-
1 uitrollen
-
2 uitrollen
-
3 uitrollen
-
4 uitrollen
v. unroll -
5 uitrollen
développer, étendre, expliquer -
6 een kaart uitrollen
een kaart uitrollen -
7 het deeg uitrollen
het deeg uitrollen -
8 de tuinslang uitrollen
de tuinslang uitrollenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de tuinslang uitrollen
-
9 een kaart uitrollen
een kaart uitrollenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een kaart uitrollen
-
10 развернуть
uitrollen, openvouwen, ontvouwen, ontplooien -
11 развёртывать
uitrollen, openvouwen, ontvouwen, ontplooien -
12 roll out
n. eerste demonstratie van nieuw vliegtuig in publiek; (bij Amerikaans voetbal) misleidende aanval van leider van ploeg)--------v. uitrollen, losrollenroll out1 uitrollen ⇒ open/losrollen♦voorbeelden: -
13 unroll
v. zich uitrollen/ontrollen/tonen[ unrool] -
14 развернуть
vgener. (веер, карты) uitvouwen, (флаг, ковер) uitrollen -
15 раскатать
vgener. (тесто) uitrollen -
16 run out
run out♦voorbeelden:¶ run out on someone/something • iemand/iets in de steek latenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
17 spread
n. wijdte; verbreiding, verspreiding; stuk land, landbezit v. een boer; smeersel; feestmaal, onthaal--------v. spreiden, zich uitspreiden; zich spreiden; zich verspreiden; verspreiden; smeren; besmerenspread1[ spred] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 breedte7 smeersel9 dubbele pagina ⇒ tekst/foto over twee (tegenover elkaar liggende) pagina's, spread————————spread23 uitgespreid/uitgesmeerd worden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bedekken ⇒ beleggen/besmeren♦voorbeelden: -
18 étendre
étendre [eetãdr]1 uitspreiden ⇒ uitleggen, uitvouwen2 uitsmeren ⇒ uitstrijken, uitslaan3 uitbreiden ⇒ vergroten, uitstrekken over♦voorbeelden:étendre le linge • de was ophangenétendre un tapis sur le sol • een tapijt uitrollen♦voorbeelden:1. v1) uitspreiden2) uitsmeren3) uitbreiden, vergroten4) verdunnen, aanlengen5) neerleggen6) laten zakken2. s'étendrev -
19 tapis
tapis [taapie]〈m.〉♦voorbeelden:tapis de bombes • bomtapijttapis d'escalier • traplopertapis de fleurs • bloembedtapis de gazon • grasmat, gazontapis de haute laine • hoogpolig tapijttapis de table • tafelkleedtapis roulant • lopende bandtapis végétal • plantendekle tapis vert • de groene tafel〈 sport en spel〉 aller au tapis • knock-out zijn, neergaanamuser le tapis • de mensen aangenaam bezig houdendérouler le tapis rouge devant qn. • de (rode) loper voor iemand uitrollenêtre sur le tapis • onderwerp van gesprek zijnmettre une affaire, une question sur le tapis • een zaak ter sprake, te berde brengenrevenir sur le tapis • opnieuw aan de orde komenmtapijt, vloerkleed -
20 abaisser
abaisser [aabessee]1 lager maken ⇒ laten zakken, neerlaten♦voorbeelden:abaisser un mur • een muur lager makenabaisser la pâte • het deeg dun uitrollenabaisser les regards sur qn. • iemand met een blik verwaardigen♦voorbeelden:
Страницы
- 1
- 2