Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Все языки
Нидерландский
Норвежский

boksen

Толкование Перевод

1 box

n. vat, kist; doos; cel; boks (bij boksen); televisie
--------
v. boksen; inkisten, inpakken

box¹

[ boks] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 doos ⇒ kist, bak; trommel, bus

2 loge ⇒ hokje, cel e.d. 〈 in theater〉

3 foedraal ⇒ beschermhoes

4 〈 cricket, ijshockey e.d.〉 toque ⇒ protector

5 kader ⇒ omlijning, omlijnd gebied

6 mep ⇒ draai om de oren, oorveeg

7 〈 the〉 buis ⇒ tv, televisie

♦voorbeelden:

2   telephone box, 〈 Amerikaans-Engels〉call box • telefooncel

     witness box • getuigenbank

6   give someone a box on the ears • iemand een draai om de oren geven

7   glued to the box • aan de buis gekluisterd

¶ Box and Cox • twee personen die om beurten iets doen

————————

box²

〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ook box〉

1 buks(boom) ⇒ palmboompje

2 hout van de buksboom ⇒ bukshout

————————

box³

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 boksen

♦voorbeelden:

¶ Box and Cox • beurtelings iets doen

     〈 informeel〉 box clever • slim doen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 boksen tegen/met

2 in dozen doen

3 een draai om de oren geven

♦voorbeelden:

3   box someone's ears • iemand een draai om z'n oren geven

→ box in box in/

English-Dutch dictionary > box
2 boxing

n. boksen

boxing

[ boksing]

1 (het) boksen ⇒ bokssport

English-Dutch dictionary > boxing
3 canvas

adj. v. e. grof weefsel gemaakt
--------
n. canvas, zeildoek
--------
v. zeildoek

canvas

, 〈 Amerikaans-Engels spelling ook〉 canvass [ kænvəs]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 doek ⇒ stuk schilderslinnen; (olieverf)schilderij

2 (circus)tent ⇒ tentenkamp

3 〈 scheepvaart〉 presenning ⇒ dekzeil

4 〈the; boksen, worstelen〉 het canvas ⇒ 〈 worstelen〉 de mat

♦voorbeelden:

4   〈 informeel〉 kiss the canvas • knock-out gaan

     〈 boksen〉 on the canvas • tegen het canvas

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 canvas ⇒ zeildoek, tentdoek

2 schilderslinnen

3 borduurgaas

4 〈 scheepvaart〉 zeilvoering

♦voorbeelden:

1   under canvas • in een tent, in tenten

4   under canvas • onder vol zeil

English-Dutch dictionary > canvas
4 clinch

n. vaste greep, omklemming
--------
v. omklemming; omarming; knagel; schermutseling

clinch¹

[ klintsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 vaste greep ⇒ omklemming

2 〈 boksen〉 clinch

3 〈 informeel〉 omarming ⇒ omhelzing

4 〈 techniek, technologie〉 knagel

5 〈 Amerikaans-Engels〉 handgemeen ⇒ schermutseling

♦voorbeelden:

1 hold something in a clinch • iets stijf vasthouden 〈 ook figuurlijk〉

————————

clinch²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈 boksen〉 (met elkaar) in de clinch gaan ⇒ lijf aan lijf staan

2 〈 informeel〉 elkaar omhelzen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 techniek, technologie〉 ken 〈 knagel〉

2 〈 techniek, technologie〉 vastken ⇒ aaneenken 〈 stukken hout〉

3 beken ⇒ sluiten, afmaken 〈 overeenkomst, transactie〉

♦voorbeelden:

3 that clinched the matter • dat gaf de doorslag

English-Dutch dictionary > clinch
5 counter

adv. in tegenstelling, tegen
--------
n. toonbank (in restaurant of keuken; teller, meter; (Computers) aantal getallen gebruikt om aan te geven hoeveel mensen de Webpagina hebben bezocht
--------
pref. tegen-
--------
v. reageren

counter¹

[ kauntə] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 toonbank ⇒ balie, bar; loket, kassa

2 teller ⇒ telwerk, rekenmachine

3 fiche ⇒ speelmuntje

4 tegenzet ⇒ tegenmaatregel, tegenwicht

5 tegendeel ⇒ tegenovergestelde

6 verweerstoot ⇒ 〈 boksen〉 counter, tegenstoot; 〈 schermen〉 tegenstoot; 〈 voetbal〉 counter

♦voorbeelden:

¶ over the counter • zonder recept (verkrijgbaar) 〈 van medicijnen〉

     under the counter • onder de toonbank, clandestien

————————

counter²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 tegen(over)gesteld ⇒ tegenwerkend, contra-

2 duplicaat- ⇒ dubbel

♦voorbeelden:

2   counter list • duplicaat, controlelijst

————————

counter³

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 een tegenzet doen ⇒ zich verweren, terugvechten; 〈 in het bijzonder boksen〉 counteren

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 zich verzetten tegen ⇒ tegenwerken, (ver)hinderen

2 beantwoorden ⇒ reageren op

3 tenietdoen ⇒ weerleggen

————————

counter⁴

〈 bijwoord〉

1 in tegenovergestelde richting

2 op tegengestelde wijze

♦voorbeelden:

1   go/hunt/run counter • het spoor in de verkeerde richting volgen

2   act/go counter to • niet opvolgen, ingaan tegen

English-Dutch dictionary > counter
6 hook

n. haak; ophang-haak
--------
v. vangen; (om-) buigen; vastmaken

hook¹

[ hoek] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 (telefoon)haak

2 vishoek ⇒ vishaak; 〈 figuurlijk〉 val(strik), klem

3 hoek ⇒ kaap, landtong

4 〈 golf, cricket〉 boogbal

5 〈 boksen〉 hoekstoot

♦voorbeelden:

1   hook and eye • haak en oog

     off the hook • van de haak 〈 telefoon〉

3   the Hook (of Holland) • Hoek van Holland

¶ 〈 informeel〉 hook, line and sinker • helemaal, van a tot z

     〈Brits-Engels; slang〉 sling/take one's hook • ervandoor gaan

     by hook or by crook • hoe dan ook, op eerlijke of oneerlijke wijze

     〈 informeel〉 get/let someone off the hook • iemand uit de puree halen

————————

hook²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 vast gehaakt worden/zijn

♦voorbeelden:

1   this dress hooks up at the back • deze jurk gaat van achteren met haakjes dicht

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 vastgrijpen met een haak ⇒ vasthaken, aanhaken

2 aan de haak slaan 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ strikken, bemachtigen

3 〈 cricket, golf〉 als rechtshandige de bal hoog en hard naar s slaan 〈 in cricket een goede slag, in golf een fout〉

4 〈 boksen〉 een hoekstoot geven

♦voorbeelden:

1   hook on • vasthaken

→ hook up hook up/

English-Dutch dictionary > hook
7 slog

n. slag, harde klap
--------
v. slaan; doorworstelen; ploeteren

slog¹

[ slog] 〈 zelfstandig naamwoord〉〈 informeel〉

1 geploeter ⇒ gezwoeg

2 〈 cricket, boksen〉harde klap/stoot ⇒ woeste slag, uithaal

————————

slog²

, 〈 Amerikaans-Engels〉 slug [ sloeg] 〈 slogged〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈+at〉 zwoegen (op) ⇒ noest doorwerken (aan)

2 ploeteren ⇒ sjokken

♦voorbeelden:

1 〈 informeel〉 slog away (at) • ijverig doorworstelen (met)

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 voornamelijk cricket, boksen〉hard stoten/treffen ⇒ uithalen naar, een ontzettende mep geven

♦voorbeelden:

¶ slog it out • het uitvechten

English-Dutch dictionary > slog
8 spar

n. spar, spier, rondhout; bokspartij; soort mineraal
--------
v. boksen; er op los slaan; kibbelen

spar¹

[ spa:]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 benaming voor〉 lange paal ⇒ 〈 scheepvaart〉 rondhout

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 spaat 〈 mineraal〉

————————

spar²

〈werkwoord; sparred〉

1 sparren ⇒ boksen

2 redetwisten

English-Dutch dictionary > spar
9 uppercut

n. Kinslag (bij boksen)

uppercut

〈 boksen〉

1 opstoot ⇒ uppercut

English-Dutch dictionary > uppercut
10 kayo

n. Knock-Out (bij boksen-een slag die de tegenstander velt)
--------
v. Winnen door Knock-Out (bij boksen)

English-Dutch dictionary > kayo
11 bantamweight

n. lichtgewicht (bij boksen)

bantamweight

〈 sport〉

1 bantamgewicht

English-Dutch dictionary > bantamweight
12 be down and out

be down and out

〈 boksen〉uitgeteld/knock-out zijn; 〈 figuurlijk〉berooid/aan lager wal zijn

English-Dutch dictionary > be down and out
13 be down

be down

1 beneden/onderaan zijn ⇒ minder/verminderd/gezakt zijn 〈 letterlijk en figuurlijk〉

2 uitgeteld zijn/liggen ⇒ 〈 figuurlijk〉 somber/neerslachtig zijn

3 neer/ingeschreven zijn

4 buiten bedrijf zijn ⇒ plat liggen 〈 van computer〉

5 〈 sport〉 achterstaan

♦voorbeelden:

1   demand was down • er was minder vraag

     Sue's hair was still down • Sues haar was nog niet opgestoken

     Mary isn't down yet • Maria is nog niet beneden/op

     our takings are £10 down on yesterday • we hebben £10 minder gedraaid vandaag

2   be down and out • 〈 boksen〉uitgeteld/knock-out zijn; 〈 figuurlijk〉berooid/aan lager wal zijn

     〈 informeel〉 be down with the flu • geveld zijn door griep

3   be down to speak • op de lijst van sprekers staan

     be down for a school • ingeschreven staan als leerling van een school

¶ 〈 informeel〉 be down on someone • iemand aanpakken/overvallen; iemand fel bekritiseren

     he's down to his last pound • hij heeft nog maar één pond over

English-Dutch dictionary > be down
14 body blow

body blow

1 〈 boksen〉 (reglementaire) stoot op het lichaam

2 (tegen)slag

English-Dutch dictionary > body blow
15 bout

n. vlaag, tijdje, periode, aanval (van ziekte); wedstrijd, partij

bout

[ baut]

1 vlaag ⇒ tijdje, periode; aanval 〈 van ziekte〉

2 wedstrijd ⇒ partij 〈 van boksen, worstelen〉

♦voorbeelden:

1 bouts of activity • vlagen van activiteit

bouts of migraine • migraineaanvallen

English-Dutch dictionary > bout
16 break

n. onderbreking; doorbraak; pauze; inbraak; kans; wijziging; (in computers) overbrugging, stoppen en starten van een nieuw deel in een document
--------
v. breken; stuk slaan; verbreken; inbreken; stoppen, aflasten

break¹

[ breek]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 onderbreking ⇒ verandering, breuk; 〈 elektriciteit〉 stroomonderbreking/storing

2 uitbraak ⇒ ontsnapping; 〈 wielrennen〉 demarrage

3 〈 tennis〉 servicedoorbraak

4 〈 informeel〉 kans ⇒ geluk

5 〈 biljart〉 serie

6 〈 biljart〉 openingsstoot

♦voorbeelden:

1   a break for lunch • een lunchpauze

     there was a break in the weather • het weer sloeg om

     without a break • onophoudelijk, zonder te stoppen

2   make a break for it • proberen te ontsnappen

4   bad break • pech, tegenvaller

     lucky break • geluk, meevaller

     give someone a break • iemand een kans geven (om zichzelf te bewijzen), iemand een plezier doen

→ clean clean/

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 het breken

2 het aanbreken 〈 van dag〉

♦voorbeelden:

2   break of day • dageraad, ochtendgloren

————————

break²

〈broke [ brook], broken [brookən]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 breken 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ kapot gaan, het begeven

2 ontsnappen ⇒ uitbreken; 〈 wielrennen〉 demarreren

3 pauzeren

4 ophouden ⇒ tot een einde komen, omslaan 〈 van weer〉

5 plotseling beginnen ⇒ aanbreken 〈 van dag〉; losbreken, losbarsten 〈 van storm〉

6 bekendgemaakt worden 〈 van nieuws〉

7 zich verspreiden ⇒ uiteengeslagen worden 〈 van troepen〉

8 plotseling dalen ⇒ kelderen, ineenstorten 〈 van prijzen op beurs〉

♦voorbeelden:

1   the abscess broke • het abces brak door

     his voice broke • hij kreeg de baard in zijn keel

     the box broke open • de doos barstte open

     break with • breken met 〈 traditie, familie bijvoorbeeld〉

2   break free/loose • ontsnappen, losbreken

4   the frost broke • het hield op met vriezen, het ging dooien

5   and then the storm broke • en toen barstte de storm los

     break into a gallop • plotseling gaan galopperen

¶ 〈informeel; ook handel〉 break even • quitte spelen

     break forth • uitbarsten, losbarsten 〈 in woede〉

     break into a tenner • een briefje van tien aanbreken

     this extra work breaks into my evenings • dit extra werk slokt mijn avonden op

     break over • overheen golven, overheen spoelen

→ break away break away/, break down break down/, break in break in/, break off break off/, break out break out/, break through break through/, break up break up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 breken 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ kapot maken, (financieel) ruïneren, laten springen 〈 bank〉

2 onderbreken 〈 reis bijvoorbeeld〉

3 uiteenslaan 〈 vijand〉

4 temmen ⇒ dresseren 〈 paard〉

5 (voorzichtig) vertellen 〈 (slecht) nieuws〉 ⇒ tactvol vertellen

6 ontplooien ⇒ uitvouwen 〈 vlag〉

7 schaven ⇒ bezeren 〈 huid〉

8 ontcijferen ⇒ breken 〈 code〉

9 〈 tennis〉 doorbreken 〈 service〉

♦voorbeelden:

1   break a blow • een klap opvangen/breken

     break camp • het kamp opbreken

     break cover • uit de schuilplaats komen

     break someone of a habit • iemand een gewoonte afleren

     break the law • de wet overtreden/breken

     break a path/way • een weg banen

     break prison/jail • uitbreken

     break a record • een record verbeteren/breken

     break a strike • een staking breken

     break the surface • boven water komen 〈 van onderzeeër bijvoorbeeld〉

¶ 〈 boksen〉 break! • break!, los!

→ break down break down/, break in break in/, break off break off/, break up break up/

English-Dutch dictionary > break
17 bring off

v. volbrengen, succesvol zijn; een doel bereiken; iets moeilijks volbrengen (bv., "Ik denk niet dat mijn zoon een 100 kon krijgen in natuurkunde, maar hij volbracht het!")

bring off

1 in veiligheid brengen ⇒ redden uit

2 〈 informeel〉voor elkaar krijgen/boksen ⇒ fiksen

♦voorbeelden:

1 we've brought it off • we hebben het voor elkaar gekregen

English-Dutch dictionary > bring off
18 challenger

n. uitdager, mededinger

challenger

[ tsjælindzjə]

1 uitdager ⇒ 〈 voornamelijk boksen ook〉 challenger

2 betwister ⇒ bestrijder

3 eiser ⇒ vrager

4 mededinger 〈 bijvoorbeeld voor ambt〉

English-Dutch dictionary > challenger
19 connect

v. verbinden; aansluiten

connect

[ kənekt]

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 in verbinding komen/staan ⇒ in verband staan

2 aansluiten ⇒ aansluiting hebben

3 〈informeel; sport; benaming voor〉 doel treffen ⇒ scoren; (de bal (voluit)) raken 〈 balsport〉; een homerun slaan 〈 honkbal〉; zijn tegenstander raken 〈 boksen〉

♦voorbeelden:

1   connect up • in verbinding komen/staan

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 verbinden ⇒ aaneenvoegen/sluiten/schakelen, doorverbinden 〈 telefoon〉

2 〈+with〉 in verband brengen (met) ⇒ een verbinding leggen tussen, relateren

♦voorbeelden:

1   the islands are connected by a causeway • de eilanden staan via een dam met elkaar in verbinding

     connect up • verbinden

English-Dutch dictionary > connect
20 contrive

v. voor elkaar krijgen; bedenken; uitvinden

contrive

[ kəntrajv]

1 voor elkaar boksen/krijgen ⇒ kans zien om te

2 bedenken ⇒ uitvinden, ontwerpen

3 beramen ⇒ smeden

♦voorbeelden:

1 he had contrived to meet her • hij had het zo uitgekiend dat hij haar zou ontmoeten

English-Dutch dictionary > contrive

Страницы

См. также в других словарях:

Darius Dhlomo — Darius Mfana Temba Dhlomo (born 9 August 1931) is a South African former footballer, boxer, musician[1] and a political activist. Born in Durban, he was the son of Rolfes Robert Reginald Dhlomo, a pioneer in black South African writing.[2] He… … Wikipedia
Tri-Danielson!!! (Omega) — Infobox Album | Name = Tri Danielson! (Omega) Type = Album Artist = Danielson Famile Released = January 30, 1998 Recorded = Genre = Alternative rock/Indie rock/Gospel Length = Label = Tooth Nail Records Producer = Daniel Smith; Kramer Reviews =… … Wikipedia
Les Sept Elus — Les Sept Élus Les Sept Élus Titre original De Udvalgte Genre Feuilleton dramatique Créateur(s) Jens Dahl Nikolaj Arcel Nicolas Winding Refn Pays d’origine Danemark Nombre de saisons … Wikipédia en Français
Les Sept Élus — Titre original De Udvalgte Genre Feuilleton dramatique Créateur(s) Jens Dahl Nikolaj Arcel Nicolas Winding Refn Pays d’origine Danemark … Wikipédia en Français
boxen — Vsw std. (18. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus ne. box, dessen Herkunft nicht geklärt ist. Anfänglich auch in der Form baxen. Ebenso nndl. boksen, nfrz. boxer, nschw. boxa, nisl. boxa; Boxer. ✎ DF 3 (21997), 468 472; Erämetsä, E. NPhM 59 (1958),… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
Gott — 1. Ach du grosser Gott, was lässt du für kleine Kartoffeln wachsen! – Frischbier2, 1334. 2. Ach Gott, ach Gott, seggt Leidig s Lott, all Jahr e Kind on kein Mann! (Insterburg.) – Frischbier2, 1335. 3. Ach, du lieber Gott, gib unserm Herrn ein n… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Schlagen — 1. Bim Schlâge profitirt niemert meh as de Metzger. (Zürich.) – Sutermeister, 31. 2. Dat es dat, sacht Schmack, da schlug he de Fru egen Nack. (Aachen.) – Hoefer, 923. 3. Der geschlagen ist, hat gross elend, der obsigt stirbt auch behend. –… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

boksen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

boksen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: