Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

voortkomen

Толкование Перевод

1 arise from

voortkomen uit, het gevolg zijn v.

arise from

voortkomen uit, het gevolg zijn van

English-Dutch dictionary > arise from
2 to arise from

voortkomen uit

voortvloeien uit

English-Dutch technical dictionary > to arise from
3 to proceed from

voortkomen uit

English-Dutch technical dictionary > to proceed from
4 originate

v. ontstaan, beginnen, voortkomen

originate

[ əridzjəneet]

1 ontstaan ⇒ beginnen, voortkomen

♦voorbeelden:

1 originate from/in something • voortkomen uit/zijn oorsprong vinden in iets

originate from/with someone • in 't leven geroepen worden door iemand, opkomen bij iemand

English-Dutch dictionary > originate
5 arise

v. wakker worden; opstaan; oprijzen, ontstaan; optreden

arise

[ ərajz] 〈arose [ərooz], arisen [ərizn]〉

1 zich voordoen ⇒ gebeuren, optreden

2 voortkomen ⇒ ontstaan

3 〈 formeel〉 opstaan

♦voorbeelden:

1   difficulties have arisen • er zijn moeilijkheden ontstaan

     a thunderstorm arose • er stak een onweer op

2   arise from • voortkomen uit, het gevolg zijn van

English-Dutch dictionary > arise
6 ensue

v. volgen, voortvloeien, voortkomen

ensue

[ insjoe:]

1 volgen ⇒ vervolgens plaatsvinden

2 〈+from〉 voortvloeien (uit) ⇒ voortkomen (uit)

♦voorbeelden:

1 the ensuing month • de volgende maand

English-Dutch dictionary > ensue
7 spring

adj. lenteachtig, van de lente; veerkrachtig
--------
n. lente; bron; veer; oorsprong; sprong; huppel; veerkrachtigheid
--------
v. springen; ontstaan uit; uit de grond schieten; schieten

spring¹

[ spring]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 vaak meervoud〉 bron 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ oorsprong, herkomst

2 (metalen) veer ⇒ springveer

3 sprong

♦voorbeelden:

1   hot springs • geisers, warme springbronnen

3   make a spring at • springen naar

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 lente 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ voorjaar

♦voorbeelden:

1   the spring of life • de lente van het leven

     in (the) spring • in het voorjaar

III 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉〈 ook figuurlijk〉

1 veerkracht ⇒ energie

————————

spring²

〈sprang [ spræng]/Amerikaans-Engels ook sprung [ sprung], sprung〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 (op)springen

2 (terug)veren

3 〈vaak +up〉 ontspringen ⇒ ontstaan, voortkomen

4 openspringen ⇒ barsten, splijten

♦voorbeelden:

1   spring to life • plotseling tot leven komen

     the first thing that springs to one's mind • het eerste wat je te binnen schiet

     spring to one's feet • opspringen

3   spring from • afstammen van

     spring from/out of • voortkomen/ontstaan uit

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 doen opspringen

2 springen over 〈 van paard, hindernis〉

3 plotseling bekendmaken

4 opjagen 〈 wild〉

5 doen (open)springen ⇒ opblazen

♦voorbeelden:

3   〈 informeel〉 spring something on someone • iemand met iets verrassen/overvallen

English-Dutch dictionary > spring
8 accrue from

accrue from

voortkomen uit

English-Dutch dictionary > accrue from
9 accrue

v. toenemen; groeien; vermeerderen

accrue

[ əkroe:]

1 groeien ⇒ toenemen, vermeerderen

2 toekomen

3 voortspruiten

♦voorbeelden:

1   allow interest to accrue • rente laten aangroeien

2   accrue to • toekomen aan

3   accrue from • voortkomen uit

English-Dutch dictionary > accrue
10 flow from

flow from

1 voortvloeien uit ⇒ voortkomen uit

English-Dutch dictionary > flow from
11 grow out of

uitgroeien

grow out of

groeien/ontstaan/voortkomen uit; ontgroeien 〈 slechte gewoonte, vrienden〉

English-Dutch dictionary > grow out of
12 grow

v. groeien; opvoeden; laten groeien; worden; zijn

grow

[ groo] 〈grew [groe:], grown [ groon]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 groeien ⇒ opgroeien, ontstaan

2 aangroeien ⇒ zich ontwikkelen, gedijen

♦voorbeelden:

1   grow wild • in het wild groeien

     〈 figuurlijk〉 grow away from someone • van iemand vervreemden

     grow up • opgroeien, volwassen worden; ontstaan

     grow up into • opgroeien/zich ontwikkelen tot, worden

     〈 figuurlijk〉 grow into a job • ingewerkt raken

     grow out of • groeien/ontstaan/voortkomen uit; ontgroeien 〈 slechte gewoonte, vrienden〉

     grow out of one's clothes • uit zijn kleren groeien

2   grow to become • uitgroeien tot

     grow into something big • tot iets groots uitgroeien

     classical music starts to grow on me • ik begin van klassieke muziek te houden

¶ grow up! • doe niet zo kinderachtig!

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 kweken ⇒ verbouwen, telen

2 laten staan/groeien 〈 baard〉

3 laten begroeien ⇒ bedekken

♦voorbeelden:

1   grow vegetables • groenten kweken

2   grow a beard • zijn baard laten staan

3   grown up/over with weeds • met onkruid begroeid

III 〈 koppelwerkwoord〉

1 worden ⇒ gaan

♦voorbeelden:

1   she's grown (into) a woman • ze is een volwassen vrouw geworden

     grow cold/dark/old/rich • koud/donker/oud/rijk worden

     you will grow to like him • je gaat hem wel aardig vinden

English-Dutch dictionary > grow
13 issue

n. onderwerp; formulier; emissie, uitgifte; uitgave; verspreiding; uitkomst; afstammelingen; stroom; afkomst
--------
v. emissie, uitgifte; uitgeven, uitgaan, resulteren; uitnemen; verspreiden; verdelen

issue¹

[ isjoe:]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 uitgave ⇒ aflevering, nummer 〈 van tijdschrift〉, oplage, uitgifte, emissie

2 uitgang ⇒ uitmonding, uitstroming

3 golf ⇒ stroom

♦voorbeelden:

2   does this lake have an issue to the sea? • staat dit meer in verbinding met de zee?

¶ die without issue • kinderloos sterven

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 kwestie ⇒ (belangrijk) punt, probleem

♦voorbeelden:

1   force the issue • een beslissing forceren

     join/take issue with someone about/on something • het met iemand oneens zijn over iets

     make an issue of something • ergens een punt van maken

     the point/matter at issue • het punt dat aan de orde is

     they are at issue on this point • op dit punt zijn ze het niet met elkaar eens

¶ beg the issue • 〈 informeel〉de zaak ontwijken/negeren

III 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 publicatie ⇒ uitgave, emissie

2 uitstroming ⇒ afvloeiing, lozing

♦voorbeelden:

1   bank of issue • circulatiebank

     the day of issue • de dag van publicatie

————————

issue²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 uitkomen ⇒ verschijnen

2 voortkomen ⇒ voortvloeien

3 afstammen ⇒ geboren worden

4 zich uitstorten 〈 van bloed bijvoorbeeld〉

♦voorbeelden:

1   issue forth/out • te voorschijn komen

     a cloud of white smoke issued from the chimney • er kwam een witte rookwolk uit de schoorsteen

2   money issuing from stocks • (geld)opbrengst uit aandelen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 uitbrengen ⇒ publiceren, in circulatie/omloop brengen, uitvaardigen

2 uitlenen 〈 boeken〉

3 verstrekken ⇒ verschaffen

4 uitstorten ⇒ uitspuwen

♦voorbeelden:

1   the government issued a decree • de regering vaardigde een decreet uit

     they issued a new series of stamps • ze gaven een nieuwe serie postzegels uit

3   issue something to someone, issue someone with something • iets aan iemand verstrekken

4   a volcano issuing dangerous gases • een vulkaan die gevaarlijke gassen uitspuwt

English-Dutch dictionary > issue
14 originate from/in something

originate from/in something

voortkomen uit/zijn oorsprong vinden in iets

English-Dutch dictionary > originate from/in something
15 proceed from

proceed from

voortkomen/voortvloeien uit

English-Dutch dictionary > proceed from
16 proceed

v. verder gaan; vooruitgaan

proceed

[ prəsie:d]

1 beginnen ⇒ van start gaan

2 verder gaan ⇒ doorgaan

3 te werk gaan ⇒ handelen

4 plaatsvinden ⇒ aan de gang zijn

5 zich bewegen ⇒ gaan, rijden

6 ontstaan

♦voorbeelden:

2   work is steadily proceeding • het werk vordert gestaag

     proceed with/in • vervolgen/voortgaan met

3   how shall we proceed • welke procedure zullen we volgen?

6   〈 formeel〉 proceed from • voortkomen/voortvloeien uit

English-Dutch dictionary > proceed
17 spring from/out of

spring from/out of

voortkomen/ontstaan uit

English-Dutch dictionary > spring from/out of
18 stem from

stem from

1 stammen uit ⇒ voortkomen uit

♦voorbeelden:

1 his bitterness stems from all his disappointments • zijn verbittering komt door al zijn teleurstellingen

English-Dutch dictionary > stem from
19 the dreams whence his poetry springs

the dreams whence his poetry springs

de dromen waaruit zijn gedichten voortkomen

English-Dutch dictionary > the dreams whence his poetry springs
20 whence

adv. waar vandaan?
--------
conj. vanwaar; (de plaats) vanwaar

whence

[ wens] 〈 verouderd〉

1 〈 vragend en in relatieve bijzinnen〉 van waar ⇒ waar vandaan, waaruit

♦voorbeelden:

1 the dreams whence his poetry springs • de dromen waaruit zijn gedichten voortkomen

English-Dutch dictionary > whence

Страницы

См. также в других словарях:

List of vegetarians — This is a list of notable people with articles in Wikipedia who are known to be vegetarians. AustraliaVegans*Andrew Bartlett *Peter Brock *Tom Crease *Bernard Fanning *Andrew G *Jay and the Doctor *Steve Kilbey *Fiona Nash *Peter Singer *Peter… … Wikipedia
Schnee — 1. An den alten Schnee denkt man nicht meh. Schwed.: Fram faren snö är snart glömder. – Seent tala om den snön som i fjol föll. (Grubb, 646.) 2. Aus Schnee wird nichts als Wasser. Holl.: Van sneeuw kan niet dan water voortkomen. (Harrebomée, II,… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

voortkomen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

voortkomen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: