-
41 défoncer
défoncer [deefõsee]♦voorbeelden:2 zich helemaal op iets gooien ⇒ zich helemaal geven, zich uitleven1. v2) stukslaan3) intrappen [deur]4) diepploegen5) doen trippen [drugs]2. se défoncerv1) trippen [drugs], high worden -
42 вылазка
-
43 деревянный башмак
adjgener. klomp, turftrapper (для прессования торфа), tripRussisch-Nederlands Universal Dictionary > деревянный башмак
-
44 поездка
ngener. uitje, rit, reis, (в экипаже) rijtoer, tocht, toer, trip, uitstapje -
45 прогулка
n1) gener. uitje, loopje, promenade, rondje, toer, wandel, tippel, trip, kuier, kuiering, (на лошади, велосипеде, машине) rit, rondrit (по круговому маршруту), (авто- вело- и т.д.) tochtje, uitstapje, wandeling2) colloq. ommetje3) phras. (без цели) blokje om -
46 bad
adj. (Canadese en Amerikaanse Slang) goed, buitengewoon, groots, wonderbaarlijk--------adj. schadelijk; minderwaardig; ernstig, acuut; kwaadaardig (Bv.: Roken is schadelijk voor de gezondheid); gebrekkig, niet juist werkend; bedorven, verrot (zoals bedorven vlees)--------adv. slecht, naar; vals--------n. slecht, naar; valsbad1[ bæd] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 pech♦voorbeelden:take the bad with the good • het goede met het kwade nemen————————bad21 slecht ⇒ minderwaardig, verkeerd2 kwaad ⇒ kwaadaardig, stout, ondeugend3 ziek ⇒ naar, pijnlijk4 erg ⇒ ernstig, lelijk6 vals♦voorbeelden:1 bad air/meat • bedorven lucht/vleesbad conscience • slecht gewetenin bad order • in slechte staat〈 spreekwoord〉 a bad workman always blames his tools • een kwaad werkman vindt nooit goed gereedschapgo bad • bedervenbad-mannered • ongemanierdnot half/so bad • niet zo gek/slechtI am bad at football • ik ben niet goed in voetballenbad boy • stoute jongenin bad faith • te kwader trouwbad feeling • bitterheidbad language • grove taalfrom bad to worse • van kwaad tot ergerfeel/be taken bad • zich ziek/beroerd voelenbad debt • oninbare schuld/vorderingcome to a bad end • slecht aflopenbe in a bad way • er slecht aan toe zijnmake the best of a bad bargain • er het beste van makenbe in someone's bad book(s) • bij iemand in een slecht blaadje staanmake someone appear in a bad light • iemand in een kwaad daglicht stellenbad luck • pechbe on bad terms with • een slechte verstandhouding hebben metthat looks bad • dat voorspelt niet veel goeds〈 informeel〉 (that's) too bad • (dat is) zonde/jammer(just) too bad (for you) • pech gehad, daar kan ik niets aan veranderenwith (a) bad grace • met tegenzinkeep bad hours • laat naar bed gaan————————bad3〈bijvoeglijk naamwoord; badder〉 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; informeel〉1 fantastisch ⇒ geweldig, prima, fijn————————bad4〈 bijwoord〉→ badly badly/ -
47 bummer
n. luiwammes[ bummə] 〈voornamelijk Amerikaans-Engels; slang〉1 afknapper ⇒ teleurstelling, flop; slechte trip♦voorbeelden: -
48 clog
n. verstopping (ook hetgeen een verstopping veroorzaakt)--------v. dichtstoppen; moeilijk maken; in de weg zittenclog1[ klog] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klomp————————clog2〈 clogged〉1 verstopt raken ⇒ dicht gaan zitten, verstoppen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:clogged with dirt • totaal vervuild -
49 come down
naar beneden gaan, afdalencome down1 neerkomen ⇒ naar beneden komen, (neer)vallen3 afzakken, aan lager wal geraken6 overkomen♦voorbeelden:come down in the world • aan lager wal geraken4 this song has come down to us from the 14th century • dit lied is ons overgeleverd uit de 14e eeuw¶ come down in favour of/on the side of • zich uitspreken voor/ten gunste van -
50 freak-out
-
51 put down
neerzetten, neerleggen; noteren, opschrijven; landen (v. vliegtuig); onderdrukken (opstand); (dier) uit zijn lijden helpen; afzetten (passagiers); kleinerenput down, 〈in betekenis II 5 ook〉 put awayII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 put someone down as/for • iemand houden voor/beschouwen alsput a boy down for Eton • een jongen laten inschrijven voor Etonput someone down for £2 • iemand noteren voor £2 〈 bij collecte〉put it down to my account • zet het maar op mijn rekening -
52 round
adj. cirkel--------adv. rondom--------n. ronde; cirkel--------prep. rondom--------v. afronden, afmakenround1[ raund]2 ronde ⇒ rondgang; toer6 〈 muziek〉drie/vierstemmige canon♦voorbeelden:go/do the rounds • de ronde doen, doorverteld wordenhe stood us a round of drinks • hij gaf een rondje3 rondte♦voorbeelden:theatre in the round • théâtre en rond, arenatoneel————————round2〈bijvoeglijk naamwoord; roundness〉1 rond ⇒ bol, bolvormig2 rond ⇒ gebogen, cirkelvormig♦voorbeelden:in round terms • ronduit————————round3♦voorbeelden:round out • dik worden, opzwellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 omringen4 rondgaan ⇒ rondrijden/lopen (op/in)♦voorbeelden:round off sharp edges • scherpe randen rond afwerkenround off • besluiten, afsluiten 〈avondje e.d.〉round (up)on someone • tegen iemand van leer trekken, zich woedend tot iemand keren→ round up round up/————————round4〈 bijwoord〉3 bij ⇒ bij/voor zich♦voorbeelden:he did it the right/wrong way round • hij deed het goed/verkeerdsend round • verspreidenhe talked her round • hij praatte haar omround and round • als maar rondI lost my ring round here • ik ben mijn ring hier in de buurt verlorenthey brought her round • ze brachten haar weer bij (bewustzijn)send round for the girl • stuur iemand om het meisje te halen————————round5〈 voorzetsel〉1 〈plaats en richting; ook figuurlijk〉om ⇒ rondom, om … heen♦voorbeelden:they sat round the storyteller • ze zaten rond de vertellerit must be somewhere round the house • het moet ergens in (het) huis zijn -
53 set off
beginnen; op weg gaan; in werking zettenset off♦voorbeelden:set off on a trip • een reis ondernemenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:set someone off on his pet subject • iemand op zijn stokpaardje zetten -
54 take
n. vangst; ontvangst, recette (van schouwburg); opname (v. film)--------v. nemen; pakken; brengen; begrijpen, snappentake1[ teek] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 vangst————————take21 pakken ⇒ aanslaan, wortel schieten2 effect sorteren ⇒ inslaan, slagen4 worden♦voorbeelden:4 he took cold/ill • hij werd verkouden/ziekI took against him at first sight • ik vond hem al direct niet aardig→ take away take away/, take off take off/, take on take on/, take over take over/, take to take to/, take up take up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 nemen ⇒ grijpen, (beet)pakken4 nemen ⇒ zich verschaffen, gebruiken5 vergen ⇒ vereisen, in beslag nemen8 krijgen ⇒ vatten, voelen9 opnemen ⇒ noteren, meten11 aanvaarden ⇒ accepteren, incasseren♦voorbeelden:he took me unawares • hij verraste mijtake a degree • een graad/titel behalenthis seat is taken • deze stoel is bezetdo you take sugar in your tea? • gebruikt u suiker in de thee?we take the Times • we zijn geabonneerd op de Timesthe man took her by force • de man nam haar met geweldtake five/ten • even pauzeren/rustenhave what it takes • aan de eisen voldoentake about • rondleidentake someone around • iemand rondleidentake someone aside • iemand apart nemenit took her mind off things • het bezorgde haar wat afleidingtake five from twelve • trek vijf van twaalf aftake fire • vlamvattentake it into one's head • het in zijn hoofd krijgentake it easy! • kalm aan!, maak je niet druk!take for granted • als vanzelfsprekend aannementake as read • voor gelezen houdenI take it that he'll be back soon • ik neem aan dat hij gauw terugkomthow am I to take that? • hoe moet ik dat opvatten?take it badly • het zich erg aantrekkentake it well • iets goed opvattenwhat do you take me for? • waar zie je me voor aan?take sides • partij kiezenyou may take it from me • je kunt van mij aannemenI can take it • ik kan het wel hebbenyou (can) take it from there • daar neem jij het wel (weer) over, verder kun je het wel alleen aantake a decision • een besluit nementake an exam • een examen afleggentake notes • aantekeningen makentake a trip • een reisje makenshe took a long time over it • zij deed er lang overtake it or leave it • graag of nietshe took it lying down • zij verzette zich niettake aback • verrassen, van zijn stuk brengen, overdonderenshe was rather taken by/with it • zij was er nogal mee in haar schiktake it (up)on oneself • het op zich nemen, het wagen, zich aanmatigen -
55 tramp
n. trip; bedelaar; hoer, prostituée--------v. trappelen; met voeten treden, trappen op, vertreden, vertrappentramp11 getrappel ⇒ gestamp, zware tred3 tramp ⇒ zwerver, landloper4 tramp(boot) ⇒ vrachtzoeker, schip van de wilde vaart————————tramp21 stappen ⇒ marcheren, stampen2 lopen ⇒ trekken, een voettocht makenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 aflopen ⇒ afzwerven, doorlopen♦voorbeelden: -
56 trouble-free
-
57 Monica Lewinsky
Monica Lewinsky (jonge medewerkster van Het Witte Huis in Washington die een geheime roman voerde met president Clinton. Deze roman werd in nieuws gebracht door haar vriendin Linda Trip) -
58 tour
tour [toer]I 〈m.〉1 omloop ⇒ omwenteling 〈bijv. van een wiel〉 ⇒ omdraaiing, slag 〈 van een schroef〉 ⇒ toer 〈 van een motor〉2 omtrek ⇒ omvang, rand4 ommetje ⇒ toertje, trip, uitje6 kunststuk ⇒ kunstgreep, truc, kunstje♦voorbeelden:tour de valse • walsjequarante-cinq tours • single, vijfenveertig toeren plaattrente-trois tours • drieëndertig toeren plaat, langspeelplaatdonner un tour de clé • even afsluitenfermer la porte à double tour • de deur op het nachtslot doenen un tour de main • in een handomdraai2 tour de cou • bontje; sjaaltour de poitrine • borstomvang, -wijdtetour de taille • taille(omvang)tour de ville • rondweg, randwegtour des yeux • oograndfaire un tour d'horizon • een algemeen overzicht gevenle tour du monde • reis om de wereldfaire le tour des invités • met alle gasten een praatje makenfaire faire le tour du propriétaire • 〈 iemand〉 zijn huis laten zien; 〈 gasten〉 rondleiden door zijn landgoedfaire le tour de qc. • rondom iets lopen, ergens de ronde doenfaire le tour d'une question • een kwestie van alle kanten bekijkenil a fait le tour des choses • hij weet hoe het in de wereld toegaat5 tour de garde • dienstrooster, wachtpasser son tour • zijn beurt voorbij laten gaan, passen 〈 kaartspel〉chacun son tour • ieder op zijn beurt〈 figuurlijk〉 à tour de rôle • om beurten, om de beurtc'est à son tour • hij is aan de beurtplus souvent qu'à son tour • vaker dan gepast is, wastour à tour • om beurten, beurtelingstour d'adresse, de passe-passe • handigheid(je), goocheltoeravoir plus d'un tour dans son sac • niet voor één gat te vangen zijn7 tour de cochon • smerige streek, rotgeintjetour pendable • gemene streekcela va vous jouer des tours • dat zou wel eens slecht voor u kunnen aflopenjouer un (mauvais) tour à qn. • iemand erin laten lopenprendre un tour • een wending, keer nementour d'esprit • ziens-, denkwijzetour de main • handigheid, vaardigheidtour de reins • spittour de scrutin • verkiezingsrondetour de table • forumdiscussie, brainstormingà tour de bras • met volle kracht, uit alle macht 〈 ook figuurlijk〉II 〈v.〉1 toren♦voorbeelden:la tour Eiffel • de Eiffeltorentour de guet • uitkijktorentour d'ivoire • ivoren toren————————tour (de phrase)1. m1) omloop2) omwenteling3) toer4) omtrek5) rondreis6) wandeling7) beurt8) truc9) streek, poets10) wending, ontwikkeling11) kronkeling12) draaibank2. f1) toren2) torenflat3) kasteel -
59 voyage
-
60 défonce
См. также в других словарях:
Trip (Familie) — Trip ist der Familienname eines Geschlechts niederländischer Kaufleute, Regenten und Verwalter aus dem Goldenen Zeitalter und dem darauffolgenden 18. Jahrhundert. Inhaltsverzeichnis 1 Geschichte 2 Trippenhuis 3 Stammliste … Deutsch Wikipedia
Trip hop — Orígenes musicales Hip Hop, hip hop británico, downtempo, dub, rock experimental, acid jazz, rock psicodélico, ambient, post punk, lounge, rock Orígenes culturales … Wikipedia Español
Trip generation — is the first step in the conventional four step transportation forecasting process (followed by trip distribution, mode choice, and route assignment), widely used for forecasting travel demands. It predicts the number of trips originating in or… … Wikipedia
Trip distribution — (or destination choice or zonal interchange analysis), is the second component (after trip generation, but before mode choice and route assignment) in the traditional four step transportation forecasting model. This step matches tripmakers’… … Wikipedia
trip — [ trip ] n. m. • 1966; « voyage » 1865; mot angl. « voyage » ♦ Anglic., fam. 1 ♦ État qui résulte de l absorption de substances hallucinogènes (notamment de L. S. D.). ⇒aussi défonce. Être en plein trip d acide. 2 ♦ (v. 1975) Aventure intérieure … Encyclopédie Universelle
Trip — may refer to:* Trip (drink), Finnish brand of juice. * Trip (song), a song by Hedley * Trip (Power Rangers), the Green Time Force Ranger on Time Force Power Rangers * TRIPs Agreement, the Agreement on Trade Related Aspects of Intellectual… … Wikipedia
TRIP Linhas Aéreas — … Википедия
Trip sitter — is a term used by recreational or spiritual drug users to describe a person who remains sober to ensure the safety of the drug user while he or she is under the influence of a drug; they are especially common with first time experiences or when… … Wikipedia
Trip Shakespeare — was a Minneapolis based alternative rock of the late 1980s/early 1990s. OriginsThe band originated when Harvard University English concentrator Matt Wilson (guitar/vocals) teamed up with Elaine Harris (drums), a Harvard grad student in biological … Wikipedia
Trip-hop — ist ein elektronischer Musikstil, für den langsame, dem Hip Hop ähnliche Rhythmen charakteristisch sind (meist zwischen 80 und 90 BPM). Er enthält Samples und oft einen weiblichen Gesang. Trip Hop entstand Anfang der 1990er in der Region um die… … Deutsch Wikipedia
Trip Hop — ist ein elektronischer Musikstil, für den langsame, dem Hip Hop ähnliche Rhythmen charakteristisch sind (meist zwischen 80 und 90 BPM). Er enthält Samples und oft einen weiblichen Gesang. Trip Hop entstand Anfang der 1990er in der Region um die… … Deutsch Wikipedia