Перевод: с французского на нидерландский

с нидерландского на французский

С нидерландского на:
Французский
С французского на:
Нидерландский

weggooien

Толкование Перевод

1 balancer

balancer [baalãsee]

I    〈 onovergankelijk werkwoord〉〈 formeel〉

1 schommelen ⇒ heen en weer wieg(el)en, wippen, bengelen

2 aarzelen ⇒ besluiteloos zijn

♦voorbeelden:

2    entre les deux mon coeur balance • ik kan niet kiezen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (heen en weer) slingeren ⇒ zwaaien, wieg(el)en

2 〈informeel; iets〉 weggooien ⇒ 〈 iemand〉 eruit gooien, aan de dijk zetten

3 in evenwicht brengen ⇒ evenwichtig, regelmatig verdelen

♦voorbeelden:

1    balancer les bras • met de armen zwaaien

balancer les hanches • met de heupen wiegen

il a été balancé de l'usine • hij is uit de fabriek gegooid

2    qu'est-ce qu'il m'a balancé! • wat heeft hij me niet allemaal naar het hoofd geslingerd!

il y a des moments où j'ai envie de tout balancer • soms heb ik zin om de hele boel erbij neer te gooien

3    balancer un compte • een balans sluitend maken

III se balancer 〈 wederkerend werkwoord〉

1 schommelen ⇒ heen en weer, op en neer wippen

2 met elkaar in evenwicht zijn

♦voorbeelden:

¶    〈 informeel〉 je m'en balance • het kan me niet bommen, daar heb ik lak aan

1. v
1) schommelen

2) aarzelen

3) (heen en weer) slingeren

4) eruit gooien

5) in evenwicht brengen
2. se balancer
v

1) schommelen

2) met elkaar in evenwicht zijn

Dictionnaire français-néerlandais > balancer
2 bébé

bébé [beebee]

〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉

1 baby ⇒ zuigeling, klein kind

2 pop

♦voorbeelden:

1 attendre un bébé • een kind verwachten

il est resté bébé • hij is nog een groot kind

faire le bébé • zich kinderachtig gedragen

jeter le bébé avec l'eau du bain • het kind met het badwater weggooien

¶ bébé chien • jong hondje

m

1) baby

2) pop

Dictionnaire français-néerlandais > bébé
3 jeter

jeter [zĵətee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 werpen ⇒ (naar beneden) gooien, neergooien

2 weggooien ⇒ wegwerpen

3 veroorzaken ⇒ teweegbrengen

4 〈 metaal〉 gieten

5 met kracht uiten

♦voorbeelden:

1    jeter un coup d'oeil sur • een blik werpen op

jeter un sourire à qn. • naar iemand glimlachen

jeter bas • op, tegen de grond gooien

jeter à bas, à terre • op, tegen de grond gooien

  → ancre, éponge, huile, tête

2    jeter qn. dehors • iemand de deur uitgooien

3    jeter le trouble • verwarring stichten

5    jeter des cris • kreten slaken

¶    〈 informeel〉 en jeter • indruk maken, er mooi uitzien

II se jeter 〈 wederkerend werkwoord〉

1 zich werpen ⇒ springen, zich gooien

2 uitmonden

♦voorbeelden:

1    se jeter au cou de qn. • iemand om de hals vliegen

il s'est jeté contre un arbre • hij is tegen een boom aangevlogen

se jeter par la fenêtre • uit het raam springen

2    se jeter dans • uitmonden in

  → eau

¶    〈 informeel〉 s'en jeter un (derrière la cravate) • een glaasje naar binnen slaan

v

1) (weg)werpen, neergooien

2) veroorzaken

3) gieten [metaal]

4) eruit gooien

5) met kracht uiten

Dictionnaire français-néerlandais > jeter
4 ordure

ordure [orduur]

〈v.〉

1 vuil ⇒ vuiligheid ⇒ 〈 meervoud〉 vuilnis

2 〈 meervoud〉 uitwerpselen

3 vies woord

4 〈 vulgair〉 gore smeerlap

♦voorbeelden:

1 tas d'ordures • afvalhoop

ordures ménagères • huisvuil

enlever les ordures • het huisvuil ophalen

jeter, mettre aux ordures • weggooien

3 flot d'ordures • stortvloed van gore taal

1. f
1) vuil, vuiligheid

2) vies woord

3) smeerlap
2. ordures
f pl

1) vuilnis

2) uitwerpselen

3) vuile taal

Dictionnaire français-néerlandais > ordure
5 vider

vider [viedee]

I    〈 overgankelijk werkwoord〉

1 legen ⇒ ontdoen (van), halen (uit)

2 〈 vis, gevogelte〉 schoonmaken

3 uitputten

4 regelen ⇒ een einde maken aan ⇒ 〈 geschil〉 beslechten

5 〈 informeel〉 eruit gooien ⇒ de laan uitsturen

♦voorbeelden:

1    le froid a vidé les terrasses • de kou heeft de mensen van de terrassen verdreven

vider l'eau d' un vase • het water uit een vaas weggooien

vider une maison de ses meubles • de meubels uit een huis halen

  → abcès, coeur, lieu, sac

5    〈 informeel〉 il s'est fait vider • hij is er uitgetrapt

¶    vider les ordures • de vuilnisbak leeggooien

II se vider 〈 wederkerend werkwoord〉

1 leegstromen ⇒ uitstromen

2 lozen (op)

3 beslecht worden

♦voorbeelden:

1    le musée se vide de ses visiteurs • de bezoekers verlaten het museum

1. v
1) legen, halen (uit)

2) schoonmaken [vis, gevogelte]

3) uitputten

4) beslechten [geschil]

5) eruit gooien
2. se vider
v

1) leegstromen

2) lozen (op)

3) beslecht worden

Dictionnaire français-néerlandais > vider
6 jeter le bébé avec l'eau du bain

jeter le bébé avec l'eau du bain

het kind met het badwater weggooien

Dictionnaire français-néerlandais > jeter le bébé avec l'eau du bain
7 jeter, mettre aux ordures

jeter, mettre aux ordures

weggooien

Dictionnaire français-néerlandais > jeter, mettre aux ordures
8 vider l'eau d' un vase

vider l'eau d' un vase

het water uit een vaas weggooien

Dictionnaire français-néerlandais > vider l'eau d' un vase

См. также в других словарях:

weggooien — trowe … Woordenlijst Sranan

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на нидерландский

weggooien

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с французского на нидерландский

weggooien

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: