/macht over iemand hebben♦voorbeelden:————————pull21 trekken ⇒ getrokken worden, plukken, rukken4 bewegen♦voorbeelden:this table pulls apart easily • deze tafel gaat gemakkelijk uit elkaarpull at/on a pipe • aan een pijp trekken3 the bus pulled away • de bus reed weg/trok opthe car pulled ahead of us • de auto ging voor ons rijdenthe car pulled alongside ours • de auto kwam naast de onze rijden, de auto stopte naast de onzepull for the shore • naar de kust varenthe train pulled into Bristol • de trein liep Bristol binnen→ pull back pull back/, pull in pull in/, pull off pull off/, pull out pull out/, pull over pull over/, pull round pull round/, pull through pull through/, pull together pull together/, pull up pull up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 trekken (aan) ⇒ (uit)rukken, naar zich toetrekken; uit de grond trekken; tappen; zich verzekeren van, (eruit) halen♦voorbeelden:pull a chair up to the table • een stoel bijschuiven (aan tafel)pull customers • klandizie trekkenhe pulled a gun on her • hij richtte een geweer op haarpull a tooth • een kies trekkenpull votes • stemmen trekken/winnenhe pulled on his shirt • hij trok zijn overhemd aanthe current pulled him under • de stroming sleurde hem mee2 what's this man trying to pull? • wat probeert deze man me te leveren?→ pull back pull back/, pull down pull down/, pull in pull in/, pull off pull off/, pull out pull out/, pull over pull over/, pull round pull round/, pull through pull through/, pull together pull together/, pull up pull up/ -
62 quote
n. citaat, aanhaling; aanhalingsteken; notering--------v. citeren, aanhalen; de nadruk leggen; de prijs opgeven; tussen aanhalingstekens zettenquote1♦voorbeelden:————————quote2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 he quotes you as having argued that … • volgens zijn woorden heb jij betoogd dat …2 the stocks were quoted at … • de aandelen werden genoteerd op …3 according to this newspaper the president said (quote) we shall win (unquote) • volgens deze krant zei de president (ik citeer) we zullen overwinnen (einde citaat) -
63 reasonable
-
64 ripe
adj. rijp; belegen; ervarenripe1♦voorbeelden:1 he lived to the ripe age of ninety-five • hij bereikte de gezegende leeftijd van vijfennegentig jaar2 of ripe age • volwassen, ervarena ripe judgement • een doordacht oordeelII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉1 klaar ⇒ rijp, geschikt♦voorbeelden:————————ripe2〈 werkwoord〉→ ripen ripen/ -
65 ripen
-
66 rope
n. touw; ketting--------v. vastbinden; met een lasso vangen; afzetten (met een touw); bijeenverzamelen (partijgenoten); afzetten (met touwen)rope1[ roop] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 (stuk) touw ⇒ koord, kabel♦voorbeelden:the rope • de stropgive someone rope enough to hang himself • iemand door schade en schande wijs laten wordenshow someone the ropes • iemand wegwijs maken/inwijdenknow/learn the ropes • de kneepjes van het vak kennen/leren————————rope2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:¶ rope someone in to help/join • iemand zo ver krijgen dat hij komt helpen/meedoet -
67 sense
n. gevoel; zintuig; verstand; uitleg; winst--------v. voelen, aanvoelen; opnemensense1[ sens]♦voorbeelden:in a sense • in zekere zinin one sense • in één opzicht1 (vaag) gevoel ⇒ begrip, (instinctief) besef2 (zintuiglijk) vermogen ⇒ zin, zintuig♦voorbeelden:1 sense of duty • plichtsbesef/gevoelsense of humour • gevoel voor humorsense of responsibility • verantwoordelijkheidsbesef/gevoelsense of smell • reuk(zinvermogen)sense of touch • tastzin, gevoelthe (five) senses • de (vijf) zintuigensixth sense • zesde zintuig♦voorbeelden:2 what's the sense? • wat heeft het voor zin?make sense of something • ergens uit wijs kunnen (worden)→ common common/IV 〈 meervoud〉♦voorbeelden:in one's (right) senses • bij zijn (volle) verstandout of her senses • niet goed bij haar hoofd————————sense2〈 werkwoord〉 -
68 sensible
adj. logisch; wijs; gevoelig, gevoelsmatig; begripvol; voelend; begrijpend; aanvoelbaar[ sensəbl] 〈 sensibly〉3 merkbaar ⇒ aanwijsbaar, waarneembaarII 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉♦voorbeelden:be sensible that • weten dat -
69 sententious
adj. kernachtig, bondig; schoolmeesterachtig wijs[ sentensjəs] -
70 shush
interj. ssst!, stil!--------v. sussen, stillenshush1[ sjusj]I 〈onovergankelijk werkwoord; vaak gebiedende wijs〉♦voorbeelden:1 shush now, let's be quiet • sst, stil nu, iedereen rustigII 〈 overgankelijk werkwoord〉————————shush21 sst! ⇒ stilte! -
71 shut up
zijn mond houden, iemand het zwijgen opleggen; opsluitenshut up♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 opsluiten ⇒ achter slot en grendel zetten, opbergen♦voorbeelden:shut up shop • de zaak sluiten -
72 soft
adj. zacht; soort drank ("softdrink"); zachtaanvoelend; aangenaam; rustig; ontspannen; mild; domoor (i. d. spreektaal)9 zwak ⇒ gek, verliefd♦voorbeelden:soft iron • weekijzersoft nothings • mooie praatjes(have) a soft spot for someone • een zwak voor iemand hebben9 be soft about/on • gek/verliefd zijn op, een zwak hebben voorsoft loan • lening op gunstige voorwaardensoft mark • dupe, willig slachtoffersoft money • papiergeld -
73 sound
adj. gezond en wel; aanspreekbaar; diep; gevestigd; ontwikkeld; zeker; rechtvaardig; geloofwaardig; sterk--------n. geluid; klank; zeeëngte; uitspraak; medisch instrument--------v. ken; peilen, polsen; laten horen; horen; uitsprekensound1[ saund]2 inham ⇒ baai, golf1 geluid ⇒ klank, toon♦voorbeelden:1 I don't like the sound of it • het bevalt me niet, het zit me niet lekkerfrom/by the sound(s) of it/things • zo te horen————————sound2〈bijvoeglijk naamwoord; soundness〉3 solvent ⇒ financieel gezond; evenwichtig, betrouwbaar♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 be (as) sound as a bell • (zo) gezond als een vis zijn; perfect functioneren 〈 machine〉a sound mind in a sound body • een gezonde geest in een gezond lichaam————————sound3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————sound4〈 bijwoord〉♦voorbeelden: -
74 swing
n. geschommel; geslinger; vaart; slinger, omslag--------v. slingeren; zich met een vaart voortbewegenswing1[ swing]1 schommel♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 what one loses on the swings one makes up on the roundabout • men moet de bluts tegen de buil stellen1 schommeling ⇒ zwaai, slingerbeweging♦voorbeelden:the swing of the pendulum • de wisseling(en) van het lotswing in prices • prijzenschommelinggive full/free swing to • de vrije teugel laten1 actie ⇒ vaart, gang♦voorbeelden:1 in full swing • in volle actie/gangget into the swing of things • op dreef komen————————swing22 swingen♦voorbeelden:3 swing for it • ervoor gestraft/gehangen worden1 slingeren ⇒ schommelen, zwaaien♦voorbeelden:swing to and fro • heen en weer schommelen2 swing round • (zich) omdraaien, omgooien1 beïnvloeden ⇒ bepalen, manipuleren♦voorbeelden:swing it • het klaarspelen, het voor elkaar brengenwhat swung it was the money • wat de doorslag gaf, was het geld -
75 tell me another!
tell me another!maak dat een ander/de kat wijs! -
76 tell that to the (horse) marines!
tell that to the (horse) marines!maak dat de kat wijs!English-Dutch dictionary > tell that to the (horse) marines!
-
77 tell
v. vertellen; zeggen; weten; duidelijk maken; opdragen2 het/iets verklappen ⇒ het/iets verraden3 (mee)tellen ⇒ meespelen, van belang zijn♦voorbeelden:as far as we can tell • voor zover we wetenyou can never tell/never can tell • je weet maar nooithis blush told of his embarrassment • zijn blos getuigde van zijn verlegenheid2 don't tell! • verklap het niet!his age will tell against him • zijn leeftijd zal in zijn nadeel pleitenthe long drive began to tell (up)on the passengers • de lange rit begon de passagiers zwaar te vallenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vertellen ⇒ zeggen, spreken2 weten ⇒ kennen, uitmaken3 onderscheiden ⇒ uit elkaar houden, onderkennen4 zeggen ⇒ bevelen; waarschuwen♦voorbeelden:tell a secret • een geheim verklappen〈 informeel〉 tell someone where he gets off/to get off • iemand op zijn plaats/nummer zetten〈 informeel〉 tell me another! • maak dat een ander/de kat wijs!I (can) tell you! • ik verzeker het je!〈 informeel〉 you're telling me! • vertel mij wat!tell about/of something • over iets vertellen/berichten2 can you tell the difference? • ken jij het verschil?can she tell the time yet? • kan ze al klok kijken?I could tell by/from his look • ik kon het aan zijn oogopslag zienthere is no telling what will happen • je weet maar nooit wat er gebeurthow can I tell if/whether it is true or not? • hoe kan ik weten of het waar is of niet?3 can you tell these twins apart? • kun jij deze tweeling uit elkaar houden?tell truth from lies • de waarheid van leugens onderscheiden4 I told you so! • ik had het je nog gezegd!something tells me that … • ik heb zo het idee dat …I'll tell you what: let's stop • weet je wat?: laten we ermee ophouden〈 informeel〉 tell someone off (for something) • iemand (om iets) berispen/op zijn nummer zetten -
78 throw
n. worp, gooi--------v. werpen; toegooien; afgooien; gooien metthrow1[ θroo] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————throw2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 richten ⇒ (toe)werpen, toezenden7 snel op zijn plaats brengen ⇒ werpen, leggen, maken8 verslaan9 maken ⇒ hebben, organiseren♦voorbeelden:1 throw dice • dobbelstenen gooien, dobbelenthe horse threw him • het paard wierp hem afthrow its feathers • ruiensnakes throw their skins • slangen werpen hun huid afthrow oneself at someone • zich op iemand storten/werpen; zich aan iemand opdringenthrow oneself into something • zich ergens op werpen, zich enthousiast ergens in stortenhe was thrown into prison • hij werd in de gevangenis geworpenthrow a cape over one's shoulders • zich een cape over de schouders gooienbe thrown (back) upon one's own resources • op zichzelf worden teruggeworpenhe threw us a sarcastic look • hij wierp ons een sarcastische blik toethrow the switch to ‘off’ • de schakelaar op ‘uit’ zettenthrow someone into confusion/into a fit • iemand in verwarring brengen/een stuip bezorgenthey were thrown out of work • ze waren ineens zonder werkthrown upon each other • op elkaar aangewezen→ throw about throw about/, throw around throw around/, throw away throw away/, throw back throw back/, throw down throw down/, throw in throw in/, throw off throw off/, throw out throw out/, throw over throw over/, throw overboard throw overboard/, throw together throw together/, throw up throw up/ -
79 to the tune of
to the tune of -
80 unquote
adv. einde van een citaat (de aanhalingstekens aan het einde van een citaat)--------v. zonder aanhalings tekens[ unkwoot] 〈 voornamelijk in gebiedende wijs〉♦voorbeelden:1 he said (quote) ‘Over my dead body’ (unquote) • hij zei (begin citaat/aanhalingstekens openen) ‘Over mijn lijk’ (einde citaat/aanhalingstekens sluiten)
См. также в других словарях:
wijs — wijf, wijnd, wijs, wijt, wijte see wife, wind, vice n.3, wis v., wise, wit, wite … Useful english dictionary
Wijs-Reagenz — Wijs Re|a|genz [ weiίs ; nach dem niederl. Chemiker J. J. A. Wijs (1864–1942)]: zur Bestimmung der Iodzahl von Fetten dienende (stark hautätzende) Lsg. von Iodmonochlorid in Eisessig … Universal-Lexikon
Wijs Me De Weg — Infobox ESC entry song = flagicon|Netherlands Wijs Me De Weg caption = year = 1992 country = Netherlands artist = Humphrey Campbell as = with = language = Dutch languages = composer = Edwin Schimscheimer lyricist = Edwin Schimscheimer conductor … Wikipedia
wijs method — ˈvīs noun Usage: usually capitalized W Etymology: after Jacob J. Alexander Wijs died 1942 Dutch analytical chemist : a method for determining the iodine number (as of an oil or fat) that consists in adding a solution of iodine monochloride in… … Useful english dictionary
Methode de Wijs — Méthode de Wijs Sommaire 1 Définition 2 Principe 3 Schéma du dosage 4 Protocole 4.1 Matériel … Wikipédia en Français
Méthode De Wijs — Sommaire 1 Définition 2 Principe 3 Schéma du dosage 4 Protocole 4.1 Matériel … Wikipédia en Français
Méthode de wijs — Sommaire 1 Définition 2 Principe 3 Schéma du dosage 4 Protocole 4.1 Matériel … Wikipédia en Français
Méthode de Wijs — Sommaire 1 Définition 2 Principe 3 Schéma du dosage 4 Protocole 4.1 Matériel … Wikipédia en Français
niet goed wijs / spottend — fetrelusu … Woordenlijst Sranan
Dutch conjugation — Dutch grammar series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia
Weise (Adj.) — 1. Ach leider, ich bin geworden weiss, dass wer da zymmert vff dass eiss, syn kost vnd arbeit moias verlesen, dan es mag nit abzyt fresen. – Weinsberg, 59. 2. Allzu weis kann nichts beginnen und allzu närrisch nichts ersinnen. Holl.: Al te wijs… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon