-
41 forcé
force1 [fors]〈v.〉1 kracht2 sterkte3 vermogen ⇒ intelligentie, wilskracht4 dwang ⇒ geestelijke druk, invloed, noodzaak♦voorbeelden:force centrifuge • middelpuntvliedende krachtredonner des forces • nieuwe energie gevenreprendre ses forces • weer op krachten komen, aansterkenà bout de force • aan het eind van zijn krachtenà la force du poignet • geheel op eigen krachtdans la force de l'âge • in de kracht van zijn levendans toute la force du terme • in de volle betekenis van het woordcrier de toutes ses forces • uit alle macht schreeuwenne pas être de force • niet tegen zijn tegenstander opgewassen zijnêtre de la même force • aan elkaar gewaagd zijn, van dezelfde (speel)sterkte zijnprendre de force • met geweld innemen, verkrachtenfaire force de rames • uit alle macht roeiennager en force • op kracht zwemmenfaire force sur • druk uitoefenen opforce d'une barre • sterkte van een staafforce du son • geluidssterkteforce de l'esprit • intellectueel vermogenforce d'inertie • traagheidc'est une force de la nature • het is een ijzersterk, oergezond iemandles forces vives du pays • het productieve deel van de bevolkingcela ne fait pas ma force • dat is niet mijn sterkste kantpar la force des choses • onder druk van de omstandighedenla force de l'évidence • een overduidelijk bewijsavoir force de loi • kracht van wet hebbenmesure de force • dwangmaatregelsituation de force • machtspositie(un cas de) force majeure • overmachtvouloir qc. à toute force • iets per se willenpar force • noodgedwongenpar la force de l'habitude • (uit) de macht der gewoonteforce de frappe • kernmachtles forces de terre, de l'air et de mer • de strijdkrachten ter land, ter zee en in de lucht〈 meervoud〉 forces armées • krijgsmacht, strijdkrachten〈 meervoud〉 forces navales • marine, zeemachtla force publique • de sterke arm, politie(macht)en force • met groot machtsvertoonà force de bras • met de kracht van de armense tuer à force de travailler • zich doodwerken————————force2 [fors]adj1) geforceerd, gedwongen2) geveinsd, niet echt3) overdreven -
42 globalement
-
43 harmonie
harmonie [aarmoonie]〈v.〉4 harmonie ⇒ overeenstemming, regelmaat5 eendracht ⇒ eensgezindheid, goede verstandhouding♦voorbeelden:être en harmonie avec • goed samengaan met→ tablef1) harmonie, samenklank2) harmonieleer4) overeenstemming, regelmaat -
44 long
long1 [lõ]〈m.〉♦voorbeelden:〈 voorzetsel〉 au long de, le long de, tout le long de, tout du long de • langs; gedurende, tijdenstable de 1 m 40 de long • 1,40 m lange tafelde long, en long • in de lengte, overlangstomber de tout son long • languit vallende long en large • heen en weer, op en neertout le long du jour • de godganse dagen long et en large • lang en breed————————long2 [lõ],longue [lõg]3 lang ⇒ breedvoerig, langdradig♦voorbeelden:longue maladie • langdurige ziekteêtre long • lang durenje ne serai pas long • ik ben zo terug, ik ben zo klaarje trouve le temps long • de tijd valt mij langà la longue • op den duurêtre long à faire qc. • ergens lang over doendiscours long de trente minutes • betoog van dertig minuten3 ce qu'il est long! • wat is hij lang van stof!————————long3 [lõ]〈 bijwoord〉1 veel♦voorbeelden:en savoir long • er heel wat van af weten2 s'habiller long • lange kleding dragen, in het lang gekleed gaan1. = longue; adj1) lang, langwerpig2) langdurig3) oud4) dun, slap [vloeistof]2. longadv1) veel -
45 loterie
-
46 lumière
lumière [luumjer]〈v.〉3 gat♦voorbeelden:allumer, ouvrir la lumière, faire de la lumière • licht maken, het licht aandoenn'apporter aucune lumière dans l'affaire • geen enkel licht in de zaak brengendonner de la lumière à qn. • iemand bijlichtenéteindre, fermer la lumière • het licht uitdoenfaire (toute) la lumière sur qc. • iets (geheel) ophelderenjeter une lumière nouvelle sur • een nieuw licht werpen opmettre en (pleine) lumière • (duidelijk) onder de aandacht brengen, wijzen opà la lumière de • in het licht van〈 religie〉 que la lumière soit! • daar zij licht!2 siècle, ville de lumières • eeuw, stad waarin de culturele ontwikkeling groot isla lumière se fit dans son esprit • er ging hem, haar een licht op1. f1) licht2) gat2. lumièresf pl -
47 masse
masse [maas]〈v.〉1 massa ⇒ massief stuk, blok4 (totaal)bedrag ⇒ fonds, kas, pot, inleg♦voorbeelden:taillé dans la masse • uit één stuk gesneden, gehouwentomber comme une masse • als een blok neervallenla masse, la grande masse de • het grootste gedeelte, het merendeel vanen masse • massaal, in menigte, in groten getale〈 informeel〉 il n'y en a pas des masses • er zijn er niet al te veel, het houdt niet overmasse monétaire • geldcirculatiemasse salariale • totale loonsom1. f1) massa2) menigte4) totaliteit, geheel5) pot, inzet, inleg6) boedel [juridisch]7) klophamer [techniek]8) aardleiding [techniek]9) staf met gouden/zilveren knop2. massesf pl -
48 monter
monter1 [mõtee]〈m.〉————————monter2 [mõtee]2 instappen ⇒ opstappen, gaan (zitten) in, gaan (staan) op♦voorbeelden:monter sur, à un arbre • in een boom klimmenla mer monte • het wordt vloedle ton monte • het gesprek raakt verhitmonter de 10 pour cent • met 10 procent stijgenles larmes lui montaient aux yeux • de tranen schoten haar, hem in de ogenle vin lui monte à la tête • de wijn stijgt haar, hem naar het hoofdII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bestijgen ⇒ beklimmen, opgaan3 naar boven brengen ⇒ omhoog halen, optrekken5 uitrusten ⇒ geheel voorzien van, inrichten6 plaats nemen in, op ⇒ instappen in♦voorbeelden:v1) klimmen, naar boven gaan2) instappen3) toenemen4) opstijgen6) paardrijden9) reiken (tot)10) bestijgen11) hoger plaatsen13) in elkaar zetten14) uitrusten, inrichten15) dekken [koe]16) opkloppen [eiwit]17) hoger stemmen [muziek]18) ophitsen -
49 oeuvre
oeuvre [uvr]I 〈m.〉♦voorbeelden:→ piedII 〈v.〉♦voorbeelden:être l'oeuvre de • het werk zijn vanfaire oeuvre utile • iets nuttigs doenfaire oeuvre durable • iets blijvends tot stand brengenfaire oeuvre d'ami • als een vriend handelenmettre tout en oeuvre pour • alles in het werk stellen ommettre en oeuvre • verwerken; aanwendenoeuvres choisies • keuze uit de werkenles oeuvres complètes • het volledige werkatteint dans ses oeuvres vives • in z'n essentiële belangen getroffen1. m1) werken2) bouwwerk2. f1) werk2) werkstuk3. oeuvresf pl -
50 partie
partie [paartie]〈v.〉1 gedeelte ⇒ (onder)deel, fragment, portie2 partij ⇒ spel(letje), strijd3 partij ⇒ feest, uitstapje, vermaak5 vak ⇒ specialiteit, beroep, branche, gebied♦voorbeelden:les parties (génitales, nobles) • de geslachtsdelen, edele delenla majeure partie • het merendeelfaire partie de • behoren tot, deel uitmaken vanen partie • gedeeltelijk, voor een deel(en) tout ou (en) partie • geheel of gedeeltelijken grande partie • grotendeelspartie nulle • remisequitter la partie • afzien van iets3 partie de campagne • uitstapje, picknickpartie de jambes en l'air • orgiepartie de plaisir • feestje, pretjece n'est pas une partie de plaisir • dat is geen lolletjepartie carrée • partnerruilse mettre, être de la partie • van de partij zijnse porter partie civile • smartengeld vragenavoir affaire à forte partie • met een geducht tegenstander te doen hebbenpartie prenante • ontvangende partij5 je ne suis pas dans, de la partie • ik ben er niet in thuis, 't is mijn (vak)gebied nietavoir partie liée avec qn. • onder één hoedje spelen met iemandce n'est que partie remise • uitstel is geen afstelprendre qn. à partie • iemand ergens de schuld van gevenrisquer la partie • zijn kans wagen, het erop wagenf1) gedeelte, deel2) partij, wedstrijd3) feest4) tegenstander5) vak, beroep6) branche7) stem -
51 peu
peu [peu]〈bijwoord; ook m.〉1 weinig ⇒ niet erg, niet veel, bijna niet, (een) beetje♦voorbeelden:un (tout) petit peu • een (heel) klein beetje; enigszins〈 formeel〉 quelque peu • enigszins, ietsjec'est peu • het stelt niet veel voorpeu s'en plaignent • weinigen klagen eroverpas peu • heel watpeu ou prou • min of meer, enigszinsni peu ni prou • in 't geheel niet(un) tant soit peu • enigszinspeu à peu • langzamerhandà peu (de chose) près • bijna, ongeveeril est de peu mon aîné • hij is iets ouder dan ikil s'en faut de peu • het scheelt maar weinigéviter de peu • op een haar na kunnen vermijdenpeu de (temps) • weinig (tijd)pour un peu … • het scheelde maar weinig of …le peu (que) • het beetje, het weinige (dat)si peu que ce soit • (ook) al is het nog zo weinig¶ je vous demande un peu! • nou vraag ik je!il y a peu • kortgeledenavant peu, dans peu, d' ici peu, sous peu • binnenkort, weldra, spoedigdepuis peu • sinds kortviens voir un peu • kom 's kijkenun peu! 〈 informeel〉, un peu, mon neveu! • nou reken maar!c'est un peu fort! • dat is wel erg sterk!m, adv(de) weinig, een beetje -
52 point
point1 [pwẽ]♦voorbeelden:(ne) point de … • geen …————————point2 [pwẽ]〈m.〉3 mate ⇒ staat, graad, moment4 punt ⇒ zaak, onderwerp, kwestie6 (brei-, naai)steek♦voorbeelden:points de suspension • gedachtepuntjes, puntje, puntje, puntjemettre le, un point final à qc. • ergens een punt achter zettenun point, c'est tout • punt uit, en daarmee basta→ misepoint de chute • plaats van inslagpoint d'eau • tappuntpoint d'impact • trefpuntpoint d'intersection • snijpunt, kruispunt, knooppunt 〈 van wegen〉point de mire • mikpuntpoint de section • snijpuntpoint de vue •〈zie ‘point de vue’〉les points cardinaux • de windstrekenc'est son point faible • dat is zijn zwakke puntl'affaire est au point mort • de zaak is vastgelopenmettre (le levier) au point mort • de versnelling in zijn vrij zetten3 à ce point (que) • in zodanige mate (dat), zo erg (dat)à tel point que, au point que 〈+ aantonende wijs, soms aanvoegende wijs〉 • zo zeer, zo veel datau point de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zo zeer, zo veel datà quel point • hoe erg, hoe zeerau point où en sont les choses • zoals de zaken (ervoor) staanau dernier point, au plus haut point • uiterst, tot het uiterstenous en sommes toujours au même point • we zijn nog altijd even vermal en point • lelijk toegetakeld, in slechte staatêtre mal en point • er slecht aan toe zijn4 point de détail • detailkwestie, onbelangrijk puntpoint d'honneur • erezaakpoint de religion • gewetenszaakpoint critique • heet hangijzer, punt waar het om draaitde point en point • letterlijk, preciesde, en tout point, en tous points • in alle opzichten, op alle puntenun discours en trois points • een redevoering in drie delenpoint par point • punt voor puntsur ce point • wat dit betreftbattre aux points • op punten verslaanrendre des points à qn. • iemand punten voorgeven; 〈 figuurlijk〉sterk staan, in het voordeel zijn ten opzichte van iemandvainqueur aux points • winnaar op punten6 point de couture • stiksel, stiksteekpoint mousse • ribbelsteekpoints de suture • hechtingenpoints de tapisserie • borduurstekenfaire un point à • met een paar steken bij elkaar halen7 point d'attache • thuishaven, standplaatsfaire le point • 〈 van schip〉bestek opmaken, positie bepalen; 〈 figuurlijk〉de balans opmaken, inventariseren8 point de côté • steek, pijn in de zijpoint de côté • steek in de zijau point du jour • bij het krieken van de dagtomber à point • goed van pas komen, goed uitkomenà point • gaar, precies goedà point nommé • stipt op tijd, als geroepenêtre au point • in orde zijn, goed werkenêtre sur le point de • op het punt staan om (te)m1) punt2) stip3) mate, graad4) cijfer5) (brei-, naai)steek6) positie, standplaats7) steek [in de zij]8) (het) aanbreken [dag] -
53 portion
-
54 préoccuper
-
55 prêt
prêt1 [pre]〈m.〉2 soldij♦voorbeelden:prêt sur gage • belening op onderpandprêt sur titres • lening met aandelen als onderpandprêt à usage • bruiklening, -leenprêt usuraire • lening tegen woekerrente————————prêt2 [pre]♦voorbeelden:être prêt à toute éventualité • op alles voorbereid zijn1. m1) lening2) soldij2. adj1) gereed, klaar (om)2) bereid (tot) -
56 recouvrir
recouvrir [rəkoevrier]4 omvatten♦voorbeelden:recouvrir un livre • een boek kaftenrecouvrir une maison • een nieuw dak op een huis zettenrecouvrir un oreiller d' une taie • een kussen met een sloop overtrekken♦voorbeelden:2 le ciel s'est recouvert • de hemel is weer bewolkt, betrokkenv2) verbergen3) omvatten -
57 rite
-
58 saigner
saigner [senjee]1 bloeden♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 laten (leeg)bloeden ⇒ kelen, slachten♦voorbeelden:→ veinev1) bloeden2) laten (leeg)bloeden, slachten3) aderlaten -
59 totalement
-
60 unité
unité [uunietee]〈v.〉1 eenheid ⇒ innerlijke samenhang, harmonie3 eenheid ⇒ grootheid, het getal een♦voorbeelden:faire l'unité • de eenheid herstellenprix à l'unité • prijs per stukgrandeur unité • eenheid van maatunité de valeur • studiepunt, creditpoint 〈 universiteit〉f1) eenheid2) unit3) harmonie4) oorlogsschip
См. также в других словарях:
Winkler Prins — The Winkler Prins is a Dutch encyclopedia, founded by the Dutch poet and clergyman Anthony Winkler Prins (1817 1908), which ran through 9 editions; the first, issued in 16 volumes from 1870 to 1882, and the last (probably the final in book form) … Wikipedia
Olfert Dapper — Born c. 1635 Amsterdam, Dutch Republic Died 29 December 1689(1689 12 29) Amsterdam, Dutch Republic Occupation Physician, writer … Wikipedia
Kingdom of the Netherlands — For the country called Netherlands within the Kingdom, see Netherlands. Kingdom of the Netherlands Koninkrijk der Nederlanden (Dutch) Keninkryk fan de Nederlannen (West Frisian) … Wikipedia
Jan Kleinpenning — Este artículo o sección sobre biografías necesita ser wikificado con un formato acorde a las convenciones de estilo. Por favor, edítalo para que las cumpla. Mientras tanto, no elimines este aviso. También puedes ayudar wikificando otros artículos … Wikipedia Español
Dutch East Indies — Dutch colony ← … Wikipedia
AGOVV Apeldoorn — Football club infobox clubname = AGOVV Apeldoorn fullname = Alleen Gezamenlijk Oefenen Voert Verder Apeldoorn nickname = De Blauwen founded = February 25, 1913 ground = Sportpark Berg Bos, Apeldoorn capacity = 2,500 chairman = Victor Doorn… … Wikipedia
Connie Palmen — Born Aldegonda Petronella Huberta Maria Palmen November 25, 1955 (1955 11 25) (age 55) Sint Odiliënberg, Netherlands Nationality Dutch Period 1990 present Spouse(s) … Wikipedia
Christelijke Encyclopedie — The Christelijke Encyclopedie is a publication by the company J.H. Kok from Kampen. The first edition appeared in five volumes from 1926 till 1929 with a supplement in 1931, under the redaction of the reformed theologian Frederik Willem Grosheide … Wikipedia
Ischa Meijer — Israël Chaim (Ischa) Meijer (Amsterdam, February 14, 1943 ndash;Amsterdam, February 14, 1995) was a Dutch Jewish journalist, author, actor and television presenter. He survived the Nazi concentration camp Bergen Belsen along with his… … Wikipedia
AGOVV — Apeldoorn Voller Name Alleen Gezamenlijk Oefenen Voert Verder Apeldoorn Gegründet 25. Februar 1913 Stadion … Deutsch Wikipedia
AGOVV Apeldoorn — Voller Name Alleen Gezamenlijk Oefenen Voert Verder Apeldoorn Gegründet 25. Februar 1913 … Deutsch Wikipedia