-
61 naam
♦voorbeelden:een man van naam • a man of repute/standingiemand met naam en toenaam noemen • mention someone by (his full) namede eigen naam • one's maiden namehet kan nadelig zijn voor zijn goede naam • it may harm his reputationeen goede/slechte naam hebben • have a good/bad reputation/namedaardoor heeft het beroep een slechte naam gekregen • this has given the profession a bad namezijn naam eer aandoen • live up to one's reputation/namede rol waarmee hij naam heeft gemaakt • the role that made his namedat mag geen naam hebben • that's not worth mentioningde naam hebben (van) rijk te zijn • be said to be richlaat mijn naam erbuiten • leave my name out of thiszijn hond luistert naar de naam Mao • his dog answers to (the name of) Maonaam maken • make a name for oneself (with/as)een collega wiens naam ik niet zal noemen • a colleague who shall remain namelesszijn naam ophouden • live up to one's name/reputationzijn naam ergens onder zetten • sign one's name to somethingde dingen bij de naam noemen • call a spade a spadehij is in naam eigenaar • he is nominally the owner/the owner in name (only)vrij op naam • no legal charges, no law costseen cheque uitschrijven op naam van • make out a cheque tozij heeft vier boeken op haar naam staan • she has four books to her namehet huis staat op zijn naam • the house is in his namete naam stellen van • put in the name often name van, op naam van • in the name ofuit mijn naam • from me, on my behalfiemand van naam kennen • know someone by namewat was uw naam ook weer? • what did you say your name was?de grote namen in het peloton • the big names among the packin naam der wet • in the name of the lawmet name • particularly, in particular -
62 ongeluk
2 [ongunstige toestand] misfortune3 [(verkeers)ongeval] (traffic) accident♦voorbeelden:een ongeluk begaan aan iemand • cause someone an injurykijk uit, er gebeuren ongelukken! • look out, or you'll have an accident!een ongeluk krijgen • have an accidenteen ongeluk zit in een klein hoekje • accidents can happenhij zou zich eens een ongeluk kunnen begaan • he might do something to himselfbij/per ongeluk • accidentally, by accidentper ongeluk iets verklappen • inadvertently let something slipzich een ongeluk lachen • split one's sides (laughing)iemand zich een ongeluk laten schrikken • scare the wits out of someonezich een ongeluk schreeuwen • shout one's head offwe schrokken ons een ongeluk • we had a terrible fright -
63 schot
I 〈 het〉2 [met betrekking tot balspel] shot3 [bereik] range4 [voortgang] movement♦voorbeelden:1 ik hoorde een schot • I heard a shot/gunshoter viel/klonk een schot • there was a shot, a shot rang outeen schot voor de boeg • 〈 ook figuurlijk〉 a shot across the bows, a warning shotiemand/iets onder schot hebben • have something/someone within rangeonder schot houden/nemen • keep covered, cover4 schot brengen in een zaak • get things moving/goinger komt/zit schot in de zaak • things are beginning to get going/to move1 [inwoner van Schotland] Scot♦voorbeelden: -
64 trappen
1 [de voet neerzetten] step3 [fietsen] pedal♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 [door trappen op een plaats/in een toestand brengen] kick♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 eruit getrapt zijn • have got the boot/sack 〈 ontslagen〉; have been kicked out 〈 klas〉 -
65 vooruit
vooruit1〈 bijwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 hiermee kan ik weer een tijdje vooruit • this will keep me going/will do (me) for a while2 dat had je vooruit kunnen weten • you could have foreseen (that), you might have known/guessed (that)zijn tijd vooruit zijn • be ahead of one's timever vooruit • well in advance————————vooruit2♦voorbeelden:1 vooruit! aan je werk • O.K./all right, time for workvooruit, zeg op • out with it -
66 dagje
1 day♦voorbeelden:een dagje buiten • a day (out) in the countryeen dagje uit • a day outeen dagje uit gaan • go out for the day, have a day out, make a day of iteen dagje vrij • a day off (duty)dat was me het dagje wel! • what a day! -
67 geen
I 〈 hoofdtelwoord〉1 [niet één enkele; niet de geringste hoeveelheid] none; 〈+ zelfstandig naamwoord〉 not a/any; 〈 voornamelijk formeel〉 no♦voorbeelden:geen cent waard zijn • not be worth a pennygeen geld meer hebben • have no money lefthij heeft geen geld • he doesn't have any/he has no moneyer zijn bijna geen sigaretten meer • we're nearly out of cigarettesgeen wijn kunnen verdragen • not be able to take winehij zwemt als geen ander • he's second to none at swimmingbijna geen • almost none, hardly anygeen van die jongens/van allen/beiden • none of those lads, none of them, neither (of them)geen van die boeken/van alle/beide • none of those books, none of them, neither of themzo goed als geen • practically none, few if anyII 〈 lidwoord〉♦voorbeelden:nog geen tien minuten later • not ten minutes laternog geen twee jaar geleden • less than two years agogeen enkele reden hebben om te • have no reason whatsoever to2 hij kent/spreekt geen Engels • he doesn't know/speak (any) Englishdat is geen Engels • that isn't Englishze heet geen Vanessa • her name isn't Vanessavan geen wijken weten • not budge (an inch)geen één • not (a single) one -
68 geven
1 [schenken; toebrengen; toekennen; ook figuurlijk] give ⇒ 〈 geld ook〉 donate, 〈 aanreiken ook〉 hand♦voorbeelden:1 Engels/geschiedenis geven • teach English/historydat geeft een gemiddelde van 20 • you get an average of 20geef mij maar een glaasje wijn • I'll have a glass of winegeef mij maar Parijs • give me Paris (any day)kunt u me de secretaresse even geven? • would you please let me talk to the secretary?hij gaf zich de tijd niet om te eten • he didn't take time to eatje zou hem geen vijftig geven • you'd never think he was fiftykun je me het zout geven? • can/could you give/pass/hand me the salt?dat verhaal geeft te denken • that story makes you think〈 kaartspel〉 wie moet er geven? • who's deal is it?weten te geven en te nemen • know how to give and takeik zou heel wat willen geven om te weten … • I'd give a lot to know …zich helemaal aan iets geven • give oneself entirely (over) to something; throw oneself right into something 〈werk enz.〉dan geef ik er nog een autoradio bij • I'll throw in a car radio tooiets er aan geven • give something upgeef hier dat geld • give me that moneyiemand ervan langs geven • let someone have itdaar geef ik geen cent/geen barst om • I couldn't care less/couldn't give a damn about thathet is zaliger te geven dan te ontvangen • it is better to give than to receivehet was hem niet gegeven, zijn vader nog levend te zien • it was not (to be) given to him to see his father alive againgeef op! • (come on,) hand it over!de dokter geeft er wel wat voor • the doctor will have something for it¶ ik geef het je te doen • it's no picnic, it's not the easiest thing in the worldzich helemaal geven, alles geven • give it everything one's gothij gaf niet thuis • 〈 niet meewerken〉 he wouldn't play ball; 〈 niet reageren〉 he appeared not to notice/not to hear (me 〈enz.〉), he didn't bite1 [gesteld zijn op] be fond of2 [erg/hinderlijk zijn] matter♦voorbeelden:niets/geen cent om iemand/iets geven • not care a thing about someone/something2 wat geeft het? • what does it matter?, who cares?dat geeft niks • it doesn't matter a bit/at alldat geeft niet, hoor • it doesn't matter, it's all right -
69 kennen
2 [geleerd hebben] know3 [+ in] [raadplegen] consult4 [herkennen] recognize, know♦voorbeelden:ik wil eerst de feiten kennen • first I want to know the factsgeen gevaar kennen • be oblivious to dangerje kent Jan toch wel! • you must know John!geen medelijden kennen • know no pitygeen schaamte kennen • have no shamede Engelse wet kent dat onderscheid niet • English law does not make that distinctiongeen zorgen kennen • be carefreezich doen kennen als • prove/show oneself to be〈 figuurlijk〉 laat je niet kennen ! • give 'em hell!zich van zijn beste kant laten kennen • show oneself at one's best〈 figuurlijk〉 hij wilde zich niet laten kennen en deed toch mee • he didn't want to be thought badly of and joined iniemand leren kennen • get to know someone, make someone's acquaintanceelkaar (beter) leren kennen • become/get (better) acquainted, get to know each other (better)ken je deze al? • have you heard this one?ik ken haar al jaren • I've known her for yearszo ken ik je helemaal niet • I've never known you like this beforesinds ik jou ken … • since I met you …dan ken je me nog niet • you haven't seen anything yetdat kennen we hier niet • we don't have that sort of thing hereiemand van gezicht/van naam kennen • know someone's face/someone by namehij kent de omgeving als zijn broekzak • he knows the area like the back of his handiemand door en door kennen • know someone inside out2 een taal kennen • know/speak a languageons kent ons • we know what to expectiets van buiten/uit zijn hoofd kennen • know something by heart¶ te kennen geven dat … • indicate that …een wens te kennen geven • express a desirezijdelings te kennen geven • intimate, hint -
70 los
los1〈de〉1 lynx————————los21 [niet stevig vastzittend] loose2 [niet bevestigd/gebonden] loose ⇒ free, undone 〈 veter, knoop〉, 〈 afneembaar〉 detachable, 〈 roerend〉 movable4 [niet strak gespannen] slack, loose5 [niet dicht/compact] loose7 [leeg] empty, sold out♦voorbeelden:er is een schroef los • a screw has come loose2 los arbeider • casual/day labourer, odd-jobmanlosse goederen • loose/unpacked/bulk goodseen losse voering • a detachable lininghij schold op alles wat los en vast zat • he let forth a stream of abuselos! • let go!; 〈 boksen〉 break!3 losse centen • loose change/coins〈van een krant/tijdschrift〉 losse nummers • single/odd issuesthee wordt bijna niet meer los verkocht • tea is hardly sold loose anymorehij is los • he is (all) sold out8 een losse aantekening • an occasional note/jottingdat is niet los te denken van • this cannot be detached/dissociated fromlos van • apart from, besides〈 informeel〉 ben je nou helemaal van God los? • have you gone out of your mind?9 een losse houding • an easy/a relaxed pose/attitude11 losse zeden • loose/lax moralsze leven er maar op los • they live from one day to the nexterop los slaan • hit outerop los schieten • fire/blaze awayop iemand los slaan • weigh/pitch into someone -
71 maar
maar1〈 het〉1 but♦voorbeelden:er is één maar aan verbonden/bij • there is one (large) but————————maar2〈 bijwoord〉4 [met betrekking tot een wens] (if) only5 [aanmaning, waarschuwing] just6 [aanhoudend] just♦voorbeelden:1 je hoeft maar te bellen • you only/just have to phoneal was het maar om haar te pesten • if only to make life difficult for herzeg het maar: koffie of thee? • which will it be: coffee or tea?we konden alleen nog maar huilen • we could do nothing but cryhij is nog maar pas hier • he has only just arrivedzonder ook maar goedendag te zeggen • without so much as a goodbyehij is maar twintig jaar (oud) geworden • he only lived to be twentyzij bloost al, als je maar naar haar kijkt • she blushes if you so much as look at herals ik ook maar een minuut te lang wegblijf • if I stay away even a minute too longlaten we hem maar gelijk geven • let's just agree with him and be done with itdat doet hij maar al te graag • he'd be only too happy to do itdat komt maar al te vaak voor • that happens only/all too oftenhet is misschien maar goed dat we de bus gemist hebben • perhaps it's (just) as well we missed the bushet is maar goed dat je gebeld hebt • it's a good thing you Brangje hebt het maar voor het zeggen • it's up to you, just say the wordik wil wel doorgaan, als het maar klaar komt • I'm prepared to go on, as long as/so long as it's finishedwas ik maar nooit getrouwd • if only I'd never marriedwas ik maar dood • I wish I were deadgeef het nou maar toe • you may as well admit ithet is maar dat je het weet • as long as you know; 〈 je kunt het maar beter weten〉 it's (just) as well you knowlet maar niet op hem • don't pay any attention to himpas maar op • watch out/itschiet nou maar op • hurry up, will you?ik zou maar uitkijken • you'd better be carefulen dan maar klagen dat iedereen zakt • and then go on about everybody failinghet is maar goed ook • a good thing, toowees daar maar niet bang voor • rest assured that that won't happenrustig maar • (just) calm downje gaat je gang maar • go ahead (and do it)en wij maar wachten/werken • and we just wait(ed) and wait(ed)/work(ed) and work(ed)het houdt maar niet op • it never seems to endik vind het maar niks • I'm none too happy about itzij koopt maar raak • she just throws her money abouthé daar, dat gaat zo maar niet • hey you, you can't just sit down/walk in/run off 〈enz.〉like that!en maar kletsen, die vrouwen • talk, talk, that's all they do, these women¶ wat wil je drinken? geef maar een pilsje • what'll you have? a beer, please/I'll have a beerwat je maar wil • whatever you wantgeef dan maar een glas wijn • a glass of wine will be finewaarom doe je dat? zo maar • why do you do that? just for the fun of itdat kun je niet zo maar even doen • you can't do it just like thatzo'n vraag kun je niet zo maar beantwoorden • one can't answer such a question offhandhij gaf het kind zo maar een klap • he hit the child for no reasonzoveel als je maar wilt • as much/many as you like————————maar3〈 voegwoord〉1 [tegenstellend] but2 [in zijdelingse tegenwerpingen] but♦voorbeelden:ik had je willen bellen, maar ik wist je nummer niet • I would have phoned, but/only I didn't know your numberja maar, als dat nu niet zo is • yes, but what if that isn't true?maar ja, wat wil je voor vijftig gulden • but then what do you expect for fifty guildersmaar begrijpt u dat dan niet • but don't you understand?¶ hij keek in de koelkast, maar zag dat die leeg was • he looked in the refrigerator only to find it was emptynee maar! • really! -
72 uitmaken
6 [blussen] put out♦voorbeelden:een belangrijk deel van de kosten uitmaken • form/represent a large part of the cost3 het maakt mij niet(s) uit • it is all the same to me, I don't carewat maakt dat uit? • what does that matter?, what difference does it make?weinig uitmaken • make little differencedat maakt hij toch niet uit • that's not for him to decideik kan niet uitmaken wat daar staat • I cannot make out what it saysdat maak ik zelf nog uit • I'll be the judge of thatdat moeten ze onder elkaar maar uitmaken • they'll have to sort that out among themselvesiemand uitmaken voor al wat lelijk is • call someone all the names under the sun -
73 wind
2 [scheet] wind♦voorbeelden:bestand zijn tegen weer en wind • be wind and weatherproofgeen zuchtje wind • not a breath of wind, dead calmeen bijtende/veranderlijke wind • a biting/gusty windeen felle wind • a fierce windeen harde/krachtige wind • a high/powerful windzwakke/matige wind • light/moderate breezede wind draaide naar het oosten • the wind veered round to the eastde wind draait • the wind is changing/turningde wind gaat liggen • the wind is droppingde wind van voren krijgen • 〈 figuurlijk〉 get lectured at, have the book thrown at onede wind kwam van zee • the wind was blowing onshoremaak niet zo'n wind met die deur • don't make such a draught with that dooriemand de wind uit de zeilen nemen • 〈 figuurlijk〉 steal a march on someone, take the wind out of someone's sailser staat niet veel wind • there's not much (of a) windkijken uit welke hoek de wind waait • see which way the wind blows, play it by earde wind zat in de goede hoek • the wind was from the right quarterwind achter/tegen • tail/head windmet de wind mee • with the windwind tegen hebben • walk/sail against the wind, have a head wind; 〈 figuurlijk〉 sail against the wind/currentmet alle winden (mee)waaien/draaien • trim one's sails (according) to the wind, swim with the tidetegen de wind in • against the wind, into the teeth of the windvan de wind kan je niet leven • you can't live on air/nothing〈 figuurlijk〉 het gaat hem voor de wind • he's doing well/flying higher als de wind vandoor gaan • be off like a shot/(greased) lightning -
74 af
af1〈 het〉♦voorbeelden:————————af2I 〈 bijwoord〉1 [met betrekking tot een verwijdering] off, away2 [+ van] [met betrekking tot het uitgangspunt] from3 [met betrekking tot een verwijderd/gescheiden zijn] away, off4 [naar beneden] down♦voorbeelden:1 af en aan • back and forth, to and fromensen liepen af en aan • people came and wentaf en toe • (every) now and thenklaar? af! • get set! go!2 van die dag af • from that day (on/onward(s))van de grond af • from ground levelde nieuwigheid is er een beetje af • the novelty has worn off a bitde verf is er af • the paint has come offver af • a long way offhij woont een eindje van de weg af • he lives a little way away from the roadvan iemand af zijn • be rid of someoneu bent nog niet van me af • you haven't seen the last/back of mede trap af • down the stairsaf! • (get) down!; 〈 tegen hond ook〉 down boy/girl!goed/beter/slecht af zijn • have come off well/better/badlydaar wil ik (van) af zijn • I wouldn't like to sayop 't onbeleefde af • to the point of rudenessik weet er niets van af • I don't know anything about itII 〈 bijvoeglijk naamwoord〉4 [spel] out♦voorbeelden:2 het werk is af • the work is done/finishedde voorstelling was af • the performance was perfect -
75 afzien
1 [+ van] 〈 niet doorgaan met〉 abandon ⇒ give up, 〈 afstand doen van〉 renounce 〈 bijvoorbeeld rechten〉2 [sport] have a hard/tough time (of it) ⇒ sweat it out♦voorbeelden:1 iemand doen afzien van iets • make someone abandon something; 〈 ompraten〉 talk someone out of somethingnaderhand zagen ze er toch van af • afterwards they decided not to; 〈 afspraak ook〉 afterwards they backed out (of it)van rechtsvervolging afzien • decide not to prosecuteII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [in zijn geheel overzien] look across/down/along/over2 [afkijken] copy (from)♦voorbeelden:1 een weg afzien • look down/along a road -
76 bekend
1 [ter kennis gekomen] known4 [niet vreemd] familiar♦voorbeelden:er zijn twee gevallen van hondsdolheid bekend • two cases of rabies have been recordedhet is algemeen bekend • it's common knowledgeiets (als) bekend veronderstellen • take something to be common knowledgeals dit bij de directie bekend wordt • if the management hears of thiszodra het nieuws bekend wordt • as soon as the news gets outvoor zover mij bekend • as far as I know, to the best of my knowledgeVenetië is bekend om zijn schoonheid • Venice is known/noted for its beautyambtenaren van wie algemeen bekend is dat ze corrupt zijn • civil servants generally known to be corruptzoals bekend • as is well-knownvoor zover bekend • as far as is known2 enigszins/oppervlakkig bekend zijn met de materie/iemand • have a nodding acquaintance with the subject/someonegevraagd programmeur, bekend met Pascal • wanted: programmer with knowledge of PASCALhij is bekend met de procedure • he's familiar with the procedureItalië speelt in de bekende kleuren • Italy is playing in its usual coloursbekende Nederlanders • Dutch celebritiesde bekendste schrijvers • the best-known authorste goeder naam en faam bekend zijn • have a good reputationEinsteins naam is algemeen bekend • Einstein's name is a household wordbeter bekend als • better known asweinig bekende schrijvers • little-known/obscure authorswijd en zijd bekend zijn • be known far and widebekend zijn onder de naam van • be known by the name ofbekend van radio en tv • of radio and TV famehet is bekend dat … • it's well-known that …een bekend gezicht • a familiar facebent u hier bekend? • do you know your way around here?u komt me bekend voor • haven't we met (somewhere) (before)?dat komt me bekend voor • that looks/sounds/seems familiarik ben hier (ook) niet bekend • I'm a stranger here (myself)bekend zijn in Londen • know (one's way round) London -
77 bij
bij1〈de〉————————bij21 [bij kennis] conscious2 [gelijk] up-to-date3 [van alles op de hoogte] up-to-date♦voorbeelden:2 de leerling is weer/nog niet bij met de lessen • the pupil has now caught up/is still behind in his lessonsbij zijn met betalen • be up-to-date with paymentsgoed bij zijn in een vak • be well up on a subjectII 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:¶ om en bij • more or less, about————————bij3〈 voorzetsel〉1 [in de nabijheid van] near (to) ⇒ close (by/to)2 [met betrekking tot een raken aan/bereiken] at ⇒ to3 [met betrekking tot een niet verder gaan/een niet afwijken] to ⇒ with5 [met betrekking tot een aanwezigheid] at9 [voor, in tegenwoordigheid van] with ⇒ to10 [aan, met] by11 [gedurende, onder] by ⇒ at12 [gelijktijdig met] on ⇒ at13 [in geval van] in case of ⇒ if♦voorbeelden:bij het raam • close to/next to the windowbij het stadhuis • close to/near the town hallik woon hier vlak bij • I live nearby/close bybij zessen • almost six (o'clock)kan jij bij de hoogste plank? • can you reach the top shelf?er(gens) niet bij kunnen • 〈 figuurlijk〉 not understand/get somethingalles blijft bij het oude • everything stays the samehet er niet bij laten • not leave it at thatwe zullen het er maar bij laten • let's leave it at thater niet bij zijn • not be there/presenter(gens) gauw bij zijn • 〈 figuurlijk〉 respond quickly; 〈 met betrekking tot ziekte〉 catch (a disease) in time6 heb je iets bij de koffie? • do you have anything to go with the coffee?een kopje koffie is er tegenwoordig niet meer bij • you don't even get a cup of coffee these daysbij elkaar zijn het er 20 • there are 20 altogetherdat is bij de boeren zo de gewoonte • that is the custom with farmersbij de marine • in the navybij Vondel • in Vondelaltijd bij H. kopen • always shop at H'sgeen lucifers/geld bij zich hebben • have no matches/money on onebij hem kun je van alles verwachten • you can expect anything from himbij zichzelf (denken/zeggen) • (think/say) to oneselfiemand bij name kennen • know someone by namebij het ontbijt • at breakfastbij de derde poging • at the third attemptbij mooi weer • when/if the weather is nicebij een glas wijn iets bespreken • discuss something over a glass of wine13 bij ziekte/een sterfgeval • in case of illness/deathiets bij (de) wet bepalen • establish something by lawbij dezen • hereby16 wat is hij nu bij een dichter als Achterberg? • what is he in comparison to a poet like Achterberg?de kamer is 6 bij 5 • the room is 6 by 5¶ je bent er bij • gotcha! -
78 er
1 her♦voorbeelden:————————er21 of them♦voorbeelden:1 ik heb er nog/nóg twee • I have got two left/moreik heb er geen (meer) • I haven't got any (left)hij kocht er acht • he bought eight (of them)er zijn er die … • there are those who …————————er3〈 bijwoord〉1 [daar] there3 [+ bijwoord] 〈zie voorbeelden 3 en 5.3〉♦voorbeelden:1 ik zal er even aanlopen • I'll just call in/look in/drop indat boek is er niet • that book isn't therewie waren er? • who was/were there?we zijn er • 〈 op de bestemde plaats〉 here we are, we've arrived; 〈 succes hebben〉 we have made/done itheeft er iemand gebeld? • did anybody call?wat is er? • what is it?, what's the matter?is er iets? • is anything wrong/the matter?er is besloten, dat … • it has been decided that …er is geen ontsnappen aan • there's no way of escapinger is/zijn … • there is/are …er was niemand te vinden • nobody could be founder wordt hier een museum gebouwd • there's a museum being built hereer wordt gezegd dat … • it is said that …er was eens een koning • once upon a time there was a king3 het er goed/slecht afbrengen • make a good/bad job of iter slecht/goed afkomen • get off badly/wellik zit er niet mee • it doesn't worry me -
79 gedachte
1 [het denken aan iets] thought4 [voornemen, plan] idea♦voorbeelden:de gedachte koesteren • entertain the thoughtzijn gedachten de vrije loop laten • give one's thoughts free rein(diep) in gedachten zijn • be deep in thoughtiets in gedachten doen • do something absent-mindedly/with one's mind elsewhereiets in gedachten houden • keep one's mind on something; 〈 rekening houden met〉 bear something in mind2 de achterliggende gedachte is dat … • the underlying idea/thought is that …iemands innigste gedachten • someone's innermost thoughtseen treffende/belangrijke gedachte • a striking/an important ideahij kan de gedachte eraan niet van zich afzetten • he can't put the thought/idea out of his headzijn gedachten bij iets houden • keep one's mind on somethingde gedachte niet kunnen verdragen dat … • not be able to bear the thought/bear to think that …zijn gedachten over iets laten gaan • turn one's mind to somethingde gedachte alleen al … • the very thought/idea …zich verheugen bij de gedachte aan iets • be delighted at the idea of something; 〈 zich verheugen op〉 look forward to somethinger niet bij zijn met zijn gedachten • have one's mind on something else(iemand) op de gedachte brengen • give (someone) the ideanooit uit iemands gedachten zijn • never be out of someone's mindvan gedachten wisselen • exchange ideaszijn eerste gedachte was • his first thought waszet die gedachte (maar) uit je hoofd • (you can) put that idea out of your headiemand tot andere gedachten brengen • make someone change his mindop twee gedachten hinken • be in two minds (about something)4 wij kwamen op de gedachte om … • it occurred to us to …van gedachten veranderen • change one's mind -
80 ik ben eruit
ik ben eruit〈 niet meer vertrouwd met〉 I have lost my touch, I am out of practice; 〈 de draad kwijt〉 I have lost the thread; 〈 heb het opgelost〉 I have got it
См. также в других словарях:
have out — phrasal verb [transitive] Word forms have out : present tense I/you/we/they have out he/she/it has out present participle having out past tense had out past participle had out 1) have something out to have a tooth removed from your mouth or an… … English dictionary
have out — phr verb Have out is used with these nouns as the object: ↑appendix, ↑book, ↑contract, ↑stitch, ↑tonsils, ↑tooth … Collocations dictionary
have out with — Discuss frankly (usu. in circumstances of dispute) with a view to reaching conclusion. ♣ We ll have to have it out with them. We must discuss it frankly with them … A concise dictionary of English slang
have out — … Useful english dictionary
have — [ weak əv, həv, strong hæv ] (3rd person singular has [ weak əz, həz, strong hæz ] ; past tense and past participle had [ weak əd, həd, strong hæd ] ) verb *** Have can be used in the following ways: as an auxiliary verb in perfect tenses of… … Usage of the words and phrases in modern English
Have — (h[a^]v), v. t. [imp. & p. p. {Had} (h[a^]d); p. pr. & vb. n. {Having}. Indic. present, I {have}, thou {hast}, he {has}; we, ye, they {have}.] [OE. haven, habben, AS. habben (imperf. h[ae]fde, p. p. geh[ae]fd); akin to OS. hebbian, D. hebben,… … The Collaborative International Dictionary of English
have — (h[a^]v), v. t. [imp. & p. p. {Had} (h[a^]d); p. pr. & vb. n. {Having}. Indic. present, I {have}, thou {hast}, he {has}; we, ye, they {have}.] [OE. haven, habben, AS. habben (imperf. h[ae]fde, p. p. geh[ae]fd); akin to OS. hebbian, D. hebben,… … The Collaborative International Dictionary of English
have — (h[a^]v), v. t. [imp. & p. p. {Had} (h[a^]d); p. pr. & vb. n. {Having}. Indic. present, I {have}, thou {hast}, he {has}; we, ye, they {have}.] [OE. haven, habben, AS. habben (imperf. h[ae]fde, p. p. geh[ae]fd); akin to OS. hebbian, D. hebben,… … The Collaborative International Dictionary of English
out — out1 W1S1 [aut] adv ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(from inside )¦ 2¦(outside)¦ 3¦(not at home)¦ 4¦(distant place)¦ 5¦(given to many people)¦ 6¦(get rid of something)¦ 7¦(not burning/shining)¦ 8¦(sun/moon etc)¦ 9¦(flowers)¦ 10¦(complet … Dictionary of contemporary English
out — out1 W1S1 [aut] adv ▬▬▬▬▬▬▬ 1¦(from inside )¦ 2¦(outside)¦ 3¦(not at home)¦ 4¦(distant place)¦ 5¦(given to many people)¦ 6¦(get rid of something)¦ 7¦(not burning/shining)¦ 8¦(sun/moon etc)¦ 9¦(flowers)¦ 10¦(complet … Dictionary of contemporary English
have — have1 W1S1 [v, əv, həv strong hæv] auxiliary v past tense and past participle had [d, əd, həd strong hæd] third person singular has [z, əz, həz strong hæz] [: Old English; Origin: habban] 1.) used with past participles to form ↑perfect tenses ▪… … Dictionary of contemporary English