Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Нидерландский

opvangen

Толкование Перевод

1 to compensate

opvangen

English-Dutch technical dictionary > to compensate
2 to pick up

opvangen

English-Dutch technical dictionary > to pick up
3 to take

opvangen

English-Dutch technical dictionary > to take
4 to capture

opvangen

vangen

English-Dutch technical dictionary > to capture
5 glimpse

n. glimp
--------
v. een glimp opvangen

glimpse¹

[ glimps] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 glimp

♦voorbeelden:

1 catch/get a glimpse of • eventjes zien, een glimp opvangen van

————————

glimpse²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 vluchtig kijken

♦voorbeelden:

1 glimpse at • eventjes bekijken

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 een glimp opvangen van

English-Dutch dictionary > glimpse
6 catch

n. vangen; grijpen; betrappen; nemen, halen
--------
v. vangen; grijpen; betrappen; nemen, halen

catch¹

[ kætsj]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 vang ⇒ het vangen

2 vangst ⇒ buit, aanwinst; 〈 in het bijzonder〉 visvangst

3 vangbal

4 houvast ⇒ greep

5 hapering 〈 van stem, adem, machine e.d.〉 ⇒ het stokken

6 〈 informeel〉 addertje onder het gras ⇒ luchtje, valstrik

7 vergrendeling ⇒ pal, k

8 〈 muziek〉 canon

♦voorbeelden:

2   〈 informeel, in het bijzonder met betrekking tot het huwelijk〉 a good catch • een goede partij

     no catch • geen aanwinst

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 overgooien 〈 balspel〉

————————

catch²

〈 caught, caught [ko:t]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 vlam vatten ⇒ ontbranden

2 pakken ⇒ aanslaan

3 besmettelijk zijn ⇒ zich verspreiden 〈 van ziekte〉

4 〈 honkbal〉 achtervangen ⇒ achtervanger/catcher zijn

5 klem/vast komen te zitten ⇒ blijven haken/zitten

♦voorbeelden:

2   the engine failed to catch • de motor sloeg niet aan

     the nut doesn't catch • de moer pakt niet

5   the bolt has caught • de grendel zit vast

¶ catch at any opportunity • iedere gelegenheid aangrijpen

→ catch on catch on/, catch up catch up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (op)vangen ⇒ pakken, grijpen

2 (plotseling) stuiten op ⇒ tegen het lijf lopen

3 betrappen ⇒ verrassen

4 inhalen

5 halen 〈 bijvoorbeeld trein, bus〉 ⇒ (nog) op tijd zijn voor

6 oplopen ⇒ krijgen, opdoen 〈 ziekte〉

7 slaan ⇒ een klap geven

8 trekken 〈aandacht e.d.〉 ⇒ wekken, vangen

9 opvangen ⇒ (kunnen) ontvangen, zien 〈radio/tv-uitzending, film e.d.〉

10 stuiten ⇒ (plotseling) inhouden/tegenhouden

11 bevangen ⇒ overweldigen

12 verstaan ⇒ (kunnen) volgen

13 (weten te) vangen ⇒ accuraat (weten) weer (te) geven

♦voorbeelden:

1   catch fish/thieves • vis/dieven vangen

     a nail caught his shirt • hij bleef met zijn overhemd aan een spijker haken/hangen

     I caught my thumb in the car door • ik ben met mijn duim tussen het portier gekomen

     catch one's foot on something • met zijn voet ergens achter blijven haken, over iets struikelen

3   caught in the act • op heterdaad betrapt

     〈 ironisch〉 catch me! • ik kijk wel uit!

6   catch (a) cold • kou vatten

7   〈 slang〉 she caught him a blow • ze gaf hem een klap

8   catch someone's attention/interest • iemands aandacht trekken/belangstelling wekken

9   catch a glimpse of • een glimp opvangen van

10 he caught his breath from fear • van angst stokte zijn adem

     catch oneself • zich plotseling inhouden, opeens stoppen

11 〈 informeel〉 catch it • de wind van voren krijgen

12 I didn't quite catch what you said • ik verstond je niet goed

¶ catch a dress in • een jurk insnoeren

→ catch out catch out/, catch up catch up/

English-Dutch dictionary > catch
7 abide the enemy's onslaught

abide the enemy's onslaught

de aanval van de vijand opvangen

English-Dutch dictionary > abide the enemy's onslaught
8 abide

v. gehoorzamen; blijven; voortbestaan

abide

[ əbajd] 〈 verleden tijd en voltooid deelwoord ook abode〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉〈 formeel〉

1 blijven

♦voorbeelden:

¶ 〈 verleden tijd alleen abided〉 abide by • zich neerleggen bij, zich houden aan; trouw blijven aan

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 doorstaan ⇒ het hoofd bieden aan

2 dulden ⇒ verduren

♦voorbeelden:

1 abide the enemy's onslaught • de aanval van de vijand opvangen

2 how can you abide such cruelty? • hoe kun je zo'n wreedheid verdragen?

English-Dutch dictionary > abide
9 break a blow

break a blow

een klap opvangen/breken

English-Dutch dictionary > break a blow
10 break

n. onderbreking; doorbraak; pauze; inbraak; kans; wijziging; (in computers) overbrugging, stoppen en starten van een nieuw deel in een document
--------
v. breken; stuk slaan; verbreken; inbreken; stoppen, aflasten

break¹

[ breek]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 onderbreking ⇒ verandering, breuk; 〈 elektriciteit〉 stroomonderbreking/storing

2 uitbraak ⇒ ontsnapping; 〈 wielrennen〉 demarrage

3 〈 tennis〉 servicedoorbraak

4 〈 informeel〉 kans ⇒ geluk

5 〈 biljart〉 serie

6 〈 biljart〉 openingsstoot

♦voorbeelden:

1   a break for lunch • een lunchpauze

     there was a break in the weather • het weer sloeg om

     without a break • onophoudelijk, zonder te stoppen

2   make a break for it • proberen te ontsnappen

4   bad break • pech, tegenvaller

     lucky break • geluk, meevaller

     give someone a break • iemand een kans geven (om zichzelf te bewijzen), iemand een plezier doen

→ clean clean/

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 het breken

2 het aanbreken 〈 van dag〉

♦voorbeelden:

2   break of day • dageraad, ochtendgloren

————————

break²

〈broke [ brook], broken [brookən]〉

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 breken 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ kapot gaan, het begeven

2 ontsnappen ⇒ uitbreken; 〈 wielrennen〉 demarreren

3 pauzeren

4 ophouden ⇒ tot een einde komen, omslaan 〈 van weer〉

5 plotseling beginnen ⇒ aanbreken 〈 van dag〉; losbreken, losbarsten 〈 van storm〉

6 bekendgemaakt worden 〈 van nieuws〉

7 zich verspreiden ⇒ uiteengeslagen worden 〈 van troepen〉

8 plotseling dalen ⇒ kelderen, ineenstorten 〈 van prijzen op beurs〉

♦voorbeelden:

1   the abscess broke • het abces brak door

     his voice broke • hij kreeg de baard in zijn keel

     the box broke open • de doos barstte open

     break with • breken met 〈 traditie, familie bijvoorbeeld〉

2   break free/loose • ontsnappen, losbreken

4   the frost broke • het hield op met vriezen, het ging dooien

5   and then the storm broke • en toen barstte de storm los

     break into a gallop • plotseling gaan galopperen

¶ 〈informeel; ook handel〉 break even • quitte spelen

     break forth • uitbarsten, losbarsten 〈 in woede〉

     break into a tenner • een briefje van tien aanbreken

     this extra work breaks into my evenings • dit extra werk slokt mijn avonden op

     break over • overheen golven, overheen spoelen

→ break away break away/, break down break down/, break in break in/, break off break off/, break out break out/, break through break through/, break up break up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 breken 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ kapot maken, (financieel) ruïneren, laten springen 〈 bank〉

2 onderbreken 〈 reis bijvoorbeeld〉

3 uiteenslaan 〈 vijand〉

4 temmen ⇒ dresseren 〈 paard〉

5 (voorzichtig) vertellen 〈 (slecht) nieuws〉 ⇒ tactvol vertellen

6 ontplooien ⇒ uitvouwen 〈 vlag〉

7 schaven ⇒ bezeren 〈 huid〉

8 ontcijferen ⇒ breken 〈 code〉

9 〈 tennis〉 doorbreken 〈 service〉

♦voorbeelden:

1   break a blow • een klap opvangen/breken

     break camp • het kamp opbreken

     break cover • uit de schuilplaats komen

     break someone of a habit • iemand een gewoonte afleren

     break the law • de wet overtreden/breken

     break a path/way • een weg banen

     break prison/jail • uitbreken

     break a record • een record verbeteren/breken

     break a strike • een staking breken

     break the surface • boven water komen 〈 van onderzeeër bijvoorbeeld〉

¶ 〈 boksen〉 break! • break!, los!

→ break down break down/, break in break in/, break off break off/, break up break up/

English-Dutch dictionary > break
11 buffer

n. scheiding; scheiden; (in computers) gegevensverzameling; buffer; tijdelijke geheugen opslagplaats; schokbreker
--------
v. bufferen, verminderen, opvangen, minder maken; beschermen, beveiligen; toevoegen van antacidum; behandelen met een buffer (Chemie)

buffer¹

[ buffə] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 buffer ⇒ stootkussen/veer/plaat/b(l)ok

2 bufferstaat

3 〈 scheikunde〉 buffer(mengsel)

4 〈 computer〉 buffer(geheugen) 〈 opslag van in- en uitvoerinformatie〉

5 poetsgereedschap ⇒ poetskussen, poetslap, polijstschijf

6 〈Brits-Engels; informeel〉 ouwe gek

————————

buffer²

〈 werkwoord〉

1 als buffer optreden voor ⇒ beschermen, behoeden

2 〈 scheikunde〉 bufferen ⇒ behandelen met een buffermengsel

English-Dutch dictionary > buffer
12 cache

n. schat (ook in computers); (in computers) tussengeheugen (niet adresseerbaar) voor het opvangen van snelheidsverschillen tussen geheugen en verwerkingseenheid; schuilplaats
--------
v. verstoppen; verbergen

cache¹

[ kæsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 (geheime) berg/opslagplaats

2 (geheime/verborgen) voorraad

————————

cache²

〈 werkwoord〉

1 verbergen ⇒ ver/wegstoppen

English-Dutch dictionary > cache
13 catch a glimpse of

catch a glimpse of

een glimp opvangen van

English-Dutch dictionary > catch a glimpse of
14 catch/get a glimpse of

catch/get a glimpse of

eventjes zien, een glimp opvangen van

English-Dutch dictionary > catch/get a glimpse of
15 cushion

n. kussen
--------
v. bekleden; verminderen, verzachten

cushion¹

[ koesjn] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 kussen

2 stootkussen ⇒ buffer, schokdemper

3 〈 biljart〉 band

4 (lucht)kussen

————————

cushion²

〈 werkwoord〉

1 voorzien van kussen(s)

2 dempen ⇒ verzachten, opvangen 〈 klap, schok, uitwerking〉

3 in de watten leggen ⇒ beschermen

♦voorbeelden:

1 cushioned seats • beklede stoelen/banken

3 a cushioned life • een beschermd leventje

English-Dutch dictionary > cushion
16 get a (quick) peep of

get a (quick) peep of

(nog net) een glimp opvangen van

English-Dutch dictionary > get a (quick) peep of
17 overhear

v. afluisteren, toevallig horen

overhear

1 toevallig horen/opvangen

2 afluisteren

English-Dutch dictionary > overhear
18 peep

n. vluchtige blik; het gluren
--------
v. gluren; bekijken

peep¹

[ pie:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 piep ⇒ tjilp(geluid)

2 〈informeel; kindertaal〉 toeter ⇒ claxon

3 kik ⇒ woord, nieuws

4 (vluchtige/steelse) blik ⇒ kijkje

♦voorbeelden:

4   get a (quick) peep of • (nog net) een glimp opvangen van

     take a peep at • vluchtig bekijken

¶ at the peep of dawn • bij het krieken van de dag

————————

peep²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 〈+at〉 gluren (naar) ⇒ loeren (naar), (be)spieden

2 〈+at〉 vluchtig kijken (naar) ⇒ een kijkje nemen (bij)

3 te voorschijn komen

4 piepen ⇒ tjirpen

♦voorbeelden:

3   peep out • opduiken

     the flowers are peeping through the soil • de bloemen steken hun kopjes boven de grond

¶ peeping Tom • voyeur; loerder, gluurder

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 doen piepen

2 doen uitsteken

English-Dutch dictionary > peep
19 pick up

v. oprapen; opknappen,verkrijgen; beter worden, verbeteren;, opleven; accelereren; schoonmaken (Spreektaal); vaart krijgen, aanwakkeren; weer beginnen, hervatten; met iemand een roman beginnen (Informeel); vernieuwen na een onderbreking; kopen, meebrengen (bv. "We hebben geen melk meer, op weg naar huis kun je een karton melk meebrengen?")

pick up

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 beter worden ⇒ opknappen, er bovenop komen; 〈 economie〉 opleven, aantrekken

2 accelereren ⇒ vaart krijgen, aanwakkeren 〈 van wind〉

♦voorbeelden:

1   the weather is picking up • het weer wordt weer beter

¶ pick up with • aanpappen met, leren kennen

II 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 opruimen

2 weer beginnen ⇒ hervatten

♦voorbeelden:

1   pick up (the room) after the children • de rommel van de kinderen (in de kamer) opruimen

2   pick up the threads • de draad weer opvatten

III 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 oppakken ⇒ opnemen/rapen; 〈 slang〉 in hechtenis nemen

2 opdoen ⇒ oplopen, oppikken

3 opvangen 〈radio/lichtsignalen〉 ⇒ krijgen, ontvangen

4 ophalen ⇒ een lift geven, meenemen

5 (terug)vinden ⇒ terugkrijgen

6 (bereid zijn te) betalen 〈 rekening〉

7 terechtwijzen

♦voorbeelden:

1   pick up your feet • til je voeten op

     pick up a stitch • een steek ophalen 〈 bij het breien〉

     pick someone up for questioning • iemand oppakken om te verhoren

     pick oneself up • overeind krabbelen

2   I must have picked up a germ • ik moet een virus opgelopen hebben

     pick up a language • zich een taal eigen maken

     pick up speed • vaart vermeerderen

     he picked her up in a bar • hij heeft haar in een bar opgepikt

     where did you pick that up? • waar heb je dat geleerd?

4   I'll pick you up at seven • ik kom je om zeven uur ophalen

5   pick up the trail • het spoor terugvinden

7   he picked me up on my pronunciation • hij wees me terecht omdat ik dingen verkeerd uitsprak

¶ pick up and leave • zijn spullen pakken en vertrekken

English-Dutch dictionary > pick up
20 receive

v. ontvangen; ontvangen; verkrijgen

receive

[ rissie:v]

I 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 ontvangen ⇒ verwelkomen, bezoek/gasten ontvangen

♦voorbeelden:

1 the doctor does not receive on Wednesdays • de dokter heeft 's woensdags geen spreekuur

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 ontvangen ⇒ krijgen, in ontvangst nemen

2 opvangen ⇒ toelaten, opnemen

3 ontvangen 〈 bijvoorbeeld via radio〉

♦voorbeelden:

2 be at/on the receiving end • al de klappen krijgen/klachten incasseren

English-Dutch dictionary > receive

Страницы

См. также в других словарях:

Bataille De La Lys (1940) — Pour les articles homonymes, voir Bataille de la Lys. Bataille de la Lys Informations générales Date 23 28 mai 1940 Lieu Belgique Issue … Wikipédia en Français
Bataille de la Lys (1940) — Pour les articles homonymes, voir Bataille de la Lys. Bataille de la Lys Carte de l offensive allemande à la veille de la bataille … Wikipédia en Français
Bataille de la lys (1940) — Pour les articles homonymes, voir Bataille de la Lys. Bataille de la Lys Informations générales Date 23 28 mai 1940 Lieu Belgique Issue … Wikipédia en Français
Monika Van Paemel — Monique (dite Monika), Maria, baronne Van Paemel, née le 4 mai 1945 à Poesele est une écrivaine belge flamande. Sommaire 1 Biographie 2 Mandats 3 Bibliografie 4 … Wikipédia en Français

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

opvangen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

opvangen

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: