Перевод: с французского на все языки

со всех языков на французский

Со всех языков на:
Французский
С французского на:
Нидерландский

bouwwerk

Толкование Перевод

1 édifice

édifice [eediefies]

〈m.〉

1 gebouw

2 bouwwerk ⇒ opbouw, bouwsel, structuur

→ pierre

m

1) gebouw

2) bouwwerk

Dictionnaire français-néerlandais > édifice
2 oeuvre

oeuvre [uvr]

I    〈m.〉

1 〈 formeel〉 (verzamelde) werken ⇒ oeuvre

2 bouwwerk 〈 in z'n geheel〉

♦voorbeelden:

1    l'oeuvre gravé de Jacques Callot • de gravures van Jacques Callot

2    gros oeuvre • ruwbouw

  → pied

II 〈v.〉

1 werk ⇒ arbeid

2 werk(stuk) 〈 ook beeldende kunst, literatuur, muziek〉

3 〈 vaak meervoud〉 goed doel ⇒ (goede) werken, liefdadigheidsinstelling

♦voorbeelden:

1    être à l'oeuvre • aan het werk zijn

être l'oeuvre de • het werk zijn van

faire oeuvre utile • iets nuttigs doen

faire oeuvre durable • iets blijvends tot stand brengen

faire oeuvre d'ami • als een vriend handelen

mettre tout en oeuvre pour • alles in het werk stellen om

mettre en oeuvre • verwerken; aanwenden

  → bois, exécuteur

2    oeuvre d'art • kunstwerk

oeuvres choisies • keuze uit de werken

les oeuvres complètes • het volledige werk

3    quête au profit d'une oeuvre • inzameling ten bate van een goed doel

¶    〈 scheepvaart〉 oeuvres mortes • dood werk

atteint dans ses oeuvres vives • in z'n essentiële belangen getroffen

1. m
1) werken

2) bouwwerk
2. f
1) werk

2) werkstuk
3. oeuvres
f pl

liefdadigheids-instelling

Dictionnaire français-néerlandais > oeuvre
3 bâtiment

bâtiment [baatiemã]

〈m.〉

1 gebouw ⇒ bouwwerk

2 bouw(vak) ⇒ bouwbedrijven

3 〈 groot〉 (zee)schip

♦voorbeelden:

1    les bâtiments d'une ferme • de bij een boerderij behorende opstallen

2    entreprise de bâtiment • bouwonderneming

industrie du bâtiment • bouwvak

travailler dans le bâtiment • in de bouw zitten, werken

¶    être du bâtiment • van het vak zijn, erbij horen

m

1) gebouw

2) bouw(vak)

3) groot zeeschip

Dictionnaire français-néerlandais > bâtiment
4 cahier

cahier [kaajee]

〈m.〉

1 schrift

2 katern 〈 papier〉 ⇒ vel druks

3 notities ⇒ memorie, memorandum

4 katern ⇒ tijdschrift

♦voorbeelden:

1 cahier de brouillon • kladschrift

cahier de correspondance • (school)rapport

cahier d'écolier • schoolschrift

cahier de papier à lettres • blok schrijfpapier

cahier de textes • huiswerkschrift

¶ 〈 juridisch〉 le cahier des charges d'une construction • het bestek van een bouwwerk

m

1) schrift

2) katern

Dictionnaire français-néerlandais > cahier
5 classer

classer [klaasee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 klasseren ⇒ rangschikken, indelen, classificeren

2 als afgedaan beschouwen ⇒ seponeren

3 inschrijven ⇒ op een lijst plaatsen

♦voorbeelden:

1    classer un dossier • een dossier opbergen

classer un individu • meteen weten wat voor vlees men in de kuip heeft

classer les plantes • de planten in klassen indelen

être classé au nombre des chefs-d'oeuvre • tot de meesterwerken behoren

je l'ai tout de suite classé • ik wist meteen wat ik aan hem had

2    affaire classée • afgedane zaak

3    classer un monument • een bouwwerk op de monumentenlijst plaatsen

classer comme site inscrit • tot beschermd landschap verklaren

II se classer 〈 wederkerend werkwoord〉

♦voorbeelden:

¶    se classer premier • de eerste zijn, worden

se classer dans une catégorie • in een categorie vallen

se classer parmi les meilleurs • bij de besten behoren

1. v
1) klasseren, indelen, classificeren

2) als afgedaan beschouwen

3) op een lijst plaatsen
2. se classer
v

1) ingedeeld worden (bij), vallen (onder)

2) een (bepaalde) plaats verwerven (in)

Dictionnaire français-néerlandais > classer
6 construction

construction [kõstruuksjõ]

〈v.〉

1 (het) bouwen ⇒ (op)bouw, vervaardiging, aanleg

2 gebouw 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ bouwwerk, bouwkunst

3 samenstelling ⇒ opbouw

4 bouwindustrie

5 constructie ⇒ zinsstructuur

♦voorbeelden:

1    bois de construction • bouwhout, timmerhout

boîte de construction • bouwdoos

en (voie de) construction • in aanbouw, in aanleg

2    constructions de l'esprit • hersenspinsels

4    construction navale • scheepsbouwindustrie

¶    d'une bonne construction • goed gebouwd

f

1) (het) bouwen, (op)bouw, aanleg

2) gebouw

3) samenstelling

4) bouwindustrie

5) constructie, zinsstructuur

Dictionnaire français-néerlandais > construction
7 monument

monument [monnuumã]

〈m.〉

1 monument ⇒ gedenkteken

2 bouwwerk ⇒ gebouw

3 gevaarte ⇒ kolos

4 monumentaal werk

♦voorbeelden:

1    monument aux morts • monument voor gevallenen 〈 meestal soldaten〉

2    monument classé, historique • monument dat onder monumentenzorg valt

3    ce projet est un monument d' absurdité • dit plan is volkomen waanzinnig

4    ce livre est un monument de l'historiographie • dit boek is een mijlpaal in de geschiedschrijving

m

1) monument, gedenkteken

2) merkwaardig gebouw

3) monumentaal werk

Dictionnaire français-néerlandais > monument
8 classer un monument

classer un monument

een bouwwerk op de monumentenlijst plaatsen

Dictionnaire français-néerlandais > classer un monument
9 le cahier des charges d'une construction

le cahier des charges d'une construction

het bestek van een bouwwerk

Dictionnaire français-néerlandais > le cahier des charges d'une construction

См. также в других словарях:

Noldus — Rebecca Noldus (* 12. Juni 1964 in Gilze en Rijen) ist eine niederländische Schriftstellerin. Inhaltsverzeichnis 1 Leben 2 Werk 3 Veröffentlichungen 4 Weblinks // … Deutsch Wikipedia
Rebecca Noldus — (* 12. Juni 1964 in Gilze en Rijen) ist eine niederländische Schriftstellerin. Inhaltsverzeichnis 1 Leben 2 Werk 3 Veröffentlichungen 4 Weblink … Deutsch Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на все языки

bouwwerk

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на все языки

bouwwerk

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: