-
1 tug
ruk -
2 jerk
rukstoottrek -
3 pull
ruktrek -
4 jerk
n. ruk, schok, trek; zenuwtrek; lul, zak--------v. (plotseling) rukken; (plotseling) duwen; gooien, werpen; bevenjerk1[ dzjə:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 ruk ⇒ schok, trek♦voorbeelden:stop with a jerk • met een ruk stoppen————————jerk2♦voorbeelden:jerk to a halt • met een ruk stoppen→ jerk off jerk off/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rukken aan ⇒ stoten, trekken aan♦voorbeelden: -
5 tweak
n. het met een ruk knijpen; krachtig ruk; handeling van in werking stellen van fijne aanpassingen (aan een mechanisme, enz.); plagende grap, plagende handeling--------v. knijpen (in), rukken (aan), trekken (aan); fijne aanpassingen aanbrengen (aan een mechanisme, enz.); plagentweak1[ twie:k] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————tweak2〈 werkwoord〉 -
6 wrench
n. ruk, draai; verrekking, verzwikking; verdraaiing; ellende, pijn--------v. rukken, draaien; verrekken; verstuiken; verdraaien; schroef sleutelen; pijnlijk scheidenwrench1[ rentsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 verrekking ⇒ verzwikking, verstuiking♦voorbeelden:————————wrench2〈 werkwoord〉1 (los)wringen/wrikken ⇒ een ruk geven aan2 verzwikken ⇒ verrekken, verstuiken4 een pijnscheut geven ⇒ steken, pijn doen♦voorbeelden:1 wrench open • openwrikken/rukkenwrench away/off • los/wegrukken, loswrikken -
7 flounce
n. volant; strook; plof, ruk--------v. plonzen, ploffen; stuivenflounce1[ flauns] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zwaai ⇒ ruk, schok————————flounce22 driftig/ongeduldig lopen ⇒ (weg)benen♦voorbeelden:flounce about the room • opgewonden door de kamer ijsberenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 met een strook/stroken afzetten -
8 heave
n. hijs--------v. optillen, trekken; op doen rijzen; uithalen; gooienheave1[ hie:v] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 ruk♦voorbeelden:————————heave21 (op)zwellen ⇒ rijzen, omhooggaan♦voorbeelden:〈 informeel〉 heave up • overgeven, brakenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
9 hitch
n. ruk; storing, hapering; knoop; rit(je), lift (sl.)--------v. knopen, verbinden; zich verbinden; blijven hakenhitch1[ hitsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 ruk ⇒ zet, duw2 storing ⇒ hapering, kink♦voorbeelden:————————hitch2II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 liften♦voorbeelden:hitch up • optrekken -
10 jolt
n. ruk, duw, stoot; schok--------v. schokken, horten, stotenjolt1[ dzjoolt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————jolt2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jolt someone out of a false belief • iemand plots tot een beter inzicht brengen -
11 lurch
n. ruk, plotselinge slinger(ing); verlies van advies--------v. in de steek laten; slingeren, plotseling opzij schietenlurch1[ lə:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————lurch2〈 werkwoord〉 -
12 snatch
n. ruk, greep, roof; brok, stukje, fragment; kut; poging om te grijpen naar, poging om aan te grijpen--------v. grijpen naar; (dadelijk) aangrijpen; wegrukken, weggrijpen; stelen; oppakkensnatch1[ snætsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 brok ⇒ stuk, fragment♦voorbeelden:a snatch of sleep • een hazenslaapjesleep in snatches • met tussenpozen slapenwork in snatches • met vlagen werken————————snatch2♦voorbeelden:————————snatch31 rukken♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:snatch a kiss • een kus stelensnatch a meal • vlug iets etensnatch away • wegrukken/pakkensnatch off • afrukken; uitrukken/gooiensnatch up • oppakkenbe snatched from death • aan de dood ontrukt wordenshe snatched the letter out of my hand • ze rukte de brief uit mijn hand -
13 tug
n. ruk; sleepboot--------v. slepentug1[ tug] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 〈 informeel〉 tug of love • touwtrekkerij om (de voogdij over) een kind 〈 tussen gescheiden ouders〉parting was a tug (at his heart-strings) • het vertrek deed hem pijn (aan het hart)————————tug2〈 tugged〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 sleuren -
14 yank
n. Am inwoner van het noordwesten v.d. Verenigde Staten; soldaat van het noordelijke leger, noorderling, Amerikaanyank1————————yank21 een ruk geven aan ⇒ sjorren, trekken♦voorbeelden: -
15 a long haul
een hele ruk 〈 bijvoorbeeld lange reis〉; een lange tijd/termijn -
16 chuck
n. streek,aaitje (onder de kin); ruk; worp; kauwplaat (v. draaibank)--------v. (zacht)kloppen, strijken, aaien, (weg)gooienchuck1[ tsjuk] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ give/get the chuck • de bons geven/krijgen————————chuck2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:chuck the stuff in the van • het spul in de bestelwagen gooienchuck away opportunities • kansen vergooien/weggooienchuck someone out • iemand eruit donderenchuck it! • schei uit!, hou (ermee) op!chuck it in • er de brui aan geven, ermee ophoudenchuck up a job/everything • een baan/alles opgeven -
17 flick
n. mep, kleine klap; snelle handbeweging--------v. een tikje geven, tikken; wegknippenflick1[ flik]1 tik ⇒ mep, slag♦voorbeelden:1 bios————————flick2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 the horse flicked the flies away/off with its tail • het paard joeg de vliegen weg met zijn staartflick on the TV • de tv aanzettenflick crumbs from/off the table • kruimels van de tafel vegen -
18 gust
-
19 he gave a mighty heave
-
20 he jerked the fish out of the water
he jerked the fish out of the waterEnglish-Dutch dictionary > he jerked the fish out of the water
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Ruk — may refer to: *Chuuk, an island group in the Federated States of Micronesia *Rük, a village in Azerbaijan … Wikipedia
Ruk [2] — Ruk, 1) (Rook) Insel des Bismarck Archipels, zwischen Neupommern und Kaiser Wilhelms Land, unter 5°40´ südl. Br. und 148° östl. L., 705 qkm groß, vulkanisch, bis 1200 m hoch und noch wenig erforscht. – 2) (Ruck) Insel des Ruk Archipels (s. d.) … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Ruk [1] — Ruk (Vogel R.), s. Rock … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Ruk — (Rook), eine der Karolinen, s.v.w. Truk (s.d.) … Kleines Konversations-Lexikon
ruk — ruk(e obs. forms of rook, ruck … Useful english dictionary
ruk — pe·ruk·er; yu·ruk; zum·boo·ruk; moo·ruk; … English syllables
Rük — Infobox Settlement official name =Rük native name = pushpin pushpin mapsize =300 subdivision type = Country subdivision name = flag|Azerbaijan subdivision type1 = Rayon subdivision name1 =Quba|subdivision type2 = Municipality subdivision name2… … Wikipedia
rúk — a m (ȗ) glagolnik od rukati2: zaslišal se je jelenov ruk ♦ lov. (jelenji) ruk gonjenje jelenov; čas gonjenja jelenov … Slovar slovenskega knjižnega jezika
RuK — Darstellung der Versuchsdurchführung. Links am Anfang, rechts am Ende des Versuchs. Der Erweichungspunkt Ring und Kugel (kurz EP RuK) ist ein Messwert zur Beurteilung von Bitumen. Bei der Ermittlung dieses Wertes wird eine Stahlkugel auf eine in… … Deutsch Wikipedia
rükəm — (Ordubad) zökəm. – Mən yaman rükəm olmuşam … Azərbaycan dilinin dialektoloji lüğəti
rükət — is. <ər.> din. Namazda bir qiyam (ayağa qalxma) ilə bir rüku (əyilmə) və iki səcdədən ibarət hərəkət. Bir gün Şibli iki rükət namaz qılmaq və bir az dincəlmək üçün məscidə gedir. «Qabusnamə» … Azərbaycan dilinin izahlı lüğəti