-
1 cul
cul [kuu]〈m.〉♦voorbeelden:histoire de cul • geil praatjemagazine de cul • blootbladtrou du cul • gat, holne pas se casser le cul pour un travail • zich niet direct uit de naad werkenlécher le cul de, à qn. • iemands gat likken〈 vulgair〉 se torcher le cul avec • aan zijn laars lappen, zich geen snars aantrekken vancul de bouteille • ziel van een flesfaire cul sec en buvant • het glas in één teug leegdrinkenmon cul! • ammehoela!en avoir plein le cul • het spuugzat zijnc'est à se taper le cul par terre • ik lach me te plettertirer au cul • zich drukkenrenverser cul par-dessus tête • ondersteboven gooientomber sur le cul • met z'n bek wijd open staan van verbazingm1) kont, reet, gat2) klootzak3) bodem, onderkant4) achterkant -
2 péter
péter [peetee]♦voorbeelden:〈 informeel〉 il faut que ça pète (ou que ça dise pourquoi) • nu wordt het menens (of anders gebeurt er wat)♦voorbeelden:v2) knallen3) stuk gaan4) kapot maken -
3 branler
-
4 baiser
baiser1 [bezzee]〈m.〉♦voorbeelden:bons baisers de Paris • veel liefs uit Parijsgros baiser • pakkerdpetit baiser • kusjedonner le baiser de paix à qn. • zich met iemand verzoenenenvoyer un baiser à qn. • iemand een kushandje gevenprendre un baiser • een kus stelen————————baiser2 [bezzee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:baiser qn. au front • iemand op het voorhoofd kussenmkus, zoen -
5 camp
camp [kã]〈m.〉1 kamp♦voorbeelden:vie de camp • soldatenleven te veldevivre en camp volant • als een zwerver leven〈 figuurlijk〉 lever le camp • opbreken, z'n hielen lichtenm1) kamp2) legerplaats3) camping4) kamp, partij -
6 commun
commun [kommũ]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m.〉1 gemeenschappelijk ⇒ collectief, gezamenlijk2 algemeen ⇒ universeel, openbaar3 gewoon ⇒ alledaags, veel voorkomend4 vulgair ⇒ banaal, ordinair♦voorbeelden:point commun • punt van overeenkomstmettre en commun • verdelenen commun • gemeenschappelijkcela n'a rien de commun • dat is heel ongewoonpeu commun • buitengewoonhors du commun • buitengewoonle commun des mortels • de gewone stervelingenadj1) gemeen(schappelijk), gezamenlijk2) algemeen, universeel3) gewoon, alledaags4) vulgair -
7 gueule
gueule [gul]〈v.〉♦voorbeelden:gueule de raie • lelijke smoelune fine gueule • een fijnproeverc'est une grande gueule • hij heeft een grote bekcrever la gueule ouverte • verrekkenta gueule! • hou je bek, scheur!se fendre la gueule • zich een aap lachentaire sa gueule • z'n bek houdengueules noires • mijnwerkers, kompelsune jolie petite gueule • een aardig koppieune sale gueule • een rotkopavoir la gueule de bois • een kater hebbencasser la gueule de, à qn. • iemand op z'n bek slaanse casser la gueule • op z'n bek vallenfaire la gueule • een lelijk gezicht trekken, mokkense faire casser la gueule • overhoop geschoten worden, op z'n donder krijgenc'est bien fait pour ta gueule! • net goed voor je!s'en mettre plein la gueule • zich volproppenramener sa gueule • een grote mond hebben, tekeergaanf1) bek, muil2) moel, ponem, lop3) uiterlijk -
8 mouiller
mouiller [moejee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 nat maken ⇒ bevochtigen, invochten♦voorbeelden:→ ancre2 betrokken raken (bij) ⇒ in opspraak komen, zich compromitterenv2) 'm knijpen3) geil worden4) nat maken, bevochtigen5) aanlengen -
9 qui
qui [kie]1 die, dat ⇒ wie, welke♦voorbeelden:1 qu'est-ce qui? • wat?qui est-ce qui? • wie?voilà qui doit être intéressant • dat moet interessant zijnc'était à qui arriverait le premier • ze deden wie of het eerst zou aankomen2 ce qui m'embête c'est que … • wat me ergert is dat …qui plus est • bovendien¶ tous, on lisait qui un roman, qui un journal • allemaal zaten we te lezen, de één een roman, de ander een krantII 〈 vragend voornaamwoord〉1 wie?2 wat?♦voorbeelden:qui est-ce? • wie is daar?, wie is dat?qui que ce soit • wie (het) dan ook (is)qui que ce soit qui vous l'ait dit • wie het u ook gezegd heeftpron1) die, dat, wie, welke2) wat, hetgeen3) wie?4) wat? -
10 chiasse
chiasse [sĵie.aas]〈v.〉♦voorbeelden:3 quelle chiasse! • wat een doffe ellende!, wat is dat strontvervelend! -
11 ratatiner
ratatiner [raataatienee] -
12 bâton
bâton [baatõ]〈m.〉♦voorbeelden:bâton du chef d'orchestre • dirigeerstokjebâton de craie • krijtjebâton de réglisse • pijp dropbâton de rouge (à lèvres) • lippenstift〈 figuurlijk〉 être le bâton de vieillesse de qn. • iemands steun en toeverlaat zijn in zijn ouderdombâton blanc d'agent de police • verkeersstok〈 figuurlijk〉 parler à bâtons rompus (de qc.) • van de hak op de tak springen (bij het vertellen van iets)m1) stok, sta(a)f2) sport [van stoel] -
13 bobine
-
14 bourrer
bourrer [boeree]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (op)vullen ⇒ volstoppen, volproppen3 een opstopper geven ⇒ stompen, afrossen♦voorbeelden:bourrer sa pipe • z'n pijp stoppen1. v2) volstoppen, volproppen3) wegbergen4) stompen, afrossen2. se bourrerv -
15 braise
braise [brez]〈v.〉♦voorbeelden:f -
16 cave
cave1 [kaav]II 〈v.〉1 kelder3 kelder ⇒ muziek-, chanson-, jazzkelder4 bar ⇒ drankkast, drankkist♦voorbeelden:fouiller la maison de la cave au grenier • het huis van onder tot boven doorzoeken→ rat————————cave2 [kaav]♦voorbeelden:yeux caves • diepliggende ogen1. f1) kelder2) wijnkelder2. adj1) hol2) lijp, oenig -
17 charogne
-
18 chatte
-
19 chier
chier [sĵjee]1 schijten♦voorbeelden:¶ c'est chié, ce film! • die film is uit de kunst!faire chier qn. • iemand zijn neus uitkomença me fait chier • daaraan heb ik een klerehekelv -
20 cirer
См. также в других словарях:
POURRIR — v. n. S altérer, se gâter, se corrompre. Les fruits pourrissent quand on les garde trop longtemps. Il y a eu tant de pluies, que le raisin pourrissait sur le cep au lieu de mûrir. Le bois de chêne ne pourrit pas dans l eau aussi promptement que… … Dictionnaire de l'Academie Francaise, 7eme edition (1835)
Napolitain — Carte du groupe italo roman méridional. Le napolitain est noté par « IVb ». Le napolitain est la langue parlée à Naples qui fait partie d un ensemble plus vaste de parlers dits méridionaux … Wikipédia en Français
Amsterdam Gay Pride — Gay Pride Amsterdam 2005 Amsterdam Gay Pride (AGP) ist ein jährlich am ersten Wochenende im August abgehaltenes Festival in der Innenstadt von Amsterdam für Homosexuelle, Bisexuelle, Lesben, Transgender und Transsexuelle (kurz: LGBT), mit einer… … Deutsch Wikipedia
tripudier — (entrée créée par le supplément) (tri pu di é) v. n. Mot forgé du latin. Danser, sauter de joie. • Astres bénins [dindes truffées] dont l apparition fait scintiller, radier et tripudier les gourmands de toutes les catégories, BRILLAT SAVARIN… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
vulgär — Adj std. (17. Jh.) Entlehnung. Entlehnt aus frz. vulgaire, dieses aus l. vulgāris gemein, niedrig, allgemein , zu l. vulgus Volk . Ebenso nndl. vulgair, ne. vulgar, nfrz. vulgaire, nschw. vulgär, nnorw. vulgær. ✎ DF 6 (1983), 280 285.… … Etymologisches Wörterbuch der deutschen sprache