Перевод: со всех языков на все языки

со всех языков на все языки

reikwijdte

Толкование Перевод

1 reikwijdte

reikwijdte

1 portée 〈v.〉; 〈 van bokser〉 allonge 〈v.〉

♦voorbeelden:

1 zij kon de reikwijdte van haar opmerking niet overzien • elle ne pouvait pas prévoir la portée de sa remarque

Deens-Russisch woordenboek > reikwijdte
2 reikwijdte

reikwijdte

1 [bereik] range ⇒ scope

2 [draagwijdte] significance ⇒ import

♦voorbeelden:

2 de reikwijdte van die opmerking • the implication of that remark

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > reikwijdte
3 reikwijdte

досягаемость, дальнобойность; объём, масштаб; вынос стрелы; слышимость; охват, протяжение; дистанция удара
* * *
прил.
юр. сфера, область действия

Dutch-russian dictionary > reikwijdte
4 reikwijdte

I.

de

Ausmaß n

II.

de

Reichweite f

Niederländisch-Deutsch Wörterbuch > reikwijdte
5 reikwijdte

v

1) portée f

2) allonge f [boxeur]

Nederlands-Frans woordenboek > reikwijdte
6 reikwijdte

• coverage

• range

• reach

• span of control

Nederlands-Engels Technisch Woordenboek > reikwijdte
7 reikwijdte

erim s

Nederlands-Turks mini woordenboek > reikwijdte
8 reikwijdte

portée

Nederlands-Franse woordenlijst > reikwijdte
9 reikwijdte van een bedrijfseenheid

• business unit scope

Nederlands-Engels Technisch Woordenboek > reikwijdte van een bedrijfseenheid
10 zij kon de reikwijdte van haar opmerking niet overzien

zij kon de reikwijdte van haar opmerking niet overzien

elle ne pouvait pas prévoir la portée de sa remarque

Deens-Russisch woordenboek > zij kon de reikwijdte van haar opmerking niet overzien
11 de reikwijdte van die opmerking

de reikwijdte van die opmerking

the implication of that remark

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de reikwijdte van die opmerking
12 opseg

reikwijdte

Hrvatski Nizozemski Rječnik > opseg
13 reach

reikwijdte

English-Dutch technical dictionary > reach
14 span of control

reikwijdte

English-Dutch technical dictionary > span of control
15 scale range

reikwijdte van schaal

English-Dutch dictionary > scale range
16 business unit scope

reikwijdte van een bedrijfseenheid

English-Dutch technical dictionary > business unit scope
17 сфера, область действия

n
law. reikwijdte

Russisch-Nederlands Universal Dictionary > сфера, область действия
18 extension

n. uitbreiding; toevoegsel; verlenging; (in computers) extensie; eindletters, groep tekens (in DOS - 3 letters) aan het einde van een bestandsnaam, dat het soort bestand aangeeft

extension

[ ikstensjn]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 aanvulling ⇒ verlenging, toevoeging

2 (extra) toestel(nummer)

3 uitstel(periode/verlenging) ⇒ langer tijdvak

♦voorbeelden:

1   the extension onto a house • de aanbouw aan een huis

     the two extensions of this table • de twee schuiven/uittrekbladen van deze tafel

2   one phone and two extensions • een telefoontoestel en twee extra toestellen

     ask for extension 212 • vraag om toestel 212

3   did the creditor grant him an extension? • verleende de schuldeiser hem uitstel van betaling?

II 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 uitbreiding ⇒ vergroting, verlenging, expansie

2 uitgebreidheid ⇒ omvang, reikwijdte, grootte

3 〈 medicijnen, geneeskunde〉 extensie ⇒ strekking, uitrekking

♦voorbeelden:

1   the extension of a contract • de verlenging van een contract

     the extension of your knowledge • de vergroting van je kennis

     the extension of this railway • het doortrekken van deze spoorlijn

2   the extension of this area • de uitgestrektheid van dit gebied

     the extension of his success • de omvang van zijn succes

English-Dutch dictionary > extension
19 field

adj. v.h. veld, v.d. akker
--------
n. veld (ook in computers); omgeving; gebied; (in computers) veld, een bepaald deel, een bepaald veld; voetbalveld, samenstelling van spelers; slagveld
--------
v. in het veld brengen, inzetten (v. team); terugspelen van bal

field¹

[ fie:ld]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 benaming voor〉 veld ⇒ land, weide, akker, vlakte; sportveld, sportterrein; gebied

2 slagveld ⇒ 〈 figuurlijk〉 (veld)slag

3 arbeidsveld ⇒ gebied, branche

4 〈 elektriciteit, natuurkunde〉 (kracht)veld ⇒ draagwijdte, invloedssfeer, reikwijdte

5 ondergrond ⇒ fond, veld

♦voorbeelden:

1   field of corn • korenveld

     field of ice • ijsvlakte

2   hold the field (against) • zich staande houden (tegen)

     take the field • ten strijde trekken

3   field of study • onderwerp (van studie)

4   〈 leger〉 field of fire • schootsveld

     field of vision • gezichtsveld

     magnetic field • magnetisch veld

5   a red star on a yellow field • een rode ster op een gele ondergrond

II 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord; the〉

1 praktijk ⇒ veld

♦voorbeelden:

1   in the field • in het veld

III 〈zelfstandig naamwoord; the; werkwoord enkelvoud of meervoud〉〈 sport〉

1 bezetting 〈 van wedstrijd〉 ⇒ veld, alle deelnemers; 〈 in het bijzonder〉 jachtpartij, jachtstoet

2 concurrentie ⇒ veld, andere deelnemers 〈buiten de favoriet; in het bijzonder bij paardenrennen〉

♦voorbeelden:

2   a good field • veel mededinging

     〈Amerikaans-Engels; informeel〉 play the field • fladderen, van de een naar de ander lopen

→ right right/

————————

field²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉〈 sport〉

1 veldspeler zijn ⇒ fielden

♦voorbeelden:

1   we were fielding all morning • we stonden de hele ochtend in het veld

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 〈 sport〉 terugspelen ⇒ fielden 〈 bal〉

2 〈 sport〉 in 't veld brengen ⇒ uitkomen met 〈 team〉

♦voorbeelden:

1   well fielded! • goed gevangen!

English-Dutch dictionary > field
20 reach

n. handbereik
--------
v. bereiken; uitsteken (hand uitsteken)

reach¹

[ rie:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 bereik 〈 van arm, macht enz.; ook figuurlijk〉 ⇒ reikwijdte

2 recht stuk rivier 〈 tussen twee bochten〉 ⇒ rak

♦voorbeelden:

1   make a reach for • een greep doen naar

     above/beyond/out of reach • buiten bereik, onbereikbaar; onhaalbaar, niet te realiseren

     within easy reach of • gemakkelijk bereikbaar van(af)

————————

reach²

I 〈 onovergankelijk en overgankelijk werkwoord〉

1 reiken ⇒ (zich) (uit)strekken; (een hand) uitsteken; bereiken, dragen 〈 van geluid〉, halen

♦voorbeelden:

1   she reached out (her hand) • ze stak haar hand uit

     reach for something • (naar) iets grijpen, iets pakken

     the forests reach down to the sea • de bossen strekken zich uit tot aan de zee

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 pakken ⇒ (ergens) bij kunnen, grijpen

2 aanreiken ⇒ geven, overhandigen

3 komen tot 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ bereiken, arriveren

4 bereiken 〈 per telefoon, post〉

♦voorbeelden:

1   reach down something from a shelf • iets van een plank af pakken/nemen

3   reach a decision • tot een beslissing komen

     reach Paris • in Parijs aankomen

English-Dutch dictionary > reach

Страницы

См. также в других словарях:

Apothekenpflicht — bedeutet, dass bestimmte Arzneimittel nur in Apotheken und dort nur durch Fachkräfte an den Endverbraucher abgegeben werden dürfen. Inhaltsverzeichnis 1 Deutschland 2 Österreich 3 Schweiz … Deutsch Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

reikwijdte

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на все языки

reikwijdte

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: