-
1 interjection
n. tussenwerpsel; uitroep; het ergens inwerpen[ - dzjeksjn] -
2 I dare say
ik zou zeggenik veronderstel, ik neem aan; 〈 als tussenwerpsel〉natuurlijk, waarschijnlijk; 〈 Brits-Engels〉 misschien -
3 bang
adv. klap, dreun; met lawaai--------interj. boem!--------n. slag; geluid van een explosie; harde slag, dreun; verdovend middel, hennep--------v. slaan, treffen; voortdurend lawaai maken; opzettelijk lawaai maken; een speciale haardracht ("pony") maken waarbij het voorhoofd zichtbaarder wordt; (Agressieve Slang) deelnemen aan geslachtsgemeenschap, een paar vormenbang1[ bæng] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klap ⇒ dreun, slag2 knal ⇒ ontploffing, schot3 plotselinge inspanning/energie♦voorbeelden:3 start off with a bang • hard aan het werk gaan/van stapel lopen————————bang2♦voorbeelden:bang into someone • iemand toevallig ontmoeten→ bang away bang away/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 stoten ⇒ bonzen, botsen2 dichtgooien/smijten♦voorbeelden:→ bang out bang out/————————bang3〈 bijwoord〉1 precies ⇒ pats, vlak2 plof ⇒ boem, paf♦voorbeelden:〈 informeel〉 bang on • precies goed/raakbang on time • precies op tijdbang went another million • nog een miljoen naar de maancome bang up against (something) • stuiten op (iets)————————bang41 boem! ⇒ pats!, pang! -
4 boohoo
boohoo1[ boe:hoe:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 geluid van kindergehuil ⇒ geblèr, (ge)brul————————boohoo21 boehoe ⇒ snik, snik -
5 boy
interj. tjonge! (uirdrukking van verwondering, verrassing of teleurstelling)--------n. jongen; joch; knaap; bediendeboy1[ boj]1 jongen ⇒ joch, knul♦voorbeelden:1 Jimmy is his blue-eyed boy • Jimmy is z'n oogappel/lievelingthat's my boy • grote jongen, bravo knulcome on, old boy • vooruit, ouwe jongenII 〈meervoud; the〉1 jongens ⇒ vrienden, club/cafématen♦voorbeelden:〈Amerikaans-Engels; informeel〉 the boys uptown • de hoge smerissen, de maffiabazen————————boy2〈 tussenwerpsel〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉 -
6 bye
interj. tot ziens! vaarwel!--------n. vrij gat (bij golf); automatische doorgang naar volgende rondgang (in sport)bye1[ baj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈 sport〉vrijgelote ploeg/speler ⇒ ploeg/speler die vrijgeloot is————————bye2, bye-bye -
7 dare
n. uitnodiging; uitdaging--------v. durven; uitdagendare1[ deə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————dare2[ deə]♦voorbeelden:II 〈hulpwerkwoord; 3e persoon enkelvoud dare〉1 (aan)durven ⇒ het wagen, het lef hebben te♦voorbeelden:how dare (you say such things)? • hoe durf je zoiets te zeggen?¶ I dare say • ik veronderstel, ik neem aan; 〈 als tussenwerpsel〉natuurlijk, waarschijnlijk; 〈 Brits-Engels〉 misschien -
8 farewell
adj. afscheid, vaarwel--------interj. vaarwel, dag--------n. afscheid, vaarwelfarewell1〈 zelfstandig naamwoord〉 〈 formeel〉————————farewell2〈 tussenwerpsel〉 〈 formeel〉1 vaarwel ⇒ adieu, tot ziens -
9 fore
adj. voor-; voor; voorkant van, aan de voorkant van--------adv. vooruit--------n. voor, voorkant, voor-; voordeel, voorsprongfore1[ fo:] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 to the fore • beschikbaar, in het oog lopend————————fore21 vooraan ⇒ voor, naar voren♦voorbeelden:————————fore3〈 tussenwerpsel〉 〈 golf〉 -
10 gee
-
11 glub
[ glub]♦voorbeelden: -
12 golly
-
13 goodbye
interj. dag! (uitroep bij afscheid)--------n. dag, tot ziensgoodbye1♦voorbeelden:————————goodbye2 -
14 goody
n. zoetigheid, snoepjegoody12 〈voornamelijk meervoud; slang; ironisch〉 verworvenheid van de moderne maatschappij ⇒ luxe(artikel)————————1 jippie! ⇒ leuk! -
15 hallo
interj. hallo!--------n. hallo (groet)hallo1————————II 〈 overgankelijk werkwoord〉————————1 hallo! ⇒ hé! -
16 haw-haw
-
17 haw
interj. saf! (richtingsuitroep voor werkvee)--------n. bes van de haagdoorn (vrucht)--------v. niet ronduit sprekenhaw1[ ho:] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 dierkunde〉 knipvlies ⇒ 〈 in het bijzonder〉 ontstoken knipvlies 〈 derde ooglid bij sommige dieren〉————————haw2〈 werkwoord〉————————haw31 hm ⇒ ahum, hem -
18 hem
interj. hum, ahem--------n. boord, zoom--------v. omzomen; omringen; inkapselen; inkortenhem1[ hem] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 take the hem up (of something) • (iets) korter maken/inkorten————————hem2〈werkwoord; hemmed〉♦voorbeelden:feel hemmed in/up • zich ingekapseld voelen————————hem3[ mhm] 〈 tussenwerpsel〉1 ahum ⇒ (a)hem, h'm -
19 hip
adj. op de hoogte; heup; graatbalk (in bouwkunde); rozenbottel (vrucht van rozenstruik); mank, hinkend--------interj. hiep, hiep, hoera!--------n. heup--------v. met graatsparren bouwen (schildpad); in slecht humeur zijn; verstuiken van heuphip1[ hip] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 heup————————hip2〈bijvoeglijk naamwoord; hipper〉 〈 slang〉————————hip3♦voorbeelden:¶ hip, hip, hurrah! • hiep, hiep, hoera! -
20 hum
n. zoem--------v. neuriën; gonzen, snorrenhum1[ hum] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zoem/bromgeluid ⇒ (ge)brom, gezoem♦voorbeelden:————————hum2〈 hummed〉♦voorbeelden:hum with activity • gonzen van de activiteit/bedrijvigheid1 neuriën————————hum3[ mmm] 〈 tussenwerpsel〉1 eh ⇒ h'm, ahum
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Все языки
- Африкаанс
- Нидерландский
tussenwerpsel
Страницы