-
1 rain
n. regen, bui--------v. regenenrain1[ reen]1 regen ⇒ regenbui, regenval♦voorbeelden:a rain of blows • een reeks klappena rain of congratulations • een stroom gelukwensen¶ (come) rain or shine • weer of geen weer, onder alle omstandigheden→ right right/II 〈meervoud; the〉————————rain2♦voorbeelden:hospitality rained upon the visitors • de bezoekers werden overladen met gastvrijheid→ rain down rain down/II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 the match was rained off/ 〈 Amerikaans-Engels〉 out • de wedstrijd werd afgelast/onderbroken vanwege de regen2 the father rained presents upon his only daughter • de vader overstelpte zijn enige dochter met cadeaus→ rain down rain down/ -
2 shower
n. douche; regen; kadootjesfeest--------v. douchen; regenen; gietenshower13 stroom ⇒ toevloed, golf4 〈 Amerikaans-Engels〉 feest waarbij geschenken worden aangeboden 〈 bijvoorbeeld voor toekomstige bruid, pasgeboren baby〉♦voorbeelden:3 a shower of arrows/bullets • een regen van pijlen/kogelsa shower of insults • een stroom van beledigingen¶ you're a right shower! • wat een stelletje lamzakken zijn jullie!————————shower2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:be showered with honours • met eerbewijzen overstelpt worden
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский