-
1 momie
momie [mommie]〈v.〉1 mummie♦voorbeelden:rester là comme une momie • als een paal blijven staanf1) mummie3) ouderwets persoon, fossiel -
2 personne
personne1 [person]〈v.〉1 persoon ⇒ mens, iemand2 lichaam♦voorbeelden:personne âgée • bejaardeles Personnes divines • de Drie-eenheidgrande personne • volwassenela personne humaine • de menspar une tierce personne, par personne interposée • via een tussenpersoontoute sa personne rayonnait la joie de vivre • heel zijn, haar wezen straalde levensvreugde uitaimer, soigner sa personne • zichzelf verwennenexposer sa personne • zijn leven in de waagschaal stellenfaire grand cas de sa (petite) personne • zeer met zichzelf ingenomen zijnpayer de sa personne • zich niet ontzienen personne • in eigen persoonpar personne • per persoonune personne • iemand————————personne2 [person]♦voorbeelden:vous le savez mieux que personne • u weet het beter dan wie ooksans avoir vu personne • zonder iemand gezien te hebbenje n'ai rencontré personne de sérieux • ik ben geen serieus iemand tegengekomen1. f1) persoon2) lichaam2. pron -
3 tête
tête [tet]〈v.〉1 hoofd ⇒ kop, gezicht5 kop ⇒ top, bovenkant, voorste gedeelte♦voorbeelden:1 avoir, être une tête à claques, à gifles • een irritant koppie, een rotkop hebbentête de mort • doodshoofd, doodskopune tête de six pieds de long • een lang gezicht, een gezicht als een oorwurmde la tête aux pieds • van top tot teenêtre la tête de Turc, servir de tête de Turc • het mikpunt, pispaaltje zijndonner tête baissée dans qc. • blindelings, zonder te kijken ergens op inlopen, tegenaan lopen; 〈 ook〉 er blindelings inlopenavoir une bonne tête • er betrouwbaar, intelligent uitzien, een sympathieke kop hebbence sont deux têtes sous un même bonnet • dat zijn twee handen op één buiktomber la tête la première • voorovervallenla tête renversée • met het hoofd naar achterensale tête • gemene kopcourir tête baissée • lopen zo snel als men kandonner sa tête à couper • zijn hoofd eronder durven verweddenen faire une tête • een lang gezicht zettenjeter qc. à la tête de qn. • iemand iets naar het hoofd slingeren, iemand iets verwijtenrompre la tête à qn. • iemand de oren van het hoofd schreeuwentourner la tête • het hoofd afwenden2 c'est, il a une tête en l'air, tête sans cervelle, tête de linotte, tête d'oiseau • hij is een leeghoofd, heeft de hersens van een garnaal, gedraagt zich als een kip zonder kopavoir une tête de cochon, de mule • koppig zijnêtre une tête de cochon, de lard, de mule, de pioche • een stijfkop zijnmettre la tête à l'envers à qn. • iemand het hoofd op hol brengentête brûlée • heethoofdavoir la tête chaude • een heethoofd, driftkop zijnavoir la tête fêlée • een beetje getikt zijnune forte tête • iemand met een eigen wil, dwarskopavoir la tête froide • koelbloedig zijn〈 informeel〉 une grosse tête • een knappe kop, superintelligent persoon〈 informeel〉 avoir une, la grosse tête • pretenties, praatjes hebben〈 informeel〉 petite tête! • domkop!, sufferd(je)!examiner, réfléchir à tête reposée • rustig, op z'n gemak bekijken, overdenkenavoir la tête solide • veel aan zijn hoofd kunnen hebbenavoir toute sa tête • bij zijn volle verstand zijnavoir la tête vide • niet (meer) kunnen nadenken, zich niets meer kunnen herinnerenavoir de la tête • een goed verstand hebbenavoir la tête à ce qu'on fait • zijn hoofd, zijn aandacht bij zijn werk hebbenavoir la tête près du bonnet • een heethoofd, driftkop zijncasser, fendre la tête à qn. • iemand op zijn zenuwen werken, irriterense casser la tête contre les murs • met zijn hoofd tegen de muur lopen, wanhopig zijnchercher dans sa tête • proberen zich iets te herinnerense creuser la tête • z'n hersens pijnigenéchauffer la tête • iemand nijdig, woedend makenn'en faire qu'à sa tête • precies doen waar men zin in heeftfourrer, mettre qc. dans la tête • iets in het hoofd prentense mettre dans la tête, en tête de 〈+ onbepaalde wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten omse mettre dans la tête, en tête que 〈+ aantonende wijs〉 • zich in het hoofd halen, zetten dat, zich inbeelden datidée qui passe par la tête de qn. • idee dat zomaar bij iemand opkomtperdre la tête • het hoofd, zijn verstand verliezen, gek wordenle vin lui tourne la tête • de wijn stijgt hem naar het hoofdtourner la tête à qn. • iemand het hoofd op hol brengenavoir la tête ailleurs • er met zijn gedachten niet bij zijn, afwezig zijn〈 spreekwoord〉 quand on n'a pas de tête, il faut avoir des jambes • wie zijn hoofd vergeet, moet zijn benen gebruikende tête • uit het hoofd, in gedachtenavoir une idée (de) derrière la tête • iets in zijn achterhoofd hebbense mettre à la tête, prendre la tête de • de leiding nemen overà la tête, en tête de • aan het hoofd, aan de leiding vanpar tête • per persoon, per mantête d'ail • knoflookbolletjetête d'épingle • speldenknoptête de ligne • kopstation, beginpunt van een lijntête du lit • hoofdeinde van het bedtête de pipe • pijpenkopvirer tête à queue • helemaal om zijn as draaien, een draai van 180 graden makenwagon de tête • voorste wagontête nucléaire • atoomkopmusique en tête • de muziek vooropcôté tête • kop(zijde), kruisavoir la tête sur les épaules • met beide benen op de grond staanmauvaise tête • dwarsligger, lastpostfaire la mauvaise tête • koppig zijn, dwars liggense cogner, se taper la tête contre les murs • wanhopig naar een oplossing zoekenne plus savoir où donner de la tête • niet meer weten waar te beginnen, overstelpt zijn met werkfaire la tête (à qn.) • mokken (tegen iemand), boos zijn (op iemand)se jeter à la tête de qn. • toenadering zoeken tot iemand, zich bij iemand opdringenlaver la tête à qn. • iemand een flinke uitbrander gevenmonter la tête à qn. • iemand tegen iemand opzettense monter la tête • zich ergens over opwinden, spoken ziense payer (doucement) la tête de qn. • iemand (stiekem) voor de gek houdenpiquer une tête • een duik nemen, duikenredresser, relever la tête • zijn zelfvertrouwen herwinnenrisquer, sauver sa tête • zijn leven wagen, het er levend van afbrengentenir tête • het hoofd bieden, standhoudenen avoir par-dessus la tête • er schoon genoeg van hebben, er de buik van vol hebbenf1) hoofd, kop2) gezicht3) leider4) kopbal5) top, bovenkant -
4 le
le1 [lə],♦voorbeelden:1 je l'en remercie • ik bedank hem, haar ervoorêtes-vous le roi? je le suis • bent u de koning? dat ben ik————————le2 [lə],〈 lidwoord〉1 de, het♦voorbeelden:l'article trois • artikel driela Callas • Callasoh! le beau chien • o, wat een mooie hondle commissaire Maigret • commissaris Maigretallez, les enfants! • kom, kinderen!il s'est cassé la jambe • hij heeft zijn been gebrokenle médecin reçoit le(s) lundi(s) • de dokter houdt spreekuur op maandagla mine allongée • met een lang gezicht〈 informeel〉 le Pierre, la Jeanne • Piet, Jannietrois fois la semaine • drie keer per weekà la française • op z'n Fransl'on • men1. = la; = les; pron1) hem, haar [persoon]2) hen, ze [persoon pl]3) het [zaak]4) ze [zaak pl]2. = la; = les; artde, het -
5 carnaval
-
6 guenille
-
7 inconscient
inconscient [ẽkõsjã]♦voorbeelden:un(e) inconscient(e) • lichtzinnig persoon1. m 2. inconscient/-em/f3. adj3) bewusteloos -
8 indiscret
indiscret [ẽdieskre],indiscrète [ẽdieskret]♦voorbeelden:un indiscret, une indiscrète • onbescheiden persoonun indiscret, une indiscrète • loslippig persoon= indiscrète; adj1) indiscreet, opdringerig2) loslippig -
9 médiocrité
médiocrité [meedjokrietee]〈v.〉1 middelmatigheid ⇒ matigheid, middelmaatf1) middelmatigheid, middelmaat -
10 néant
néant [nee.ã]〈m.〉1 (het) niets ⇒ (het) niet-bestaan, dood2 nietigheid ⇒ vergankelijkheid, onbeduidendheid3 〈 formeel〉voorwerp, persoon zonder waarde♦voorbeelden:1 réduire à néant • vernietigen, tenietdoensignes particuliers: néant • bijzondere kenmerken: geenm1) niets2) nietigheid3) nul, persoon zonder waarde -
11 notabilité
-
12 question
question [kestjõ]〈v.〉1 vraag2 kwestie ⇒ vraagstuk, probleem♦voorbeelden:1 question à choix multiple • meerkeuzevraag, multiplechoicevraagbelle question!, cette question! • wat een vraag!question spécieuse • strikvraagse poser des questions • zich een en ander afvragenla question de savoir si • de vraag of2 question de confiance! • kwestie van vertrouwen!poser la question de confiance • de vertrouwenskwestie stellence qui est en question • waar het over gaatla personne en question • de bewuste persoon, de persoon in kwestiemettre qc. en question • iets in twijfel trekkentout remettre en question • alles op losse schroeven zettenc'est là toute la question, là est la question • dáár gaat het omil est question de l'envoyer à l'étranger • er is sprake van hem naar het buitenland te sturende quoi est-il question? • waar gaat het over?cela ne fait pas question • dat is buiten kijfpas question! • geen sprake van, daar komt niets van in!f1) vraag2) kwestie3) foltering -
13 sauvage
sauvage [soovaazĵ]1 wild ⇒ ongetemd, woest♦voorbeelden:un sauvage • barbaarà l'état sauvage • in 't wildretourner à l'état sauvage • terugkeren tot de natuurle sauvage • de primitieve mens, wilde→ grève1. m/f2) barbaar3) onmens, wreedaard2. adj1) wild2) wreed3) ongerept4) woest, verlaten5) eenzelvig, schuw6) spontaan -
14 sujet
sujet1 [suuzĵe]〈m.〉2 reden ⇒ motief, oorzaak4 patiënt5 proefpersoon, -dier♦voorbeelden:à ce sujet • daaromtrentau sujet de • naar aanleiding vansur ce sujet • over dit onderwerp→ pronombon sujet • brave figuurmauvais sujet • deugniet————————sujet2 [suuzĵe],sujette [suuzĵet]〈m., v.〉————————sujette (à) [suuzĵet]1 onderhevig (aan) ⇒ lijdend (aan), gevoelig (voor)♦voorbeelden:→ caution1. m1) onderwerp, thema2) motief3) persoon4) patiënt5) proefpersoon, -dier6) subject2. sujet/-ettem/f -
15 colosse
colosse [kollos]〈m.〉 -
16 la personne en question
la personne en questionde bewuste persoon, de persoon in kwestie -
17 manchot
-
18 un indiscret, une indiscrète
un indiscret, une indiscrète————————un indiscret, une indiscrèteDictionnaire français-néerlandais > un indiscret, une indiscrète
-
19 un manchot
-
20 accès
accès [aakse]〈m.〉2 aanval ⇒ vlaag, bui♦voorbeelden:1 voie d'accès • toegangs-, invalswegpersonne d'accès difficile • moeilijk te benaderen persoonaccès d'éternuement • niesbuipar accès • bij vlagenm1) toegang2) aanval, bui
См. также в других словарях:
Persoon — Persoon, Christ. Heinrich, geb. auf dem Vorgebirge der guten Hoffnung; kam 12 Jahre alt nach Europa, studirte in Leyden u. Göttingen Medicin, widmete sich aber vorzugsweise der Pflanzenkunde, privatisirte in Göttingen, ging von da nach Paris u.… … Pierer's Universal-Lexikon
Persoon — Persoon, Christian Hendrik, Mykolog, geb. 1755 in Kapstadt, gest. 17. Febr. 1837 in Paris, studierte in Leiden und Göttingen Medizin und Naturgeschichte und lebte dann als Arzt in Paris. P. schuf das erste wissenschaftliche System der Pilze und… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
persoon — persoon(e, oun(e, own obs. ff. parson, person … Useful english dictionary
Persoon — Christian Hendrik Persoon Christian Hendrik Persoon (* 1. Februar 1761 in Südafrika; † 16. November 1836 in Paris) war ein Mykologe und Botaniker. Sein offizielles botanisches Autorenkürzel lautet „Pers.“ … Deutsch Wikipedia
Persoon — Christiaan Hendrik Persoon Christiaan Hendrik Persoon Christiaan Hendrik Persoon (1er février 1761, Cap en Afrique du Sud 16 novembre 1836, Paris) est un mycologue sud africain ayant passé la second … Wikipédia en Français
persoon — suma, sma … Woordenlijst Sranan
Christiaan Hendrik Persoon — Christiaan Hendrik Persoon … Wikipedia Español
Christiaan Hendrik Persoon — Born 1761 (1761) … Wikipedia
Christiaan Hendrik Persoon — C.H. Persoon Naissance 1er février 1761 Stellenbosch (Afrique du Sud) Nationalité … Wikipédia en Français
Christiaan Hendrik Persoon — Christian Hendrik Persoon Christian Hendrik Persoon (* 1. Februar 1761 in Südafrika; † 16. November 1836 in Paris) war ein Mykologe und Botaniker. Sein offizielles botanisches Autorenkürzel lautet „Pers.“ … Deutsch Wikipedia
Christian Hendrik Persoon — Christiaan Hendrik Persoon Christiaan Hendrik Persoon Christiaan Hendrik Persoon (1er février 1761, Cap en Afrique du Sud 16 novembre 1836, Paris) est un mycologue sud africain ayant passé la second … Wikipédia en Français