-
1 avouer
-
2 reconnaître
reconnaître [rəkonnetr]2 erkennen ⇒ toegeven, bekennen♦voorbeelden:des jumeaux impossibles à reconnaître • tweeling die men niet uit elkaar kan houdense faire reconnaître • zich bekendmakenje le reconnais bien là • dat is net iets voor hem♦voorbeelden:v1) herkennen2) erkennen, toegeven3) verkennen -
3 convenir
convenir [kõvnier]4 〈+ de〉't eens zijn, worden (over) ⇒ overeenkomen, afspreken, besluiten♦voorbeelden:3 j'ai eu tort, j'en conviens • ik heb ongelijk gehad, ik geef 't toe1. v(à)1) passen (bij)2) bevallen, aanstaan, passen2. convenir (de)v(à)1) toegeven, erkennen2) overeenkomen (te), besluiten3. se convenirv(à) bij elkaar passen -
4 nier
nier [nie.ee]〈 werkwoord〉2 niet erkennen ⇒ betwisten, bestrijden♦voorbeelden:v1) ontkennen2) betwisten -
5 saluer
saluer [saaluu.ee]♦voorbeelden:saluer qn. par des applaudissements • iemand met applaus begroetendire deux ‘je vous salue’ • twee weesgegroetjes bidden♦voorbeelden:v1) (be)groeten, verwelkomen3) erkennen -
6 accorder
accorder [aakordee]1 in overeenstemming brengen ⇒ doen overeenstemmen, overeenbrengen2 toegeven ⇒ toestemmen, erkennen3 verlenen ⇒ toestaan, toekennen♦voorbeelden:♦voorbeelden:v2) toegeven, toestemmen3) verlenen4) toekennen [waarde, belang]5) stemmen [muziek] -
7 désavouer
désavouer [deezaavoe.ee]〈 werkwoord〉3 afkeuren4 afvallen ⇒ in de steek laten, laten vallenv1) herroepen, intrekken2) verloochenen3) afkeuren -
8 effacer
effacer [effaasee]4 overschaduwen ⇒ in de schaduw stellen, overtreffen♦voorbeelden:effacer de sa mémoire • uit zijn geheugen wissen1 vervagen ⇒ uitgewist worden, verbleken2 zich heel klein maken ⇒ niet op willen vallen, op de achtergrond blijven♦voorbeelden:s'effacer devant qn. • iemand als zijn meerdere erkennen1. v1) uitwissen, uitvegen2) wissen, deleten [computer]5) intrekken [lichaam]6) naar achteren trekken [schouders]2. s'effacerv1) vervagen -
9 endosser
-
10 reconnaissance
reconnaissance [rəkonnessãs]〈v.〉3 verkenning ⇒ (het) verkennen, onderzoeken♦voorbeelden:en, par reconnaissance • uit dankbaarheiden reconnaissance • op verkenningf1) (h)erkenning2) dankbaarheid3) verkenning -
11 renoncer
renoncer [rənõsee]1 afstand doen (van) ⇒ (iets) opgeven, afzien (van)♦voorbeelden:renoncer à qn. • niet langer met iemand omgaanrenoncer à soi-même • zichzelf verloochenenII 〈 overgankelijk werkwoord〉v1) opgeven, afzien (van)2) verloochenen -
12 témoignage
témoignage [teemwaanjaazĵ]〈m.〉1 getuigenis ⇒ bewijs, teken♦voorbeelden:porter témoignage • getuigenporter un témoignage sur • getuigenis afleggen vanrendre témoignage à • erkennen, hulde brengen aanrendre témoignage de • getuigen vanen témoignage de • als blijk vanêtre appelé en témoignage • als getuige worden opgeroepenm -
13 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
14 vaincre
vaincre [vẽkr]1 overwinnen ⇒ zegevieren (over), verslaan, overtreffen2 te boven komen ⇒ overwinnen, de baas zijn♦voorbeelden:1 s'avouer vaincu • zich gewonnen geven, zijn verlies erkennenêtre vaincu d'avance • geen enkele kans hebbenv1) overwinnen -
15 admettre
admettre [aadmetr]〈 werkwoord〉1 toelaten ⇒ ontvangen, opnemen2 toegeven ⇒ erkennen, instemmen met♦voorbeelden:en admettant que cela soit vrai • aangenomen dat dit zo isn'admettre aucun retard • geen uitstel kunnen lijden -
16 amende
amende [aamãd]〈v.〉1 (geld)boete ⇒ bekeuring, proces-verbaal♦voorbeelden:¶ faire amende honorable • vergiffenis vragen, zijn ongelijk erkennen -
17 authentification
authentification [ootãtiefiekaasjõ, ottãtiefiekaasjõ]〈v.〉 -
18 baisser, courber la tête
baisser, courber la têtehet hoofd buigen; 〈 figuurlijk〉zich onderwerpen, zijn nederlaag erkennenDictionnaire français-néerlandais > baisser, courber la tête
-
19 endosser la paternité d'un enfant
endosser la paternité d'un enfantDictionnaire français-néerlandais > endosser la paternité d'un enfant
-
20 faire amende honorable
faire amende honorablevergiffenis vragen, zijn ongelijk erkennen
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Erkennen — Erkênnen, verb. irreg. act. (S. Kennen,) welches die Bedeutungen der Lateinischen Zeitwörter cognoscere und agnoscere in sich vereiniget, und auch nach denselben gebildet zu seyn scheinet. 1) * Durch die Sinne empfinden, wahrnehmen, in welcher… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
erkennen — Vsw std. (8. Jh.), mhd. erkennen, ahd. arkennen, irkennen, mndd. erkennen Stammwort. Präfigierung von kennen, die eigentlich den Beginn der Handlung ausdrückt, vielfach aber auch als bloße Verstärkung gebraucht wurde. Vor allem bei Fügungen mit… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache
erkennen — erkennen: Als Präfixbildung zu dem unter ↑ kennen behandelten Wort bedeutet mhd. erkennen, ahd. irchennan »innewerden, geistig erfassen, sich erinnern«. Von der gleichen Grundbedeutung geht die zugehörige Nominalbildung ↑ Urkunde aus. In der… … Das Herkunftswörterbuch
erkennen — V. (Mittelstufe) jmdn. dank bestimmten Eigenschaften identifizieren Beispiel: Ich erkannte ihn an seinem großen Bart. Kollokation: jmdn. aus der Ferne erkennen erkennen V. (Aufbaustufe) ein Urteil, Schiedsspruch o. Ä. fällen Beispiel: Das Gericht … Extremes Deutsch
erkennen — erkennen, erkennt, erkannte, hat erkannt 1. Ich habe Roberto gleich an seiner Stimme erkannt. 2. Auf dem Foto kann man kaum etwas erkennen. 3. Ich habe erkannt, dass es ein Fehler war, den Kurs nicht fertigzumachen … Deutsch-Test für Zuwanderer
Erkennen — Erkennen, kaufmännischer Ausdruck für anerkennen (eine Schuld) u. demgemäß im Contobuche creditiren … Pierer's Universal-Lexikon
Erkennen [1] — Erkennen (Wiedererkennen), in der Psychologie das Bewußtsein der Identität eines wahrgenommenen Gegenstandes mit einem früher wahrgenommenen. Das E. ist die Vorstufe der Erinnerung (s.d.) und beruht wie diese darauf, daß durch die vorhandene… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Erkennen [2] — Erkennen, im Handel jemand für etwas e., soviel wie ihm etwas (gelieferte Ware, geleistete Zahlung etc.) gutschreiben; im biblischen Sprachgebrauch verhüllender Ausdruck für beiliegen, sich fleischlich vermischen … Meyers Großes Konversations-Lexikon
erkennen — [Basiswortschatz (Rating 1 1500)] Auch: • sehen • merken • sich klar machen • identifizieren Bsp.: • Wir konnten nichts sehen. • … Deutsch Wörterbuch
erkennen — wiedererkennen; peilen (umgangssprachlich); spannen (ugs.); begreifen; verstehen; blicken (umgangssprachlich); raffen (umgangssprachlich); checken ( … Universal-Lexikon
erkennen — er·kẹn·nen; erkannte, hat erkannt; [Vt] 1 jemanden / etwas erkennen jemanden / etwas so deutlich sehen, dass man weiß, wen oder was man vor seinen Augen hat: Aus dieser Entfernung kann ich die Zahlen nicht erkennen 2 jemanden / etwas (an etwas… … Langenscheidt Großwörterbuch Deutsch als Fremdsprache