-
1 put down
neerzetten, neerleggen; noteren, opschrijven; landen (v. vliegtuig); onderdrukken (opstand); (dier) uit zijn lijden helpen; afzetten (passagiers); kleinerenput down, 〈in betekenis II 5 ook〉 put awayII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 put someone down as/for • iemand houden voor/beschouwen alsput a boy down for Eton • een jongen laten inschrijven voor Etonput someone down for £2 • iemand noteren voor £2 〈 bij collecte〉put it down to my account • zet het maar op mijn rekening -
2 set down
neerzetten; naar beneden halen; noterenset down♦voorbeelden:set something down to • iets toeschrijven aan -
3 поставить
neerzetten, plaatsen ; opvoeren ; stellen ; leveren -
4 ставить
neerzetten, plaatsen ; opvoeren ; stellen -
5 camper
camper [kãpee]1 kamperen ⇒ tijdelijk verblijven, zich provisorisch installerenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:1. v1) kamperen2. se camper (devant)v -
6 perch
n. stok; standplaats; veilige plaats--------v. zitten op een stok; zitten op een tak; landen (slang); neerzettenperch1[ pə:tsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:knock someone off his perch • iemand op zijn nummer zetten————————perch21 baars————————perch3II 〈overgankelijk werkwoord; voornamelijk als voltooid deelwoord〉♦voorbeelden: -
7 sit
v. zitten; zich neerzetten; neerzetten; vinden; als voorbeeld dienen (bij modeltekenen); passen (kleren)1 zitten2 zijn ⇒ zich bevinden, liggen, staan7 zitting hebben/houden♦voorbeelden:sit through a meeting • een vergadering uitzittenthat idea doesn't sit well with me • dat idee zit me niet lekkersit about/around • lanterfantensit by • lijdelijk toekijkensit down • gaan zittensit down under • lijdelijk ondergaan, slikkensit in on • als toehoorder bijwonensit with • helpen verplegenII 〈 overgankelijk werkwoord〉→ sit out sit out/ -
8 appliquer
appliquer [aapliekee]1 aanbrengen ⇒ opleggen, neerzetten2 toepassen ⇒ in praktijk brengen, gebruiken♦voorbeelden:appliquer une échelle contre un mur • een ladder tegen een muur zettenappliquer un traitement à • een behandelwijze toepassen bijappliquer une peine à qn. • iemand een straf opleggen♦voorbeelden:1 s'appliquer à faire qc. • zich (geheel) richten (op), zich wijden (aan)1. v1) aanbrengen, neerzetten2) toepassen, in praktijk brengen2. s'appliquer (à)v -
9 planter
planter [plãtee]3 oprichten ⇒ opzetten, neerzetten♦voorbeelden:¶ planter là qn., qc. • iemand zomaar laten staan, iets in de steek latenêtre, rester planté qp. • ergens (onbeweeglijk) blijven staan→ chou♦voorbeelden:1. v1) (be)planten2) insteken3) inslaan [spijker]4) neerzetten2. se planterv -
10 reposer
reposer [rəpoozee]1 (uit)rusten ⇒ slapen, liggen♦voorbeelden:ici repose … • hier rust …II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 laten rusten ⇒ rust gunnen, ontspannen2 neerzetten ⇒ terugzetten, -leggen, opnieuw zetten1. v1) (uit)rusten, slapen2) rusten (op)3) laten rusten4) neerzetten5) opnieuw stellen [vraag]2. se reposerv1) (uit)rusten3) zich weer voordoen [probleem] -
11 absetzen
absetzenI 〈onovergankelijk werkwoord; haben〉2 〈 scheepvaart〉afzetten, afsteken♦voorbeelden:2 vom Ufer absetzen • van de oever afzetten, afstekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉2 af-, neerzetten ⇒ wegdoen, (neer)leggen♦voorbeelden:das Glas vom Mund absetzen • het glas van de mond nemen en neerzetten3 einen Fahrgast absetzen • een passagier afzetten, laten uitstappendas Geweih absetzen • het gewei afwerpenein Theaterstück vom Programm absetzen • een toneelstuk van het repertoire schrappen15 ein Manuskript absetzen • een manuscript afzetten, volledig zetten1 zich afzetten ⇒ bezinken, neerslaan2 zich afzetten ⇒ afsteken tegen, contrasteren♦voorbeelden:3 sich in ein anderes Land absetzen • de wijk nemen, (heimelijk) naar een ander land wegtrekkensich über die Grenze absetzen • (heimelijk) de grens overgaan -
12 abstellen
abstellen1 in overweging nemen ⇒ in aanmerking nemen, rekening houden met♦voorbeelden:1 der Direktor stellte darauf ab, dass … • de directeur nam in overweging, dat …II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 af-, neerzetten6 verhinderen ⇒ tegengaan; uit de weg ruimen9 〈 sport en spel〉afstaan, ter beschikking stellen♦voorbeelden: -
13 niedersetzen
niedersetzen1 zich neerzetten, gaan zitten -
14 класть
leggen, neerzetten, neerleggen -
15 посадить
planten ; neerzetten, plaats doen nemen -
16 обосноваться
vgener. ergens zijn bivak opslaan, zich metterwoon vestigen, zich neerzetten, zich vestigen, zijn tabernakelen ergens opslaan (где-л.) -
17 основание, учреждение
ngener. neerzettenRussisch-Nederlands Universal Dictionary > основание, учреждение
-
18 поселяться
v1) gener. intrekken, zich neerzetten, zich domicilieren, zich vestigen2) liter. zijn tenten opslaan -
19 садиться
vgener. vilten (niet-viltende wollen artikelen - íå ñàäàùèåñà êåðñòàíûå èçäåôèà), bestijgen (на лошадь), krempen (о ткани), krimpen (о ткани), opstappen (на трамвай и т.п.), opstijgen (на лошадь), opzitten (на коня), stappen (in-â), zich neerzetten, aanzitten, gaan eten, gaan zitten, inkrimpen (о тканях), neerstrijken (о птицах), neerzitten, plaats nemen, uitzakken (о стенах и т.п.) -
20 сажать
vgener. (собаку на привязь) vastleggen, aanplanten, opsluiten, planten (растения), poten (растения), vastzetten (а тюрьму), zetten, aankweken, inplanten (растения), inschepen, neerzetten
Страницы