-
1 projectile
adj. projectiel--------n. projectiel, kogelprojectile1[ prədzjektajl] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 geleid/automatisch projectiel ⇒ raket————————projectile2 -
2 ballistic missile
-
3 trajectory
n. baan (v. projectiel)[ trədzjektrie] 〈meervoud: trajectories〉 -
4 Patriot missile
Patriot projectiel (amerikaans projectiel die vijandelijke vliegtuigen en projectielen dwingt de koers te veranderen) -
5 Tomahawk missile
Tomahawk projectiel (zeil projectiel gemaakt in amerika) -
6 anti-missile missile
n. antie-projectiel projectiel -
7 cluster shell
gebundeld projectiel (een projectiel gemaakt van kleine projectielen die zich verspreiden over een breed terrein) -
8 air-to-ground missile
-
9 ballistic
-
10 brickbat
n. baksteen; afkeuring, schimpscheut, hatelijkheidbrickbat -
11 cannonball
-
12 countdown
-
13 cruise missile
kruisraket (een geleide projectiel met buitengewone manoeuvercapaciteit)cruise missile -
14 flight
n. vlucht; luchtvaart; tree (trap); vlucht; op de vlucht; troep, zwerm (vogels); voorbijvliegen (tijd)[ flajt]1 vlucht ⇒ het vliegen, baan 〈 van projectiel, bal〉, het vluchten; 〈 figuurlijk〉 opwelling, uitbarsting2 zwerm ⇒ vlucht, troep3 trap♦voorbeelden:1 a flight of imagination • ongebreidelde/tomeloze fantasieput to flight • op de vlucht jagentake (to) flight • op de vlucht slaanin flight • vliegend, tijdens de vluchtflight of capital • kapitaalvlucht〈 Brits-Engels〉 she is in the first flight of • ze hoort bij de beste …, ze zit in de topklasse van -
15 homing
adj. instinct om eigen huis terug te vinden (bijen, duiven), naar huis terugkerenhoming1[ hooming] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————homing2♦voorbeelden: -
16 missile
-
17 patriot
n. Patriot projectiel (Amerikaanse geleide raket voor het afschieten van vijandelijke vliegtuigen of raketten)[ pætriət]1 patriot -
18 penetration
n. het binnen dringen; begrip; kennis[ pennitreesjn]1 penetratie ⇒ inbrenging; het in/door/binnendringen4 scherpzinnigheid ⇒ in/doorzicht -
19 ricochet
n. ricochetschot (afketsend)--------v. opstuiten, afketsenricochet1[ rikkəsjee] 〈zelfstandig naamwoord; ook attributief〉♦voorbeelden:————————ricochet2〈werkwoord; ook ricochetted〉♦voorbeelden: -
20 robot bomb
robot bomb
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Projektil — Sn Geschoß per. Wortschatz fach. (19. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus frz. projectile m., dieses aus neo kl. projectilis, zu l. prōicere (prōiectum) vorwärtswerfen , zu l. iacere werfen und l. prō . Ebenso nndl. projectiel, ne. projectile, nfrz … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache