-
41 un amour de petit chapeau
un amour de petit chapeauDictionnaire français-néerlandais > un amour de petit chapeau
-
42 un amour malheureux
un amour malheureux -
43 côte
cote [kot]〈v.〉1 waardering(scijfer) ⇒ beoordeling, cijfer, punt2 (referentie)nummer ⇒ merk, letter, cijfer, dossiernummer3 (beurs)notering ⇒ koers, cotering♦voorbeelden:1 cote d'amour • waardering, gunstige indruk 〈 deel van het examencijfer dat bepaald wordt door gedrag, presentatie en vroegere prestaties van de kandidaat〉la cote d'un cheval • de winstkans van een paardcote de popularité • populariteitscijfer, -graadavoir la cote, bénéficier d'une cote d'amour • in een goed blaadje staanf1) kust2) rib3) helling4) rib(stuk)5) (blad)nerf6) rib(bel)7) gewelfrib, richel -
44 côté
cote [kot]〈v.〉1 waardering(scijfer) ⇒ beoordeling, cijfer, punt2 (referentie)nummer ⇒ merk, letter, cijfer, dossiernummer3 (beurs)notering ⇒ koers, cotering♦voorbeelden:1 cote d'amour • waardering, gunstige indruk 〈 deel van het examencijfer dat bepaald wordt door gedrag, presentatie en vroegere prestaties van de kandidaat〉la cote d'un cheval • de winstkans van een paardcote de popularité • populariteitscijfer, -graadavoir la cote, bénéficier d'une cote d'amour • in een goed blaadje staanm1) zijde, zij(kant), kant2) flank [dier]3) aspect, gezichtspunt4) partij, kamp -
45 avouer
-
46 chagrin
chagrin1 [sĵaagrẽ]〈m.〉1 verdriet ⇒ leed, smart♦voorbeelden:avoir du chagrin • bedroefd zijnfaire du chagrin à qn. • iemand verdriet doennoyer son chagrin • z'n verdriet verdrinken→ peau————————chagrin2 [sĵaagrẽ]〈 bijvoeglijk naamwoord〉 〈 formeel〉1 wrevelig ⇒ knorrig, chagrijnig1. mverdriet, leed, smart2. chagrin/-eadjwrevelig, stuurs -
47 commander
commander [kommãdee]1 het bevel voeren (over) ⇒ bevelen, zeggenschap hebben (over), gezag uitoefenen (over)♦voorbeelden:commander à qn. de se taire • iemand bevelen zijn mond te houdenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 het bevel voeren over ⇒ bevelen, heersen (over)2 (ver)eisen ⇒ verlangen, noodzakelijk maken5 in werking stellen ⇒ aandrijven, bedienen♦voorbeelden:commander que 〈+ aanvoegende wijs〉 • verlangen, vereisen dat♦voorbeelden:1. v1) bevelen, heersen (over)2) beheersen, beteugelen3) (ver)eisen, verlangen4) bestellen5) in werking stellen, bedienen2. se commandervmet elkaar in verbinding staan [kamers] -
48 déclarer
déclarer [deeklaaree]1 verklaren ⇒ bekend, kenbaar maken, uitkomen voor2 opgeven ⇒ declareren, aangeven♦voorbeelden:déclarer son ignorance • voor zijn onwetendheid uitkomenil a été déclaré coupable • hij is schuldig bevondendéclarer la séance ouverte • de zitting voor geopend verklaren2 déclarer une naissance à la mairie • aangifte doen op het gemeentehuis van de geboorte van een kind1 zich verklaren ⇒ zich uitspreken, zijn mening kenbaar maken♦voorbeelden:se déclarer contre, pour qc. • zich ergens tegen, vóór uitspreken1. v1) verklaren, bekend maken2) aangeven, opgeven2. se déclarerv2) uitbreken, zich openbaren -
49 enfant
enfant [ãfã]〈m. & v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 kind ⇒ jongen, meisje♦voorbeelden:ce ne sont pas des enfants de choeur • het zijn heus geen lieverdjesles enfants du ciel • de uitverkorenenenfant adultérin • buitenechtelijk kindle divin enfant • het kindje Jezusenfant naturel • onwettig kindenfant prodige • wonderkindenfant terrible • lastig, onhandelbaar kind; 〈 figuurlijk〉flapuit, enfant terribleenfant trouvé • vondelingattendre un enfant • in verwachting zijnelle est restée très enfant • ze is heel kinderlijk geblevenfaire un enfant • een kind verwekken, een kind krijgenfaire l'enfant • kinderachtig doeninnocent comme un enfant qui vient de naître • onschuldig als een pasgeboren lamun enfant pourrait le faire • een kind kan de was doen¶ (être) bon enfant • goeiig, goedhartig (zijn)m/f1) kind2) resultaat -
50 éveiller
éveiller [eevejjee]1 wekken2 opwekken♦voorbeelden:éveiller qc. en qn. • iets bij iemand wakker roepen♦voorbeelden:1. v 2. s'éveillerv2) ontluiken -
51 filer
filer [fielee]1 langzaam weglopen ⇒ wegvloeien, uitlopen 〈 kaas〉 ⇒ te hoog opschieten 〈 struiken〉 ⇒ walmen 〈 kaars〉♦voorbeelden:l'argent lui file entre les mains • hij heeft een gat in z'n handII 〈 overgankelijk werkwoord〉4 schaduwen ⇒ heimelijk volgen, de gangen nagaan van♦voorbeelden:v2) walmen [kaars]3) snel gaan4) ladderen [kous]5) spinnen6) afrollen7) schaduwen8) geven -
52 fou
fou1 [foe]〈m.〉1 gek ⇒ dwaas, idioot, krankzinnige2 (hof)nar♦voorbeelden:maison de fous • gekkenhuisêtre fou furieux • razend van woede zijnfaire le fou • gek doen〈 spreekwoord〉 plus on est de fous, plus on rit • hoe meer zielen, hoe meer vreugd————————fou2 [foe],fol, folle [fol]1 gek ⇒ dwaas, idioot, krankzinnig3 enorm ⇒ krankzinnig veel, groot♦voorbeelden:fol qui s'y fie • dwaas die het gelooftfou à lier • stapelgekfou de • gek op, dol verliefd op, verzot opje ne suis pas assez fou pour te croire • ik ben niet zo gek je te geloven→ herbe2 aiguille folle • dol geworden naald, wijzerbalance folle • doorslaande weegschaalmèche folle • weerbarstige lokfou rire • slappe lachvierge folle • lichtzinnig vrouwtjeça fait un temps fou que je ne l'ai pas vue • ik heb haar al ontzettend lang niet gezienc'est fou ce que c'est cher • belachelijk zo duur als dat is1. m1) gek, dwaas2) nar3) loper [schaken]2. fou, fol, folleadj1) gek, krankzinnig3) enorm, groot4) wild [biologie]3. fou (de)adjdol verliefd, gek (op) -
53 fraîcheur
-
54 frais
frais1 [fre]〈m., meervoud〉♦voorbeelden:aux frais de la princesse • op kosten van de gemeenschap, van de zaak, op staatskostenfaux frais • bijkomende kostenfrais généraux • bedrijfskostenà grands frais • met grote inspanningenà moindres frais • met geringe inspanningentous frais payés • vrij van alle kosten, all-infrais spéciaux • directe kostenarrêter les frais • het wel voor gezien houdenen être pour ses frais (de qc.) • (voor iets) verloren moeite gedaan hebbenfaire des frais pour qn. • zich voor iemand uitslovenfaire les frais de la conversation • over de tong gaanse mettre en frais pour qn. • voor iemand z'n beste beentje voor zettenrentrer dans ses frais • z'n kosten eruit halenà peu de frais • zonder veel inspanningenaux frais de qn. • op iemands kosten, ten koste van iemand————————frais2 [fre],fraîche [fresĵ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉2 vers3 fris ⇒ recent, nieuw, pas (aangebracht)♦voorbeelden:boire frais • gekoeld drinken, koud drinkenservir frais • koel serverengarder au frais • koel bewarentravailler au frais • in de buitenlucht werkenprendre le frais • een luchtje scheppende fraîche date • recent(elijk), pas, onlangsfrais comme l'oeil, comme une rose • zo fris als een hoentjeattention, peinture fraîche! • pas op, nat!cette robe n'est plus fraîche • die jurk is wat smoezeligrose fraîche éclose • pas ontloken roosse sentir frais et dispos • zich fris en monter, uitgerust voelen→ amour1. m pl 2. frais/fraîcheadj1) fris, koel2) vers3) recent, nieuw -
55 gain
gain [gẽ]〈m.〉♦voorbeelden:1 avoir, obtenir gain de cause • gelijk krijgen, in 't gelijk gesteld worden, iets gedaan krijgen; 〈 juridisch〉 een zaak winnen2 amour, soif du gain • geldzucht, winstbejagcéder à l'appât du gain • de verleiding van 't geld niet kunnen weerstaanles gains du parti • de ledenaanwas van de partijavoir la passion du gain • op winst uit zijnfaire un gain de place • ruimte uitsparenc'est un gain de temps • dat levert tijdwinst opêtre âpre au gain • op winstbejag uit zijn, geldzuchtig zijnm1) (het) winnen2) winst, voordeel3) toename -
56 jeu
〈m.〉3 stel ⇒ serie, set♦voorbeelden:jeu d'argent • gokspelletjejeux du destin, du hasard • spelingen van het toevaljouer un jeu d'enfer • zeer hoog spel spelenjeu d'équipe • teamsportjeu d'esprit • geestigheidjeu de fléchettes • dartsjeu de hasard • kansspeljeux de main(s) • handtastelijkheden〈 spreekwoord〉 jeu(x) de main, jeu(x) de vilain • van mallen komt vallen, handjesspel, katjesspeljeu de mots • woordenspel, woordspelingjeux d'orgue • orgelregisterjeux de poursuite • krijgertje, tikkertjejeu de scène • stil speljeux de société • gezelschapsspelletjesjeux du stade • wedstrijden in het stadionavoir beau jeu • gemakkelijk, vrij spel hebbenjouer (un) double jeu • een dubbel spel spelen, het achter zijn ellebogen hebbenle grand jeu • het volledige tarokspel〈 spreekwoord〉 heureux au jeu, malheureux en amour • gelukkig in het spel, ongelukkig in de liefdejeu informatique • computerspelletjejouer un jeu serré • voorzichtig spelenjeux télévisés • televisiespelletjesjeu vidéo • videospelletje, videogameaimer le jeu • van gokken houdencacher son jeu • zich niet in de kaart laten kijkencouvrir son jeu • 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 de kaarten duiken; 〈 figuurlijk〉 zich niet in de kaart laten kijkendécouvrir son jeu • zijn kaarten op tafel leggen, open kaart spelenentrer dans le jeu de qn. • meedoen met iemandêtre en jeu • op het spel staanse faire un jeu des difficultés • de moeilijkheden gemakkelijk overwinnenfaire le jeu de qn. • iemand in de kaart spelense faire un jeu de • genoegen scheppen infaites vos jeux • uw inzet graagjouer le jeu • de regels van het spel volgen, eerlijk spelenmettre en jeu • inzetten, op het spel zetten 〈 ook figuurlijk〉se prendre, se piquer au jeu • hartstochtelijk doorspelen hoewel men verliest; 〈 figuurlijk〉 koppig volhoudenles jeux sont faits • er valt niets meer aan te veranderenjeu à XIII (treize) • rugby met 13 spelersen jeu • die een rol spelen, in 't spel, geding zijnpar jeu • voor de grapce n'est pas de jeu • dat is niet eerlijk, unfairvoir clair dans le jeu de qn. • iemand doorhebbenjouer franc jeu • eerlijk spelen, open kaart spelenjeu de physionomie • uitdrukking van het gezicht, mimiekm1) spel2) speelplaats3) stel, serie, set4) beweging5) speling [techniek] -
57 malheureux
malheureux [maalurreu]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 ongelukkig ⇒ ellendig, droevig, jammer(lijk)♦voorbeelden:un amour malheureux • een onbeantwoorde liefdeun mot malheureux • een slecht gekozen woordce serait malheureux de ne pas en profiter • het zou jammer zijn er niet van te profiterenun pauvre malheureux • een arme drommelil est malheureux que 〈+ aanvoegende wijs〉 • het is jammer, dat …〈 zelfstandig〉 malheureux! • arme kerel!ce n'est pas malheureux! • dat is maar goed ook!1. m (f - malheureuse) 2. = malheureuse; adj1) ongelukkig, verdrietig3) geen succes hebbend, mislukkend4) onbelangrijk, onbeduidend -
58 mourir
mourir [moerier]1 sterven ⇒ doodgaan, overlijden, afsterven♦voorbeelden:1 faire mourir • doden, terecht laten stellense laisser mourir • niets doen om in leven te blijvenon n'en meurt pas • daar ga je niet dood vans'ennuyer à mourir • zich doodvervelenmourir d' amour • vreselijk verliefd zijnmourir d' envie • erg veel zin in iets hebbenmourir de froid • sterven, vergaan van de koumourir de rage • stikken van woedemourir de honte • zich doodschamenmourir de plaisir • dolle pret hebbenmourir de rire • zich doodlachenmourir pour qn. • zijn leven voor iemand geven2 uitdoven ⇒ wegkwijnen, wegstervenv1) sterven2) uitdoven -
59 partager
partager [paartaazĵee]2 delen in ⇒ instemmen met, delen4 bedelen ⇒ begiftigen♦voorbeelden:1 amour partagé • wederzijdse, beantwoorde liefde1 onderling, met elkaar delenv1) (ver)delen2) delen (in)4) begiftigen -
60 physique
physique1 [fieziek]I 〈m.〉2 uiterlijk ⇒ voorkomen, fysiek♦voorbeelden:1 au physique • lichamelijk, fysiekavoir le physique de l'emploi • (uiterlijk) goed in zijn rol passenII 〈v.〉♦voorbeelden:physique biologique • biofysicaphysique nucléaire • kernfysica————————physique2 [fieziek]♦voorbeelden:éducation physique • lichamelijke opvoedingétat physique • lichaamsgesteldheidêtre bien physiquement • er goed uitzien→ personne1. m1) (het) lichamelijke, fysieke2) uiterlijk, voorkomen2. f 3. adj1) lichamelijk, fysiek2) natuurkundig
См. также в других словарях:
AMOUR — «Dieu aimeras et ton prochain comme toi même.» Toute la civilisation judéo chrétienne est fondée sur ce double commandement énigmatique, dont la théorie freudienne semble fournir la version moderne lorsqu’elle montre l’injonction de jouir comme… … Encyclopédie Universelle
amour — AMOUR. s. m. Sentiment par lequel le coeur se porte vers ce qui lui paroît aimable, et en désire la possession. Amour extrême. Amour ardent. Amour violent. Amour honnête. Amour légitime. Amour naissant. Amour divin. Amour céleste. Amour terrestre … Dictionnaire de l'Académie Française 1798
amour — Amour. s. m. & f. Sentimens de celuy qui aime. Affection qu on a pour un objet que l on considere comme un bien. Un bel amour. une amour folle. Amour, Se dit dans plusieurs phrases fort usitées, dont voicy les plus communes. Amour divin, celeste … Dictionnaire de l'Académie française
amour — Amour, m. acut. Est l affection passionnée qu on porte à quelque femme, si qu il signifie chose de plus vehemente impression d esprit que ce mot Amitié le plus souvent. Selon ce on dit, Il fait l amour à une telle, Illam cupide amat, Il se prend… … Thresor de la langue françoyse
Amour — is the French word for love, an intense feeling of affection. It may also refer to:* Amour , a stage musical written by Michel Legrand * Amour , a cycle of clarinet pieces by Karlheinz Stockhausen * Amour (Saint), a catholic saint * Amour… … Wikipedia
Amour — ist der Name oder Namensteil folgender Personen: François Claude Amour de Bouillé (1739–1800), französischer General Paul d’Amour (* 1968), US amerikanischer Musiker, Bassist der Alternative/Heavy Metal Band Tool Rod Brind Amour (* 1970),… … Deutsch Wikipedia
Amour — 〈[amu:r] f. 20〉 Liebe, Liebschaft [frz.] * * * Amour [a muːr], Djebel Amour [dʒe bɛl ], Gebirgszug in Algerien, Teil des Saharaatlas. Die Gebirgsketten (überwiegend Kreidekalke mit einzelnen Jurarücken) haben in ihrem höchsten Teil (1 977 m… … Universal-Lexikon
Amour — Dans la France de l Est (10, 51, 71), il s agit d un ancien prénom (latin Amor ou Amator), popularisé par saint Amour, compagnon de saint Maurice, martyrisé avec lui en 286. Mais le patronyme peut aussi venir d Afrique du Nord, où c est une… … Noms de famille
amour — (n.) c.1300, love, from O.Fr. amour, from L. amorem (nom. amor) love, affection, strong friendly feeling (it could be used of sons or brothers, but especially of sexual love), from amare to love (see AMY (Cf. Amy)). The accent shifted 15c. 17c.… … Etymology dictionary
amour — amour, liaison, intrigue, affair denote an instance of illicit sexual relationship. Amour is particularly applied to the illicit attachment of prominent persons; it stresses passion as the motivating force and often connotes transience. Liaison… … New Dictionary of Synonyms
amour — amour; par·amour; … English syllables