-
1 abandoned
adj. achtergelaten; verwaarloosd; zonder remmingen[ əbændənd]2 verdorven ⇒ losbandig, schaamteloos3 ongedwongen ⇒ ongeremd, uitbundig -
2 easy
adj. gemakkelijk; geriefelijk; kalm--------adv. makkelijkeasy1[ ie:zie] 〈bijvoeglijk naamwoord; easiness〉1 (ge)makkelijk ⇒ eenvoudig, moeiteloos3 behaaglijk ⇒ comfortabel, gemakkelijk♦voorbeelden:〈 informeel〉 as easy as pie/winking • reuzegemakkelijk, een koud kunstje〈 spreekwoord〉 it's easy to be wise after the event • als het kleed gemaakt is, ziet men de fouten3 easy chair • leunstoel, luie stoeleasy on the ear/eye • aangenaam om te horen/zienhave an easy time (of it) • een gemakkelijk leventje hebbeneasy money • gemakkelijk/illegaal verkregen geldby easy stages • stap voor staplive on Easy Street • in goede doen zijnon easy terms • op gemakkelijke condities, op afbetaling————————easy2〈 bijwoord〉♦voorbeelden:easy as pie • een fluitje van een centeasy does it! • voorzichtig!easy (now) • kalmpjes aan!, rustig! -
3 familiar
adj. gewoon, vaak voorkomend; kundig, bedreven; verwant; bekend; open, onofficieel; tam, getemd; familiaar--------n. vriend, kennis; gevolg van de pausfamiliar1[ fəmilliə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 boezemvriend(in) ⇒ intimus, intima————————familiar21 vertrouwd ⇒ bekend, gewoon3 informeel ⇒ ongedwongen, gemeenzaam4 vrijpostig ⇒ familiair, gemeenzaam♦voorbeelden:doesn't that look familiar to you? • komt dat je niet bekend voor? -
4 free and easy
ongedwongen, zorgeloos -
5 free
adj. vrij; ontslagen; in vrijheid; gratis; beschikbaar--------adv. vrij; gratis--------v. bevrijden, vrijlaten; in vrijheid stellen; oplossen; loslatenfree1[ frie:] 〈bijvoeglijk naamwoord; freer〉1 vrij ⇒ onafhankelijk, onbelemmerd2 vrij ⇒ gratis, belastingvrij4 vrij ⇒ niet bezet, niet in gebruik; niet vast, los; leeg; 〈 natuurkunde〉 in vrije toestand, ongebonden6 vrijgevig ⇒ gul, royaal♦voorbeelden:1 a free agent • iemand die vrij/onafhankelijk kan handelenFree Church • non-conformistische Kerkfree fight • algemeen gevechtgive/allow someone a free hand • iemand de vrije hand laten〈 voetbal〉 free kick • vrije schop/trapgive free rein(s) to • de vrije teugel laten aanfree speech • vrijheid van meningsuitingfree thought • vrijdenkerijfree verse • vrij vers〈 techniek, technologie〉 free wheel • freewheel, vrijloopfree will • vrije wilyou are free to do what you like • je mag doen wat je wilfeel free to do something • iets met een gerust hart (kunnen) doenmake someone free of something • iets delen met iemand, iemand de beschikking geven over ietsset free • vrijlaten, in vrijheid stellenfree from care • vrij van zorgen, onbekommerdfree of charge • gratis, kosteloosfree of tax • belastingvrijcarriage free • francoa free pass • een vrij reisbiljet/vrijkaartjefree port • vrije haven, vrijhaven〈Amerikaans-Engels; informeel〉 for free • gratis, voor nietsfree trade • (de) vrije handel, (de) vrijhandel4 is this seat free? • is deze plaats vrij?5 free and easy • ongedwongen, zorgeloosmake free with • te vrij/schaamteloos gebruik maken van, (te) vrij omgaan met————————free2〈 werkwoord〉2 verlossen ⇒ losmaken, vrijstellen♦voorbeelden:the grant freed him from all financial worries • de toelage verloste hem van al zijn financiële zorgen————————free3〈 bijwoord〉1 vrij ⇒ los, ongehinderd2 gratis♦voorbeelden:3 free on board • vrij/franco aan boordfree alongside ship • franco/vrij langs boordfree delivered • franco (t)huisfree on rail/truck • franco spoor/wagon -
6 informal
-
7 natural
adj. natuurlijk, van de natuur; stoffelijk--------n. natuurtalentnatural1[ nætsjrəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 〈voornamelijk enkelvoud; informeel〉 natuurtalent ⇒ favoriet, meest geschikte persoon; 〈 figuurlijk〉 kanspaard3 idioot ⇒ debiel, zwakzinnige♦voorbeelden:————————natural23 normaal ⇒ gewoon, begrijpelijk♦voorbeelden:natural death • natuurlijke doodnatural forces/phenomena • natuurverschijnselennatural gas • aardgasnatural history • natuurlijke historie, biologienatural law • natuurwetnatural philosophy • natuurkundenatural resources • natuurlijke hulpbronnen/rijkdommennatural science • natuurwetenschaplearning languages comes natural to him • talen leren gaat hem heel gemakkelijk afII 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉2 natuurlijk ⇒ onecht, buitenechtelijk♦voorbeelden: -
8 negligent
adj. nalatig; verwaarloosd; onvoorzichtig[ neglidzjənt]1 onachtzaam ⇒ achteloos, slordig2 moeiteloos ⇒ achteloos, ongedwongen -
9 quiet
adj. rustig; vreedzaam; stil, zonder beweging; niet spraakzaam--------n. stil; rustig; vreedzaam--------v. rustig maken; stil maken; ontspannen; laten ontspannen; kalmerenquiet1[ kwajjət] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 stilte♦voorbeelden:————————quiet2〈bijvoeglijk naamwoord; quietness〉3 stemmig ⇒ ernstig, onopvallend♦voorbeelden:quiet as a mouse • muisstilthey kept their engagement quiet • zij hielden hun verloving geheimkeep quiet about last night • hou je mond over vannachtlet's take a drink on the quiet • laten we stiekem een borreltje nemen————————quiet3〈 werkwoord〉→ quieten quieten/ -
10 spontaneous
adj. spontaan; uit zichzelf[ sponteeniəs] 〈 spontaneousness〉2 spontaan ⇒ natuurlijk, ongedwongen♦voorbeelden: -
11 unceremonious
adj. onceremonieel[ unserrimmooniəs] 〈 unceremoniousness〉 -
12 unsophisticated
-
13 uncompelled
adj. ongedwongen -
14 unembarrassed
adj. ongedwongen -
15 unforced
adj. ongedwongen -
16 uninhibitedly
adv. ongeremd; ongedwongen
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский