-
1 измерять
vgener. afmeten, afpassen, ijken, opnemen (температуру), meten, opmeten, uitmeten -
2 отсчитывать
-
3 pace
n. tempo; stap--------prep. verontschuldiging--------v. stappenpace1[ pees] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 pas ⇒ stap, schrede3 tempo ⇒ gang, tred♦voorbeelden:keep pace (with) • gelijke tred houden (met)stand/stay the pace • het tempo aanhouden/volhoudenat a slow pace • langzaamat a good pace • met een fe vaart¶ put someone through his paces • iemand uittesten/laten tonen wat hij kanshow (off) one's paces • laten zien wat men kan————————pace22 in de telgang gaan/lopen 〈 van paard〉♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉4 in de telgang doen gaan/lopen 〈 paard〉♦voorbeelden:————————pace3♦voorbeelden:1 pace Prof. M. I disagree • met alle respect voor prof. M., ik ben het niet met hem eens -
4 set off
beginnen; op weg gaan; in werking zettenset off♦voorbeelden:set off on a trip • een reis ondernemenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:set someone off on his pet subject • iemand op zijn stokpaardje zetten -
5 compasser
-
6 métrage
métrage [meetraazĵ]〈m.〉1 (het) afmeten ⇒ (het) afpassen, afmeting♦voorbeelden:court métrage • korte filmlong métrage • avondvullende film -
7 minuter
-
8 abschreiten
-
9 abzirkeln
abzirkeln♦voorbeelden: -
10 auszirkeln
auszirkeln1 afpassen, (precies) afmeten 〈 ook figuurlijk〉 -
11 passen
passen2 schikken, uitkomen♦voorbeelden:haben Sie es nicht passend? • hebt u geen gepast geld?das passt nicht hierher • dat hoort hier niet2 das könnte dir so passen! • dat zou je wel willen!II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Русский
- Французский