-
41 information
information [ẽformaasjõ]〈v.〉1 informatie ⇒ inlichting, bericht2 voorlichting ⇒ (het) informeren, (het) geven van informatie3 〈 meervoud〉(radio-, televisie)nieuws♦voorbeelden:à titre d'information • ter informatie, ter kennisnemingaller aux informations • inlichtingen inwinnenpour votre information • te uwer informatieécouter les informations • naar het nieuws luisteren1. f1) informatie2. informationsf pl1) nieuws2) data -
42 joie
joie [zĵwaa]〈v.〉♦voorbeelden:mauvaise joie • leedvermaakêtre tout à la joie de … • helemaal vervuld zijn van het idee om …être en joie • vrolijk zijnse faire une joie de • zich erop verheugen (om) tela joie de vivre • de levensvreugdeavec joie! • met alle plezier!, graag!le coeur en joie • vrolijk, in een vrolijke stemmingfvreugde, blijdschap -
43 jour
jour [zĵoer]〈m.〉1 dag3 opening ⇒ venster, naad♦voorbeelden:un jour ou l'autre • op een goede dagun jour de congé • een vrije dagjour d'exposition • kijkdagle jour des Morts • Allerzielenc'est le jour et la nuit • dat is een verschil als tussen dag en nachtjour de Pâques • paasdagjour des Rois • Driekoningenjour de sortie • vrije dagc'est à un jour de train • dat is één dag sporenvedettes d'un jour • eendagssterrenl'autre jour • een tijdje geleden, pas geleden, onlangsun beau jour • op een goede, mooie dagêtre dans son bon jour • z'n goede dag hebbenun de ces jours • één dezer dagenjusqu'à son dernier jour • tot zijn dood toetous les deux jours • om de andere dagjour férié • feestdagà jour fixé • op de afgesproken dag, datumdans huit jours • over een weekdonner ses huit jours à un domestique • een bediende ontslaance jour même • vandaag nogjours ouvrables • werkdagentous les jours • iedere dag, dagelijksde tous les jours • gewoon, alledaagsil y a un jour que … • het is een dag geleden dat …le jour d'avant, d'après • de vorige, volgende dagvenir à son jour et à son heure • geschieden op het door het lot bepaalde tijdstipd'un jour à l'autre • van de ene dag op de anderemettre à jour • bijwerkentenir à jour • bijhoudenêtre à jour • up-to-date zijn, bij zijnau jour le jour • gestaag, regelmatigofficier de jour • dienstdoend officierde jour • overdagservice de jour • dagdienstde nos jours • tegenwoordigde jour en jour • van dag tot dagle goût du jour • de thans heersende smaakc'est le héros du jour • hij is de held van de dagdu jour • van diezelfde dagnouvelles du jour • laatste nieuwsdes oeufs du jour • verse eierendu jour au lendemain • van de ene dag op de anderepar jour • per dagjour pour jour • op de dag afbeau comme le jour • beeldschoonclair comme le jour • zonneklaarun jour ou l'autre • op een goede dagun jour • eens, ooit, op een dag2 faux jour • slechte verlichting, vals lichtmettre au grand jour • openbaar makenjeter un nouveau jour sur • een nieuw licht werpen oppetit jour • ochtendschemeringen plein jour • op klaarlichte dagdonner le jour à un enfant • het leven schenken aan een kindse faire jour • duidelijk wordenil fait jour • het is dagdemain il fera jour • morgen komt er weer een dagle jour se lève • het wordt dagmettre au jour • aan het licht brengenvoir le jour • het levenslicht aanschouwen, geboren wordenpercer à jour • doorgronden, doorzien, doorhebben5 les vieux jours • de oude dag, ouderdomfinir ses jours à la campagne • z'n laatste levensdagen op het platteland slijten1. m1) dag2) (dag)licht3) venster2. joursm pl1) tijd -
44 larme
larme [laarm]〈v.〉♦voorbeelden:avoir toujours la larme à l'oeil • sentimenteel zijnavoir les larmes aux yeux • tot tranen toe geroerd zijnavoir les larmes faciles • gauw huilenavoir des larmes dans la voix • met een door tranen verstikte stem sprekenfondre en larmes • in huilen uitbarstenpleurer à chaudes larmes • hete, bittere tranen schreienverser des larmes • tranen vergietenf1) traan2) druppel -
45 le
le1 [lə],♦voorbeelden:1 je l'en remercie • ik bedank hem, haar ervoorêtes-vous le roi? je le suis • bent u de koning? dat ben ik————————le2 [lə],〈 lidwoord〉1 de, het♦voorbeelden:l'article trois • artikel driela Callas • Callasoh! le beau chien • o, wat een mooie hondle commissaire Maigret • commissaris Maigretallez, les enfants! • kom, kinderen!il s'est cassé la jambe • hij heeft zijn been gebrokenle médecin reçoit le(s) lundi(s) • de dokter houdt spreekuur op maandagla mine allongée • met een lang gezicht〈 informeel〉 le Pierre, la Jeanne • Piet, Jannietrois fois la semaine • drie keer per weekà la française • op z'n Fransl'on • men1. = la; = les; pron1) hem, haar [persoon]2) hen, ze [persoon pl]3) het [zaak]4) ze [zaak pl]2. = la; = les; artde, het -
46 liberté
liberté [liebertee]〈v.〉2 vrijheid ⇒ niet-gebondenheid, ongedwongenheid4 vrijheid ⇒ verlof, recht♦voorbeelden:mettre en liberté • in vrijheid stellenliberté sous caution • vrijlating op borgtocht〈 leus van de Franse Revolutie〉 Liberté, Egalité, Fraternité • vrijheid, gelijkheid, broederschap→ miseliberté de moeurs • vrije, losse zedenliberté du culte • vrijheid van godsdienstoefeningliberté des échanges, du commerce • handelsvrijheidliberté d'opinion • vrijheid van meningsuitinglibertés publiques • grondrechten1. f1) vrijheid2. libertésf pl2) vrijheden, privileges -
47 longueur
longueur [lõgur]〈v.〉1 lengte♦voorbeelden:dans le sens de la longueur • in de lengterichtingà longueur de journée • de hele dag dooren longueur • in de lengte, overlangs2 tirer, traîner en longueur • lang duren, slepentirer les choses en longueur • de zaak rekken, langer laten duren1. f1) lengte2. longueursf pl -
48 mélange
mélange [meelãzĵ]〈m.〉♦voorbeelden:sans mélange (de) • zuiver (van), onvermengdbonheur sans mélange • ongestoord geluk3 mélange disparate, hétéroclite • mengelmoes, allegaartjem1) mengsel2) mengelmoes3) samenvoeging, combinatie4) verwarring, warboel -
49 mélangé
mélange [meelãzĵ]〈m.〉♦voorbeelden:sans mélange (de) • zuiver (van), onvermengdbonheur sans mélange • ongestoord geluk3 mélange disparate, hétéroclite • mengelmoes, allegaartjeadj1) gemengd, vermengd2) versneden [wijn] -
50 moyen
moyen1 [mwaajẽ]〈m.〉1 middel ⇒ manier, procédé♦voorbeelden:moyens de communication de masse • massacommunicatiemiddelenavec des moyens de fortune • geïmproviseerdemployer les grands moyens • zich van grof, zwaar geschut bedienenmoyen mnémotechnique • geheugensteuntjes'il en avait le moyen • als hij kontrouver moyen de • kans zien ompas moyen! rien à faire! • onmogelijk! niets aan te doen!〈 informeel〉 alors, il n'y a plus moyen? • nou, komt er nog wat van?au moyen de • door middel vanil n'y a pas moyen de • onmogelijk om tec'est le meilleur moyen de • dat is de beste manier ompar quel moyen? • hoe?par tous les moyens • uit alle machtpar ses propres moyens • op eigen krachtpar le moyen de • door, viaathlète en pleine possession de ses moyens • atleet in topvorm→ fin————————moyen2 [mwaajẽ],moyenne [mwaajen]♦voorbeelden:→ âge, entreprise1. m 2. moyensm pl1) capaciteiten, mogelijkheden3. moyen/-enneadj1) midden-, middel-2) gemiddeld3) middelmatig -
51 nouvelle
nouvelle1 [noevel]〈v.〉♦voorbeelden:vous aurez de mes nouvelles • we spreken elkaar nog naderavoir des nouvelles de qn. • van iemand iets horendemander, prendre des nouvelles de qn. • vragen hoe het met iemand gaatvous m'en direz des nouvelles • u zult er enthousiast over zijndonner de ses nouvelles • van zich laten horen〈 spreekwoord〉 pas de nouvelles, bonnes nouvelles • geen nieuws, goed nieuws————————nouvelle2 [noevel]→ nouveauI 1. f 2. nouvelle(s)f (pl)1) berichtII = nouveau -
52 ordure
ordure [orduur]〈v.〉♦voorbeelden:ordures ménagères • huisvuilenlever les ordures • het huisvuil ophalenjeter, mettre aux ordures • weggooien1. f1) vuil, vuiligheid2) vies woord3) smeerlap2. orduresf pl1) vuilnis2) uitwerpselen3) vuile taal -
53 papier
papier [paapjee]〈m.〉1 papier(tje) ⇒ vel papier, blaadje♦voorbeelden:papier brouillard, buvard • vloeipapierpapier à cigarettes • sigarettenpapier, vloeitjepapier émeri, papier de verre • amaril-, schuurpapierpapier à forme • handgeschept papierpapier à lettres • postpapierpapier pelure • dundrukpapierpapier torchon • aquarelpapierpapier collant, gommé • gegomd papier, plakpapierpapier crêpé • crêpepapierpapier hygiénique • toiletpapierpapier libre • ongezegeld papierpapier mâché • papier-machépapier peint • behang(sel)papierdu papier recyclé • kringlooppapierpapier sensible • fotopapierpapier sulfurisé • vetvrij papier, boterhampapierpapier à couvrir • kaftpapierjeter sur le papier • op papier zettennoircir du papier • hele vellen volschrijvenpapier à tapisser • behangde, en papier • van papier, papierensur le papier • op papier, theoretisch〈 figuurlijk〉 être réglé comme du papier à musique • 〈m.b.t. iets〉 zo zeker als wat zijn; 〈m.b.t. iemand〉 stipt zijn3 papier de commerce • wissel, handelspapierpapier à vue • wissel op zichtêtre dans les petits papiers de qn. • bij iemand in een goed blaadje staanrayez cela de vos papiers • reken daar maar niet meer op→ mine1. m1) papier2) wissel2. papiersm pl1) documenten3) effecten -
54 parole
parole [paarol]〈v.〉2 woord ⇒ (het) spreken, uitspraak♦voorbeelden:1 parole de Dieu • Woord Gods, de Schriftparole d'évangile • evangelie, onomstotelijke waarheidla bonne parole • de Blijde Boodschapboire les paroles de qn. • aan iemands lippen hangen〈 spreekwoord〉 les paroles s'envolent, les écrits restent • schrift grift, gepraat vergaatmesurer ses paroles • zijn woorden wikkenje lui ferai rentrer les paroles dans la gorge • ik zal zorgen dat hij die woorden terugneemtil est tolérant en paroles • hij beweert tolerant te zijnc'est une parole en l'air • dat heeft hij zomaar gezegd, het is een loze kreetadresser la parole à qn. • het woord tot iemand richtencouper la parole à qn. • iemand onderbreken, in de rede vallen〈 spreekwoord〉 la parole est d'argent, et le silence est d'or • spreken is zilver, zwijgen is goudrendre sa parole à qn. • iemand van zijn belofte ontslaantenir (sa) parole • woord houdenprisonnier sur parole • voorwaardelijk in vrijheid gestelde(ma) parole!, parole d'honneur! • op mijn woord (van eer)!, eerlijk waar!ma parole, il a raison! • verdomd, hij heeft gelijk!1. f1) woord3) erewoord2. parolesf pl1) tekst2) praatjes -
55 pince
pince [pẽs]〈v.〉5 knijper♦voorbeelden:pince à dessin • papierklempince monseigneur • breekijzerpince universelle • combinatietangpince à épiler • epileerpincetpince à linge • wasknijper1. f1) pincet2) klemhaak3) knijper4) schaar [kreeft]5) figuurnaad2. pincesf pl1) (knijp)tang2) stelten, poten -
56 plusieurs
-
57 rayon
rayon [rejjõ]〈m.〉2 straal ⇒ radius, omtrek3 (boeken)plank ⇒ (boeken)rek, schap6 voor ⇒ rij, regel♦voorbeelden:rayons visuels • lichtstralenrayons X • röntgenstralenémettre, envoyer, lancer des rayons • licht uitstralen1. m1) straal2) radius3) boekenplank, boekenrek4) afdeling [winkel]5) honingraat6) spaak [wiel]2. rayonsm pl1) straling -
58 réserve
réserve [reezerv]〈v.〉2 gereserveerdheid ⇒ terughoudendheid, ingetogenheid♦voorbeelden:vivres de réserve • reservevoorraad levensmiddelende réserve • apart gehouden, reserve-2 être, se tenir, demeurer sur la réserve • op z'n hoede zijn, blijvensous réserve d'erreur • fouten daargelatenfaire des réserves sur qc. • een slag om de arm houden m.b.t. iets1. f1) voorraad, reserve3) reservaat4) erfdeel2. réserve(s)f (pl) -
59 réservé
réserve [reezerv]〈v.〉2 gereserveerdheid ⇒ terughoudendheid, ingetogenheid♦voorbeelden:vivres de réserve • reservevoorraad levensmiddelende réserve • apart gehouden, reserve-2 être, se tenir, demeurer sur la réserve • op z'n hoede zijn, blijvensous réserve d'erreur • fouten daargelatenfaire des réserves sur qc. • een slag om de arm houden m.b.t. ietsadj2) terughoudend, ingetogen3) voorbehouden -
60 reste
reste [rest]〈m.〉1 rest ⇒ overschot, restant2 rest ⇒ overige, verdere gedeelte♦voorbeelden:reste d'espoir • sprankje hoopne pas attendre, ne pas demander son reste • zich uit de voeten maken, de rest van de bui niet afwachtensans parler du reste • om over de rest maar te zwijgenavoir de l'argent de reste • geld te over hebbenpour le reste, quant au reste • wat de rest betreftet (tout) le reste • enzovoortêtre, demeurer en reste • in gebreke blijvenpour ne pas être en reste • om niet achter te blijven1. m 2. restesm pl1) overblijfselen, ruïnes
См. также в других словарях:
Flemish Movement — The Flemish Movement ( nl. Vlaamse Beweging) is a popular term used to describe the political movement for emancipation and greater autonomy of the Belgian region of Flanders, for protection of the Dutch language, and for the over all protection… … Wikipedia
Dutch conjugation — Dutch grammar series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia
Mouvement flamand — Le drapeau de combat flamand, symbole du mouvement flamand. On appelle collectivement mouvement flamand l ensemble des associations et des individus qui mettent l accent sur l émancipation du peuple flamand dans le contexte belge. Sur le plan… … Wikipédia en Français
Rode Leeuwen — Les Rode Leeuwen (« Lions rouges ») ont constitué entre 1968 et 1978 une première scission entre socialistes flamands et francophones dans l arrondissement de Bruxelles Hal Vilvorde avant celle, définitive, du Parti socialiste belge… … Wikipédia en Français
Nacionalismo flamenco — El movimiento flamenco emplea una variante de la bandera de Flandes, donde el león tiene la lengua y las zarpas negras en vez de rojas. El movimiento flamenco (en flamenco:Vlaamse Beweging) es un término popular empleado para describir el… … Wikipedia Español
Centre de coordination des organisations flamandes — Le centre de coordination des organisations flamandes (Overlegcentrum van de Vlaamse verenigingen, OVV en néerlandais) est un lobby politique nationaliste flamand qui a pour idéologie politique l indépendance de la Flandre. Il réunit des… … Wikipédia en Français
Visueel Festival Visuel — Créé en 2005, le Visueel Festival Visuel est le fruit d’une collaboration entre les Centres Culturels francophone et néerlandophone berchemois. Il trouve sa spécificité dans sa volonté de dépasser tous les clivages culturels et linguistiques en… … Wikipédia en Français