-
1 fillet
n. haarband; lendestuk van vlees of visfillet12 filet ⇒ lendestuk, haas♦voorbeelden:fillet of pork • varkenshaas————————〈 werkwoord〉1 fileren ⇒ ontbenen, ontgraten -
2 saddle
n. zadel; juk, schraag; rug- lendestuk--------v. zadelen; op zich nemen; opzadelensaddle1[ sædl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 zadel ⇒ rij/pakzadel, (motor)fietszadel♦voorbeelden:————————saddle2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
3 sirloin
-
4 aloyau
-
5 филе
ngastron. lendestuk -
6 baron
-
7 chump chop
chump chop -
8 haunch
n. heup, dij, bil[ ho:ntsj]♦voorbeelden: -
9 loin
-
10 round of beef
-
11 round
adj. cirkel--------adv. rondom--------n. ronde; cirkel--------prep. rondom--------v. afronden, afmakenround1[ raund]2 ronde ⇒ rondgang; toer6 〈 muziek〉drie/vierstemmige canon♦voorbeelden:go/do the rounds • de ronde doen, doorverteld wordenhe stood us a round of drinks • hij gaf een rondje3 rondte♦voorbeelden:theatre in the round • théâtre en rond, arenatoneel————————round2〈bijvoeglijk naamwoord; roundness〉1 rond ⇒ bol, bolvormig2 rond ⇒ gebogen, cirkelvormig♦voorbeelden:in round terms • ronduit————————round3♦voorbeelden:round out • dik worden, opzwellenII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 omringen4 rondgaan ⇒ rondrijden/lopen (op/in)♦voorbeelden:round off sharp edges • scherpe randen rond afwerkenround off • besluiten, afsluiten 〈avondje e.d.〉round (up)on someone • tegen iemand van leer trekken, zich woedend tot iemand keren→ round up round up/————————round4〈 bijwoord〉3 bij ⇒ bij/voor zich♦voorbeelden:he did it the right/wrong way round • hij deed het goed/verkeerdsend round • verspreidenhe talked her round • hij praatte haar omround and round • als maar rondI lost my ring round here • ik ben mijn ring hier in de buurt verlorenthey brought her round • ze brachten haar weer bij (bewustzijn)send round for the girl • stuur iemand om het meisje te halen————————round5〈 voorzetsel〉1 〈plaats en richting; ook figuurlijk〉om ⇒ rondom, om … heen♦voorbeelden:they sat round the storyteller • ze zaten rond de vertellerit must be somewhere round the house • het moet ergens in (het) huis zijn -
12 cimier
-
13 faux-filet
-
14 Lende
-
15 Lendenbraten
-
16 Schweinelende
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Датский
- Нидерландский
- Русский
- Турецкий
- Французский