-
21 crumple
v. ver/wegschrompelen, ineenklappen; verfrommelen[ krumpl]1 〈vaak +up〉ver/wegschrompelen ⇒ ineenstorten/klappen♦voorbeelden: -
22 curl up
spiralen, kringelen; neergaan/halen; zich (behaaglijk) oprollencurl up3 〈 informeel〉neergaan/halen ⇒ in elkaar (doen) klappen, tegen de vlakte (doen) gaan♦voorbeelden:1 zich (behaaglijk) oprollen/nestelen ⇒ in elkaar kruipen, zich schurken♦voorbeelden:1 the cat curled (itself) up near the fire • de kat nestelde zich/rolde zich op bij het vuur -
23 flap
n. flap; slag; vleugel (van deur); lip; hanger; paniek--------v. flapperenflap1[ flæp] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:4 be (all) in a flap • in paniek/opgewonden zijnget into a flap • in paniek/opgewonden raken————————flap2〈 flapped〉1 flapp(er)en ⇒ klepp(er)en, slaan2 vliegen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 op en neer bewegen ⇒ flappe(re)n, slaan met2 klappen ⇒ slaan, meppen♦voorbeelden: -
24 flop
n. mep, slag (van slaan); slag-geluid; complete flop (slang)--------v. vallen, omvallen, verworpen worden; omgooien; falen (slang)flop1[ flop] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 onhandige beweging ⇒ zwaai, gespartel————————flop2〈werkwoord; flopped〉1 zwaaien ⇒ klappen, spartelen2 smakken ⇒ ploffen, plonzen♦voorbeelden:————————flop3〈 bijwoord〉1 met een smak/plof/bons/plons -
25 go bang
ontploffen———————— -
26 hard
adj. hard--------adv. met inspanning; naast-hard1[ ha:d]1 hard ⇒ vast(staand); krachtig; taai, robuust3 moeilijk ⇒ hard, lastig♦voorbeelden:hard currency • harde valutahard drink/liquor • sterkedrankhard drug • harddrugtake some hard knocks • harde klappen krijgen, het zwaar te verduren hebbena hard winter • een felle/strenge winterhard and fast rule/line • vaste regel, stalen weta hard case • een onverbeterlijk/moeilijk geval〈Amerikaans-Engels; informeel〉 hard sell • harde/agressieve verkoopmethodelearn something the hard way • door bittere ervaring lerenbe hard (up)on someone • onaardig/streng zijn tegen iemandshe gave him a hard time • hij kreeg het zwaar te verduren van haar(fall on) hard times • moeilijke tijden (beleven)hard to believe • moeilijk te gelovenhard of hearing • slechthorend, hardhorend¶ hard cash • baar geld, kende munthard feelings • wrok(gevoelens), rancuneno hard feelings? • even goede vrienden?hard luck/ 〈 Brits-Engels〉 lines • pech, tegenslagas hard as nails • ongevoelig, onverzoenlijkplay hard to get • moeilijk doen, zich ongenaakbaar opstellenhard by • vlakbijbe hard on something • iets vlug verslijten→ hard up hard up/II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 hard ⇒ ijverig, energiek♦voorbeelden:1 a hard drinker • een stevige/zware drinkera hard worker • een harde werker————————hard2〈 bijwoord〉1 hard ⇒ krachtig, inspannend, zwaar♦voorbeelden:be hard done by • te kort gedaan/benadeeld zijnlook hard • aandachtig kijkenthink hard • diep nadenkenbe hard on someone's heel(s)/trail • iemand op de hielen zittentraditions/old habits die hard • tradities/vaste gewoonten verdwijnen niet gauwtake something hard • iets zwaar opnemen, zwaar lijden onder iets -
27 have been through the mill
have been through the mill -
28 implode
v. imploderen, ineenklappen, doen imploderen, ineen laten klappen[ implood]1 (doen) imploderen ⇒ (doen) ineenklappen/ploffen -
29 know the tricks of the trade
-
30 mill
n. molen; malerij; molensteen; fabriek; muntstuk; box wedstrijd--------v. malen; rondlopen, wemelen; slaan met een vuistmill1[ mil] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 molen ⇒ malerij; maalmachine; pers2 fabriek♦voorbeelden:put someone through the mill • iemand f onder handen nemenhave been through the mill • het klappen van de zweep kennen————————mill2〈 werkwoord〉1 malen -
31 pack quite a punch
-
32 pound
n. pond, gewicht van 454 gram (gewichtseenheid; munteenheid); eenheid van apothekersgewicht gelijk aan 12 (Engelse/Amerikaanse) ons; meeteenheid; munteenheid bij een telefoon; depot (v. dieren); grote slag--------v. hard slaan, stampenpound1[ paund] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: in betekenis 0.1 en 0.2 ook pound〉♦voorbeelden:————————pound2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (fijn)stampen ⇒ verpulveren, fijnmaken→ pound away pound away/ -
33 punch
n. vuistslag, stomp; pons; drevel; punch--------v. stompen; ponsenpunch1[ puntsj]I 〈eigennaam; Punch〉♦voorbeelden:1 werktuig om gaten te slaan ⇒ pons(machine/tang); perforator; kniptang♦voorbeelden:♦voorbeelden:————————punch21 ponsen2 slaan♦voorbeelden:3 punch in/out • klokken bij binnenkomst/vertrekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slaan ⇒ een klap/vuistslag geven♦voorbeelden:1 he punched down/in the nails • hij dreef/sloeg de spijkers erinshe punched up £1 on the cash register • ze sloeg 1 pond aan op de kassa -
34 rain down
rain down♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 doen neerdalen ⇒ doen neerkomen, neerstorten♦voorbeelden: -
35 rain
n. regen, bui--------v. regenenrain1[ reen]1 regen ⇒ regenbui, regenval♦voorbeelden:a rain of blows • een reeks klappena rain of congratulations • een stroom gelukwensen¶ (come) rain or shine • weer of geen weer, onder alle omstandigheden→ right right/II 〈meervoud; the〉————————rain2♦voorbeelden:hospitality rained upon the visitors • de bezoekers werden overladen met gastvrijheid→ rain down rain down/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 the match was rained off/ 〈 Amerikaans-Engels〉 out • de wedstrijd werd afgelast/onderbroken vanwege de regen2 the father rained presents upon his only daughter • de vader overstelpte zijn enige dochter met cadeaus→ rain down rain down/ -
36 rally
n. verzameling, hergroepering (v. troepen, enz.); bijeenkomst; opleving, herstel; serie slagen/klappen (tennis, boksen); rally, sterrit (sport)--------v. zich verzamelen; verzamelen; bijkomen; bijeenkomenrally1[ rælie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: rallies〉————————rally2〈 rallied〉1 bijeenkomen ⇒ zich verzamelen/hergroeperen4 (zich) herstellen ⇒ opleven, weer bijkomen♦voorbeelden:rally round the flag • zich om de vlag scharenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 verzamelen ⇒ ordenen, herenigen2 bijeenbrengen ⇒ verenigen, op de been brengen♦voorbeelden: -
37 receive
v. ontvangen; ontvangen; verkrijgen[ rissie:v]1 ontvangen ⇒ verwelkomen, bezoek/gasten ontvangen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 ontvangen ⇒ krijgen, in ontvangst nemen2 opvangen ⇒ toelaten, opnemen♦voorbeelden:2 be at/on the receiving end • al de klappen krijgen/klachten incasseren -
38 smack
adv. met een klap; recht, precies--------n. vleugje; trek; smak; klap; klapzoen; vissersboot--------v. smakken met, doen klappen of knallen; meppensmack1[ smæk]1 smaak2 vleugje3 trek5 klap♦voorbeelden:have a smack at something • een poging wagen (te)1 heroïne————————smack2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 slaan————————smack3♦voorbeelden: -
39 snap
adj. onverwacht, snel-, bliksem-, flits- (stemming, film, etc.)--------adv. onverwacht, snel, bliksemsnel--------n. klap, hap, beet; knip (met vingers, schaar)drukknoop; foto; pit, energie--------v. happen (naar), bijten; aangrijpen (kans); (ermee) ophouden; (af)breken, (af)knappen; knallen (met zweep, geweer); snauwensnap1[ snæp] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 klap5 foto♦voorbeelden:1 shut a book/lid with a snap • een boek/deksel met een klap sluiten10 put some snap into it! • een beetje meer fut!I don't care a snap for what she says • wat zij zegt kan me geen barst/lor schelen————————snap2♦voorbeelden:————————snap3〈 snapped〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 snap to it • vooruit, schiet 'ns op6 met een ruk/schok bewegen♦voorbeelden:1 (weg)grissen ⇒ grijpen, (weg)rukken♦voorbeelden:snap up • op de kop tikkensnap up a bargain • een koopje meepakken¶ 〈Amerikaans-Engels; informeel〉 snap it up • vooruit, aan de slag————————snap42 knak♦voorbeelden:1 snap went the glass • klap ging/zei het glas¶ 〈Brits-Engels; informeel〉 snap! you're wearing the same dress as me • wat een toeval! je hebt dezelfde jurk aan als ik -
40 take some hard knocks
harde klappen krijgen, het zwaar te verduren hebben
См. также в других словарях:
Klappen — Klappen, verb. reg. welches in doppelter Gestalt üblich ist. 1. Als ein Neutrum, mit dem Hülfsworte haben, einen solchen Schall von sich geben, als das Wort Klapp ausdruckt. Schlagen, daß es klappt. Die Thüre klappt nieder, fällt mit einem… … Grammatisch-kritisches Wörterbuch der Hochdeutschen Mundart
klappen — klappen: Nhd. klappen stammt, falls es nicht eine unabhängige junge lautmalende Bildung ist (↑ klappern), aus dem niederd. mitteld. Sprachbereich und geht dann auf mnd. klappen »klatschen; schallen; plappern; schwatzen« zurück. Das mnd. Verb… … Das Herkunftswörterbuch
Klappen — schwingen um ein neben der abzuschließenden Durchgangsöffnung liegendes Gelenk (Scharnier oder elastisches Blattgelenk). Man braucht sie als Rückschlagklappen in Wasserleitungen und als Fußventile (Bd. 4, S, 225, Fig. 13), ferner als… … Lexikon der gesamten Technik
klappen — V. (Mittelstufe) ugs.: mit Erfolg zustande kommen, gelingen Synonyme: funktionieren, glücken Beispiele: Ich hoffe, dass es mit unserem Plan klappt. Alles klappte schon beim ersten Versuch. klappen V. (Aufbaustufe) etw., was mit etw. verbunden ist … Extremes Deutsch
Klappen — Klappen, eine Stoßart beim Billard, s.d. III … Pierer's Universal-Lexikon
Klappen — (Valvulae), in der Anatomie häutige Vorsprünge zum teilweisen oder ganzen Abschluß des Raumes, in dem sie ausgespannt sind, sehr häufig in Gefäßen, wo sie als Ventile wirken und die Bewegung der Flüssigkeit nur nach einer Richtung hin gestatten.… … Meyers Großes Konversations-Lexikon
Klappen — Klappen, in der Form von häutigen Vorsprüngen hohler Räume, kommen als anatomische Kunstausdrücke häufig vor. Ihre Substanz besteht jedesmal aus dem Material, welches die hohlen Räume selbst auskleidet. Die vornehmsten K. im menschlichen Körper… … Herders Conversations-Lexikon
klappen — klappen, klappt, klappte, hat geklappt Wie war die Reise? – Gut. Es hat alles prima geklappt … Deutsch-Test für Zuwanderer
klappen — hinhauen (umgangssprachlich); glücken; gelingen; erreichen; laufen (umgangssprachlich); tun (umgangssprachlich); funktionieren; funzen (umgangssprachlich); … Universal-Lexikon
Klappen — 1. Wenn et nich klappen wil, sau klappet et nich. – Schambach, II, 492. Das Bild ist vom Klappen mit der Peitsche oder vom Buttern entlehnt. Es will sagen: Das Glück ist eigensinnig; oft gelingt etwas gleich, oft auch erst nach vielen… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
klappen — Klappe wird in mitteldeutschen und norddeutschen Mundarten vielfach für ›Mund‹ gebraucht. Daher Wendungen wie Halt die Klappe!: sei still; vgl. englisch: ›keep your trap closed‹, vulgärsprachlich französisch ›Ferme ta gueule‹ (Halt s Maul); Die… … Das Wörterbuch der Idiome