-
21 show
n. toneelstuk; opvoering; programma; tentoonstelling; amusementsvoorstelling, schouwspel, show; vertoon; schijn--------v. tonen, laten zien; duidelijk maken; aantonen, bewijzen; vertonen; tentoonstellenshow1[ sjoo]♦voorbeelden:a fine show of blossoms • een prachtige bloesemtooimake a show of one's learning • te koop lopen met zijn geleerdheidunder a show of benevolence • onder het mom van welwillendheidno show of resistance • geen enkel blijk van verzetgood show! • goed geprobeerd!put up a good show • een goede prestatie leverenlet's get this show on the road • laten we nu maar eens beginnengive the (whole) show away • de hele zaak verradensteal the show • de show stelen〈 informeel〉 all over the show • door elkaar, overal1 uiterlijk ⇒ schijn, opschepperij♦voorbeelden:she only does it for show • ze doet het alleen voor de show3 what's on show today? • wat wordt er vandaag vertoond?objects on show • de tentoongestelde voorwerpen————————show21 (zich) (ver)tonen ⇒ (duidelijk) zichtbaar zijn, (ver)schijnen, eruitzien, vertoond worden 〈 van film〉♦voorbeelden:his education shows • het is goed merkbaar dat hij goed onderlegd isthe scar still shows • het litteken is nog goed te zienyour slip is showing • je onderjurk komt eruittime will show • de tijd zal het lerenwhat's showing at the cinema? • wat draait er in de bioscoop?her Dutch accent still shows through • haar Nederlandse accent is nog (goed) hoorbaar¶ it just goes to show! • zo zie je maar!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (aan)tonen ⇒ laten zien, tentoonstellen, vertonen2 uitleggen ⇒ demonstreren, bewijzen♦voorbeelden:show me an example • geef me een voorbeeldshe never shows her feelings • ze toont haar gevoelens nooitthis year's figures show some recovery • de cijfers van dit jaar geven enig herstel te zienwhich film are they showing? • welke film draaien ze?he has nothing to show for all his work • zijn werk heeft helemaal geen vruchten afgeworpenshow me the truth of what you're saying • bewijs me dat het waar is wat je zegtthis goes to show that crime doesn't pay • dit bewijst dat misdaad niet loonthe showed me how to write • hij leerde me schrijvenshow one's kindness • vriendelijk blijken te zijnimpressed by the vast knowledge she showed • onder de indruk van de enorme kennis die ze aan de dag legdeshow bad taste • van een slechte smaak getuigenshow someone in/out • iemand binnenlaten/uitlatenhe showed us (a)round the house • hij liet ons het huis zienshow her into the waiting room • breng haar naar de wachtkamerI'll show you out of the house • ik zal u uitlatenshow someone over the factory • iemand een rondleiding geven door de fabriek6 Lord, show mercy • Heer, schenk genade -
22 add up
toevoegen, bijvoegen; optellenadd up♦voorbeelden:this so-called invention does not add up to much • deze zogenaamd uitvinding stelt weinig voorII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 optellen -
23 good
adj. goed; aangenaam; plezierig; eerlijk, rechtschapen; waard zijn--------adv. goed, op een goede manier--------n. goedheid; winst; goederengood1[ goed]1 goed ⇒ welzijn, voorspoed4 goedheid ⇒ verdienste, deugd(zaamheid)♦voorbeelden:for the common good • voor het algemeen welzijnit will do him all the good in the world • hij zal er erg van opknappen/opkikkerenhe will come to no good • het zal slecht met hem aflopenfor his (own) good • om zijn eigen bestwilwhat is the good of it? • wat voor nut heeft het?it's no good • het heeft geen zin, het wordt niks〈 vaak ironisch〉 much good may it do you! • dat het je wel bekome!, geluk ermee!¶ for good (and all) • voorgoed, voor eeuwig (en altijd)→ bad bad/II 〈 meervoud〉4 〈vaak attributief; voornamelijk Brits-Engels〉 goederen 〈 voor treinvervoer〉 ⇒ 〈 voornamelijk Amerikaans-Engels〉 vracht♦voorbeelden:¶ by goods • per/met de goederentrein————————good21 goed ⇒ kwaliteitsvol; knap, kundig2 goed ⇒ prijzenswaardig; correct, juist3 goed ⇒ fatsoenlijk, betrouwbaar4 aardig ⇒ lief, goed; gehoorzaam5 goed ⇒ aangenaam, voordelig; lekker, smakelijk, gezond♦voorbeelden:good looks • knapheidgood sense • gezond verstandgood soil • vruchtbare bodem/grondgood for you, 〈Brits-Engels; gewestelijk〉good on you • goed zo, knap (van je)good English • goed/correct Engelsmy watch keeps good time • mijn horloge loopt gelijkall in good time • alles op zijn tijdmake good • het er goed afbrengen, het maken, slagen 〈 voornamelijk financieel〉; goedmaken; vergoeden 〈 schulden〉; nakomen, vervullen 〈 belofte〉 • herstellen 〈 schade〉be good for a laugh • grappig zijn, een lachje waard zijn(in) good faith • (te) goede(r) trouwmake good one's escape • slagen in een ontsnappinggood humour • opgewektheidgood nature • goedaardigheidput in a good word for, say a good word for • een goed woordje doen voor, aanbevelenbe good enough (to) • wees zo vriendelijk, gelievebe so good as to • wees zo vriendelijk, gelieveit's good of you to help him • het is aardig van u om hem te helpen5 beer is not good for her/her health • bier is niet goed/gezond voor haargood buy • koopje, voordeeltjethrough the good offices of • door de goede diensten van, met behulp vangood afternoon • goedemiddaggood evening • goedenavondgood morning • goedemorgengood night • goedenacht, welterustenhave a good time • zich amuserengood times • goede/voorspoedige tijdenit is good to be alive • leve het leven, het leven is verrukkelijkkeep good • goed/vers blijventoo good to be true • te mooi om waar te zijn6 a good excuse • een goed/geldig excuusthis rule holds good • deze regel is van kracht/geldt (nog)stand a good chance • een goede kans makena good deal/many • heel wata good hour/ten miles • ruim een uur/tien mijla good while • een hele poos, geruime tijd¶ 〈 spreekwoord〉 a good tale is none the worse for being told twice • goed nieuws mag best vaak verteld worden〈 spreekwoord〉 there is many a good tune played on an old fiddle • iemands leeftijd zegt vaak niets over wat hij nog kan presterenbe in someone's good books • bij iemand in een goed blaadje staanthere's a good boy/girl/fellow • wees nu eens lief, toe nouGood Friday • Goede Vrijdaggood God! • goeie genade!, gossiemijne!as good as gold • erg braaf/lief 〈 van kind〉have a good head on one's shoulders • een goed verstand hebbengood heavens! • goeie/lieve hemel!neither fish, flesh, nor good red herring • vlees noch viskeep good hours • op tijd naar bed gaanmake someone appear in a good light • iemand in een gunstig daglicht stellengood luck • (veel) gelukstroke of good luck • buitenkansjehave a good mind to • veel zin hebben inthrow good money after bad • goed geld naar kwaad geld gooien, het ene gat met het andere stoppenin good spirits • opgewekt, blijit's a good thing that • het is maar goed datit's a good thing to … • het is verstandig om …a good thing too! • maar goed ook!, het is maar gelukkig ook!too much of a good thing • teveel van het goedemake good time • goed/lekker opschietendo someone a good turn • iemand een dienst bewijzengood old Harry • (die) goeie ouwe Harryas good as • zo goed als, nagenoegbe good at • goed/knap zijn inbe good for £100,000 • 100.000 pond kunnen betalen, goed zijn voor 100.000 pondbe good for another couple of years • nog wel een paar jaar meekunnen/meegaan————————good3〈 bijwoord〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 goed♦voorbeelden:1 she is doing good • ze doet het goed, ze gaat lekkerthings are going good • het gaat goed¶ good and … • heel erg … -
24 open
adj. open; bloot; eerlijk; vrij (een baan is beschikbaar)--------n. open plaats; ruimte; openlucht--------v. openen; openmaken ; beginnen; alert zijn; openen (bij zang); openen (van benen)open1[ oopən] 〈zelfstandig naamwoord; the〉♦voorbeelden:bring into the open • aan het licht brengen, bekend/openbaar makencome (out) into the open • open kaart spelen 〈 van iemand〉; aan het licht komen, ruchtbaarheid krijgen 〈 van iets〉in the open • buiten(shuis), in de open lucht; in het open/vrije veld, op het land; in volle zee————————open21 open ⇒ geopend; met openingen; onbedekt, niet (af/in)gesloten, vrij2 open(staand) ⇒ beschikbaar, onbeschut; vacant; onbeslist, onbepaald3 openbaar ⇒ (algemeen) bekend, duidelijk, openlijk4 open(hartig) ⇒ oprecht, mededeelzaam♦voorbeelden:open book • open(geslagen) boekkeep one's eyes open • goed opletten, uitkijken〈 figuurlijk〉 with one's eyes open • bij zijn/haar volle verstand, weloverwogen〈 figuurlijk〉 you bought that old car with your eyes open • je wist wat je deed toen je die oude auto kochtopen harbour • ijsvrije havenopen passage • vrije doorgangopen prison • open gevangenisopen sandwich • canapé, belegde boterhamin the open air • buiten(shuis), in de open luchtopen to • toegankelijk vooropen question • open vraagopen return ticket • retourkaartje geldig voor onbepaalde duur〈 juridisch〉 open verdict • juryuitspraak met betrekking tot een overlijden waarbij geen melding wordt gemaakt van de juiste doodsoorzaakit is open to you to • het staat je vrij tethere are four courses open to us • we kunnen vier dingen doen/wegen inslaanlay oneself (wide) open to • zich (helemaal) blootstellen aanthrow open • opengooien, openstellen 〈 bijvoorbeeld voor publiek〉open hostilities • openlijke vijandighedenopen letter • open briefopen secret • publiek geheimbe open with • open kaart spelen metopen day • open dag/huisopen examination • openbaar examenopen shop • werkplaats waar zowel leden als niet-leden van een vakvereniging mogen werkenwith open hands/an open hand • gul, royaalkeep open house • erg gastvrij zijnopen marriage • vrij/open huwelijkhave/keep an open mind on • openstaan voorwith open mouth • sprakeloos van verbazinglay oneself open to ridicule • zich belachelijk makenbe open to an offer • bereid zijn een aanbod in overweging te nemen————————open31 opengaan ⇒ (zich) openen, geopend worden4 opendoen ⇒ de deur openen; (een boek) openslaan♦voorbeelden:open into/onto the garden • uitkomen in/op de tuin4 I opened at page 58 • ik deed/sloeg het boek open op bladzijde 58II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 openen ⇒ voor geopend verklaren, starten3 openleggen ⇒ toelichten, openlijk meedelen4 openstellen ⇒ ontvankelijk/vatbaar maken, verruimen♦voorbeelden:open a credit • een krediet openenopen a new road through the jungle • een nieuwe weg aanleggen door de rimboeopen fire at/on • het vuur openen op -
25 have
n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft--------v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzakenhave1[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters————————have2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat15 vrijen/slapen met♦voorbeelden:you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wilhe has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugenhave mercy on us • heb medelijden met onsI've got no time • ik heb geen tijdyou have my word • je hebt mijn woord, mijn woord eropI've got it • ik heb het, ik weet het (weer)you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat inhe wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?have something about/on one • iets bij zich hebbenwhat does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?2 the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukkenmay I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafeniswe've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgenhave a cigarette • een sigaret nemen/rokenhave a good time • het naar zijn zin hebbenyou have it badly • je hebt het lelijk te pakkenlet's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggenhave a discussion • discussiëren, een discussie hebbenhave a try • (het) proberenhave a walk • een wandeling makenI won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegtI'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet overhe's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doenhave a tooth out • een tand laten trekken12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lietenhave someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigenwe are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werkhave someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennenhave it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)as the Bible has it • zoals het in de bijbel staatrumour has it that … • het gerucht gaat dat …have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan gevenhave it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemandhave it in for someone • de pik hebben op iemandhave it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemandhave something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebbenyou have nothing on me • je kunt me niks makenhave nothing on • niet kunnen tippen aanhave something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op→ have on have on/III 〈 hulpwerkwoord〉2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn♦voorbeelden:he has died • hij is gestorven2 had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebbenI had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergatI'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan -
26 touch
n. aanraking; contact; tikje; trekje; aanslag--------v. aanraken; betreffen--------zes punten in Amerikaanse voetbal verkregen bij het treden in het gebied van de tegenstander als de bal vastgehouden wordttouch (touchdown)touch1[ tutsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉4 toets ⇒ stijl, manier♦voorbeelden:it will break at a touch • het breekt zodra men het aanraaktbe/keep in touch with • contact/voeling hebben/onderhouden metbe out of touch with • geen contact/voeling (meer) hebben metlose touch with • uit het oog verliezenwithin touch of • binnen bereik vanhave a touch of the tarbrush • enig neger/indianenbloed hebbennot the least touch of • niet het minste beetjegive/put the final/finishing touch(es) to something • de laatste hand leggen aan ietslose one's touch • achteruitgaan, het verleren¶ play at touch • krijgertje/tikkertje spelen————————touch2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:you haven't touched your meal • je hebt nog geen hap gegetentouch a topic • een onderwerp aanroerenblossom touched by the frost • door de vorst aangetaste bloesemnothing will touch those stains • niets kan deze vlekken wegkrijgenthe matter touches him closely • de zaak is van groot belang voor hem6 the thermometer touched 50° • de thermometer liep tot 50° opnothing can touch his talent • niets kan zijn talent evenarentouch someone for a fiver • iemand vijf pond aftroggelen7 touch in • bijtekenen/schilderen -
27 issue
n. onderwerp; formulier; emissie, uitgifte; uitgave; verspreiding; uitkomst; afstammelingen; stroom; afkomst--------v. emissie, uitgifte; uitgeven, uitgaan, resulteren; uitnemen; verspreiden; verdelenissue1[ isjoe:]2 uitgang ⇒ uitmonding, uitstroming♦voorbeelden:2 does this lake have an issue to the sea? • staat dit meer in verbinding met de zee?1 kwestie ⇒ (belangrijk) punt, probleem♦voorbeelden:join/take issue with someone about/on something • het met iemand oneens zijn over ietsmake an issue of something • ergens een punt van makenthe point/matter at issue • het punt dat aan de orde isthey are at issue on this point • op dit punt zijn ze het niet met elkaar eens1 publicatie ⇒ uitgave, emissie2 uitstroming ⇒ afvloeiing, lozing♦voorbeelden:the day of issue • de dag van publicatie————————issue2♦voorbeelden:a cloud of white smoke issued from the chimney • er kwam een witte rookwolk uit de schoorsteenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitbrengen ⇒ publiceren, in circulatie/omloop brengen, uitvaardigen♦voorbeelden:they issued a new series of stamps • ze gaven een nieuwe serie postzegels uit -
28 while
conj. tijd; terwijl; hoewel--------n. tijd; tijdsperiode; klein uurtje; moeite--------prep. terwijl--------v. tijd genieten; tijd doen laten omgaanwhile1[ wajl] 〈zelfstandig naamwoord; voornamelijk enkelvoud〉♦voorbeelden:worth while • de moeite waardthey will make it worth your while • je zult er geen spijt van hebben(every) once in a while • af en toe, een enkele keerwe haven't seen her for a long while • wij hebben haar lang niet gezienin a little while • binnenkort(for) a while • een tijdje, een ogenblikall the while • de hele tijd————————while2♦voorbeelden:2 while her classmates played games she would go for walks in the countryside • terwijl haar klasgenoten spelletjes deden, ging zij meestal wandelenwhile she has the talent she does not have the perseverance • hoewel ze het talent heeft, zet ze niet door3 the house was tidy while the garden was in perfect order • het huis was netjes en de tuin was ook perfect in orde -
29 average
adj. gemiddeld; gewoon--------n. gemiddelde--------v. gemiddelde zijnaverage1[ ævridzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:his performance does not exceed the average • zijn prestatie stijgt niet boven de middelmaat uitabove (the) average • boven het gemiddeldebelow (the) average • onder het gemiddelde¶ on (the) average • gemiddeld, doorgaans→ law law/————————average21 gemiddeld ⇒ midden-, doorsnee-♦voorbeelden:this month's average temperature • de gemiddelde temperatuur van deze maandaverage man • de gewone man————————average3→ average out average out/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 het gemiddelde berekenen van ⇒ het gemiddelde schatten/nemen van♦voorbeelden:3 average a loss/profits • een verlies/winst evenredig verdelen→ average out average out/ -
30 matter
n. stof; onderwerp; pus--------v. belangrijk zijnmatter1[ mætə]2 kwestie♦voorbeelden:bring matters to a head • tot het punt komen waar een beslissing noodzakelijk isit's a matter of opinion • daar kan over gediscussieerd wordena (mere) matter of time • (slechts) een kwestie van tijdno laughing matter • niets om te lachentake matters/the matter into one's own hands • de zaak zelf in handen nemenfor that matter/the matter of that • wat dat betreftin the matter of • inzakeit is a matter of … • het gaat om …as a matter of fact • eigenlijk2 stof ⇒ materiaal, inhoud4 belang♦voorbeelden:no matter how/when/where • om het even hoe/wanneer/waar¶ what is the matter?/the matter with him? • wat is er (aan de hand)?/wat scheelt hem?————————matter2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:1 it doesn't matter • het geeft niet/doet er niet toe/maakt niet uitit doesn't matter to me • het kan me niet schelenwhat does it matter? • wat zou het/dat? -
31 say
adv. hé, zeg, bij wijze v. spreken--------n. mening; gesproken woord; spreekrecht; woord--------v. zeggen; veronderstellen; van mening zijnsay1[ see] 〈zelfstandig naamwoord; geen meervoud〉♦voorbeelden:he has the say about that matter • hij heeft het voor het zeggen in die zaak2 have/say one's say • zijn zegje zeggen/doen————————say21 zeggen ⇒ praten, vertellen♦voorbeelden:〈Brits-Engels; informeel〉 I say! • hé (zeg), zeg; je meent het!so to say • bij wijze van sprekenit's not for me to say • daar kan ik niet over beslissen/me niet over uitlatenI'd rather not say • ik laat me er liever niet over uita man, they say, of bad reputation • een man, (zo) zegt men, met een slechte reputatie〈 informeel〉 you don't say (so) • 't is niet waar!, ongelofelijk!→ dare dare/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)zeggen ⇒ uiten, (uit)spreken2 zeggen ⇒ vermelden, verkondigen3 zeggen ⇒ aanvoeren, te kennen geven4 zeggen ⇒ aannemen, veronderstellen5 aangeven ⇒ tonen, zeggen♦voorbeelden:1 say grace/one's prayers • dank zeggen, biddensay one's lesson • zijn les opzeggenI dare say that • het zou zelfs heel goed kunnen datsay no more! • geen woord meer!; praat er mij niet van!; dat zegt al genoeg!to say nothing of • om nog maar te zwijgen oversay to oneself • bij zichzelf denkenI've something to say to you • ik moet je iets vertellen〈 vaak schertsend〉 as they say • zoals men zegt/dat noemt, zoals dat heetwho shall I say, sir? • wie kan ik zeggen dat er is, meneer?that is to say • met andere woorden, dat wil zeggen, tenminsteto say the least • op zijn zachtst uitgedruktshe is said to be very rich • men zegt dat ze heel rijk is, ze zou heel rijk zijnit is said/they say • men zegt/ze zeggenit says on the bottle • op de fles staatit says here that • hier staat dat3 what have you to say for yourself? • wat heb je ter verdediging aan te voeren?let's do it together, what do you say? • laten we het samen doen, wat zou je daarvan zeggen/vinden?what do you say to this? • wat zou je hiervan vinden/zeggen?4 let's say, shall we say • laten we zeggen/aannemensay it were true • aangenomen/stel dat het waar issay seven a.m. • laten we zeggen/pakweg zeven uur ('s ochtends)5 what time does your watch say? • hoe laat is het op jouw horloge?¶ when all is said and done • alles bij elkaar genomen, al met alno sooner said than done • zo gezegd, zo gedaanit goes without saying • het spreekt vanzelf〈 informeel〉 I'll say, you can say that again, 〈 Amerikaans-Engels〉you said it • zeg dat wel, daar zeg je zo iets, en of!say when • zeg het als 't genoeg is -
32 find
n. vondst; uitvinding--------v. vinden; uitvinden; beslissen; vonnis vellenfind1[ fajnd] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————find21 oordelen ⇒ verklaren, uitspreken♦voorbeelden:find against someone • iemands vordering afwijzenfind for someone • iemands vordering toewijzenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vinden ⇒ ontdekken, terugvinden♦voorbeelden:1 pumas are found in America • poema's komen voor/vindt men in Amerikahe was found dead • hij werd dood aangetroffenfind someone out • iemand niet thuis aantreffen2 where does he find the courage? • waar haalt hij de moed vandaan?find someone attractive • iemand aantrekkelijk vindenhe found himself lost • hij ontdekte dat hij verdwaald was¶ 〈 wederkerend werkwoord〉 find oneself • zich bewust worden van zijn/haar roeping/kracht, zichzelf vindenshe could not find it in herself to leave him • ze kon het niet over haar hart verkrijgen hem te verlaten→ find out find out/ -
33 honour
n. eer, eerbied, respect, goede reputatie; integriteit, eerlijkheid; beloning, bekroning, gift; privilege; trots, eer--------v. respect betonen; respecteren, waarderen; bekronen; prijzen; accepteren; een belofte standhouden, respect betonen; respecteren, waarderen; belonen, prijzen; accepteren; belofte waarmakenhonour1♦voorbeelden:she's an honour to her parents • zij strekt haar ouders tot eer1 eer ⇒ hulde, aanzien, reputatie♦voorbeelden:debt of honour • ereschulddo honour to someone, do someone honour • iemand eer bewijzenit does him honour, it is to his honour • het strekt hem tot eerdo someone the honour of visiting him/of a visit • iemand met een bezoek vererenhave the honour to/of • de eer hebben omput someone on his honour • iemand vertrouwenin honour of • ter ere vanin honour bound, on one's honour • moreel verplicht(up)on my honour • op mijn erewoord♦voorbeelden:————————honour21 eren ⇒ in ere houden, eer bewijzen♦voorbeelden: -
34 purpose
n. doel; bedoeling--------v. zich voornemen, van plan zijnpurpose1[ pə:pəs]1 doel ⇒ bedoeling, reden, plan, voornemen2 zin ⇒ (beoogd) effect, resultaat, nut♦voorbeelden:1 does this serve your purpose? • beantwoordt dit aan je verwachtingen?accidentally on purpose • per ongeluk expreshe came for/with the purpose of seeing us, he came on purpose to see us • hij kwam met het doel om ons te bezoekenhe did it on purpose • hij deed het met opzet2 these talks have certainly answered/fulfilled/served their purpose(s) • deze besprekingen zijn zeker zinvol geweestall your help will be to no purpose • al je hulp zal tevergeefs zijnthese money cuts will come to little purpose • deze bezuinigingen zullen weinig effect hebben♦voorbeelden:————————purpose2♦voorbeelden:1 he purposes to spend his holidays with us • het ligt in zijn bedoeling zijn vakantie bij ons door te brengen -
35 accept
v. ontvangen, overeenstemmen[ əksept, æk-]2 aanvaarden ⇒ tolereren, verdragen3 goedvinden ⇒ goedkeuren, erkennen♦voorbeelden:1 accepted bill • geaccepteerde wissel, acceptan accepted fact • een (algemeen) aanvaard feitthe machine does not accept foreign coins • het apparaat neemt geen vreemde munten aanaccept an invitation • op een uitnodiging ingaanbe accepted practice • algemeen gebruikelijk zijn -
36 age
n. leeftijd; periode; generatie--------v. ouder wordenage1[ eedzj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 be your age! • doe niet kinderachtig!be/come of age • meerderjarig zijn/wordenlook one's age • er zo oud uitzien als men iswhat is your age? • hoe oud ben je?at the age of ten • op tienjarige leeftijdin his (old) age • op zijn oude dagten years of age • tien jaar oudbe of an age to do something • oud genoeg zijn om iets te doenunder age • minderjarig, te jonghis back was bent with age • zijn rug was krom van ouderdomyou've been ages • je bent vreselijk lang weggebleven¶ age of consent • meerderjarigheid; leeftijd 〈 vooral van meisje〉 waarop je met iemand naar bed mag————————age2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen verouderen, oud(er) maken -
37 bore
n. boorgat; kaliber; diameter; vervelend persoon--------v. boren; doordringen; vervelenbore1[ bo:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 boorgat ⇒ geboord gat, boring3 boor————————bore21 (een gat) boren ⇒ drillen, een put slaan♦voorbeelden:1 doordringen ⇒ zich (een weg) banen, moeizaam vooruitkomen♦voorbeelden:1 they bored (their way) through the jungle/the crouwd • ze baanden zich moeizaam een weg door het oerwoud/de menigte2 vervelen♦voorbeelden:————————bore3→ bear bear/ -
38 credit
n. krediet, afbetaling; vertrouwen; recht, voorrecht; waardering; eer; in zijn voordeel--------v. geloven; crediterencredit1[ kreddit]♦voorbeelden:1 krediet3 tegoed ⇒ spaarbanktegoed, positief saldo♦voorbeelden:1 unlimited credit • onbeperkt/blanco kredietbuy on credit • op krediet/afbetaling kopen2 eer ⇒ lof, verdienste3 krediet(waardigheid) ⇒ solventie, goede naam♦voorbeelden:do you give credit to that story? • hecht jij enig geloof aan dat verhaal?lend credit to • bevestigen, geloofwaardig maken2 it does you credit, it is to your credit, it reflects credit on you • het siert je, het strekt je tot eerhe took the credit for it • hij ging met de eer strijkenthey have 30 albums to their credit • ze hebben 30 elpees op hun naamIV 〈 meervoud〉————————credit2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 credit an amount to someone/to someone's account, credit someone with an amount • iemand voor een bedrag crediteren -
39 easy
adj. gemakkelijk; geriefelijk; kalm--------adv. makkelijkeasy1[ ie:zie] 〈bijvoeglijk naamwoord; easiness〉1 (ge)makkelijk ⇒ eenvoudig, moeiteloos3 behaaglijk ⇒ comfortabel, gemakkelijk♦voorbeelden:〈 informeel〉 as easy as pie/winking • reuzegemakkelijk, een koud kunstje〈 spreekwoord〉 it's easy to be wise after the event • als het kleed gemaakt is, ziet men de fouten3 easy chair • leunstoel, luie stoeleasy on the ear/eye • aangenaam om te horen/zienhave an easy time (of it) • een gemakkelijk leventje hebbeneasy money • gemakkelijk/illegaal verkregen geldby easy stages • stap voor staplive on Easy Street • in goede doen zijnon easy terms • op gemakkelijke condities, op afbetaling————————easy2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:easy as pie • een fluitje van een centeasy does it! • voorzichtig!easy (now) • kalmpjes aan!, rustig! -
40 receive
v. ontvangen; ontvangen; verkrijgen[ rissie:v]1 ontvangen ⇒ verwelkomen, bezoek/gasten ontvangen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ontvangen ⇒ krijgen, in ontvangst nemen2 opvangen ⇒ toelaten, opnemen♦voorbeelden:2 be at/on the receiving end • al de klappen krijgen/klachten incasseren
См. также в других словарях:
Does the World Hate the United States? — is a 2005 book, in the At Issue series, presenting selections of viewpoints on questions about anti Americanism, its extent and causes in relationship to its foreign policies and popular culture, and whether it is rooted in jealousy. It was… … Wikipedia
Does the Team Think… — is a panel game broadcast on BBC Radio 2. The show is hosted by Vic Reeves, and the first programme went out on 28 June, 2007.On the show, the guests are asked questions by the audience. Guests appearing include Alan Carr, Sean Lock, Rowland… … Wikipedia
Does the Job BBS — Screenshot of online DTJ BBS menu as it appeared on the sysop s display. The DTJ BBS (Does The Job Bulletin Board System) was a program for the Commodore 64 written by Andrew Bernhardt. The first version was released in 1985, and sold for $35.… … Wikipedia
Comic Relief Does The Apprentice — Genre Reality Created by Mark Burnett Starring … Wikipedia
Why Does the Sun Shine? (The Sun Is a Mass of Incandescent Gas) — Infobox Album | Name = Why Does The Sun Shine? (The Sun Is a Mass of Incandescent Gas) Type = EP Artist = They Might Be Giants Released = September 14 1993 Recorded = Genre = Alternative, Indie rock Length = 9:50 Label = Elektra Producer = They… … Wikipedia
Blues for Elvis - King Does the King's Things — Infobox Album Name = Blues For Elvis King Does The King s Things Type = Album Artist = Albert King Released = 1970 Recorded = 1970 Genre = Blues Length = 36:41 Label = Stax Records Producer = Donald Duck Dunn and Al Jackson, Jr. Reviews = *… … Wikipedia
What Else Does the Time Mean? — Infobox Album | Name = What Else Does The Time Mean? Type = Album Artist = Jandek Released = April 2006 Recorded = 2006 Length = 60:46 Label = Corwood Industries Producer = Corwood Industries Last album = Newcastle Sunday (2006) This album = What … Wikipedia
Where Does the Good Go — is a song by duo Tegan and Sara. It is the fifth track on Tegan and Sara s 2004 album So Jealous, it was written by Tegan Quin. In 2006, the song was aired on the hit TV show Grey s Anatomy … Wikipedia
The Shining (film) — The Shining Theatrical release poster Directed by Stanley Kubrick Produced by Stanle … Wikipedia
The Suite Life of Zack & Cody recurring characters — The following is a list of recurring and minor characters in the Disney Channel Original Series The Suite Life of Zack Cody . Interesting to note is that the show regularly rotates these characters; often disappearing for the rest of the series… … Wikipedia
The Bible and homosexuality — is a contentious subject that influences how homosexuality and homosexual sex are regarded in societies where Christianity has made a strong impact. The Bible is generally considered by believers to be inspired by God or to record God s… … Wikipedia