-
61 process industry
procesindustrie -
62 processing industry
procesindustrie -
63 television industry
televisie-industrie -
64 trade and industry
bedrijfslevenhandel en nijverheid -
65 TV industry
televisie-industrie -
66 C.B.I.
-
67 DTI
-
68 ancillary
adj. ondergeschikt; hulp-, neven-, toeleverings- (v.e. bedrijf)--------n. iets dat als hulp dient, bestanddeel dat als hulpmiddel dientancillary1[ ænsillərie] 〈zelfstandig naamwoord; meervoud: ancillaries〉————————ancillary2♦voorbeelden:ancillary to • ondergeschikt aan -
69 automotive
adj. van auto; automobiel[ o:təmootiv]1 automobiel- ⇒ auto-, met betrekking tot motorvoertuigen♦voorbeelden: -
70 basic
basic; basic computer programmeertaalBASIC (Beginner's All purpose Symbolic Instruction Code)[ beesik]♦voorbeelden:basic dye • grond/hoofdkleurbasic industry • basisindustrie -
71 captain
n. kapitein; gezagvoerder; aanvoerder--------v. aanvoerder, veldheer, kapitein, gezagvoerder, ploegbaas, leidercaptain1[ kæptin] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:captain of industry • grootindustrieel————————captain2〈 werkwoord〉1 commanderen ⇒ leiden, de aanvoerder zijn van -
72 eighth
adj. het achtste--------n. een achtsteeighth1〈 bijwoord〉→ eighthly eighthly/————————eighth2♦voorbeelden:she came eighth • ze kwam op de achtste plaatswritten in eighths • in achtste noten geschreventhe eighth of November • de achtste november -
73 great
adj. groot; belangrijk; groots; uitstekendgreat1[ greet]♦voorbeelden:II 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord voornamelijk meervoud; the〉1 groten ⇒ vooraanstaande/prominente figuren♦voorbeelden:1 great and small • iedereen, uit alle lagen van de bevolkingIII 〈meervoud; Greats〉1 eindexamen (voor Bachelor of Arts) 〈 in Oxford, in het bijzonder in klassieke letteren en wijsbegeerte〉————————great2〈 greatness〉♦voorbeelden:1 a great man • een groot/nobel manI'm the greatest! • ik ben de allergrootste!II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉1 groot ⇒ belangrijk, vooraanstaand6 groot ⇒ ijverig, enthousiast♦voorbeelden:Greater London • Groot Londena great occasion • een belangrijke gelegenheidthe Great Powers • de grote mogendhedenthe Great Wall of China • de Chinese Muura great loss • een zwaar verliesa great many • heel wat, een heleboelGreat Dane • Deense dogGreat Divide • hoofdwaterscheiding 〈 in het bijzonder Rocky Mountains〉; 〈 figuurlijk〉 grens tussen leven en doodgreat crested grebe • fuut〈 slang〉 go great guns • veel succes hebben, als een trein lopenat great length • uitvoeriggo to great lengths • erg ver gaan, erg zijn best doenhe's a great one for forgetting his diary • hij vergeet altijd maar zijn agendano great shakes • niets bijzonders, niet iets om over naar huis te schrijvenbe in great spirits • opgewekt zijnset great store by/on • grote waarde hechten aanthe greatest thing since sliced bread • iets fantastischgreat tit(mouse) • koolmeesthe Great War • de Eerste Wereldoorlog1 goed ⇒ bedreven, handig♦voorbeelden:————————great3♦voorbeelden: -
74 heavy
adj. zwaar; moeilijk--------adv. zwaar--------n. De rol van de slechte, slecht (bij theater); Invloedrijk persoonheavy1————————heavy2[ hevvie] 〈bijvoeglijk naamwoord; heaviness〉2 zwaar ⇒ hevig; aanzienlijk7 streng♦voorbeelden:1 a heavy fog • een dichte/zware mistheavy industry • zware industrieheavy with • zwaar beladen metheavy with child • hoogzwangerheavy with the smell of roses • doortrokken van de geur van rozenheavy necking/petting • stevige vrijpartijheavy seas • zware zeeëna heavy sleeper • een vaste/diepe slaperheavy traffic • druk/zwaar verkeer; vrachtverkeera heavy turnout • een grote opkomstwith a heavy hand • met ijzeren handmake heavy weather of something • moeilijk maken wat makkelijk is————————heavy3〈 bijwoord〉1 zwaar♦voorbeelden:lie heavy • zwaar wegen/drukken -
75 hive
n. (bijen-)korf--------v. samenleven[ hajv]♦voorbeelden:¶ what a hive of industry! • wat een drukte/nijverheid! -
76 key
adj. sleutel- (persoon enz.); belangrijkst; centraal; belangrijk; noodzakelijk--------n. sleutel; oplossing; toets; toonaard; muzieksleutel--------n. sleutel; toegang, oplossing, verklaring; toon, toonaard (in de muziek); toets (v. piano, schrijfmachine), klep (v. blaasinstrument); een laagliggend eiland--------v. vals (v. zingen); niet harmoniëren met; spannen; vastzetten; intoetsen; opschroeven, opdraaien spannen; stemmen (muziek)key1[ kie:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 sleutel 〈van slot; om iets vast te draaien〉 ⇒ 〈 figuurlijk〉 toegang; (strategische) sleutel; oplossing, verklaring; 〈 schaakspel〉 sleutelzet; opwindknop 〈 van horloge〉♦voorbeelden:key to the mystery • sleutel van het raadselin key • zuiverout of key, off key • valsbe in/out of key with • passen/niet passen bij→ minor minor/————————key21 sleutel- ⇒ hoofd-, bepalend, voornaamste♦voorbeelden:1 key factor • belangrijkste/determinerende factorkey figure • sleutelfiguurkey industry • sleutelindustriekey issue • hoofdthemakey job/position • sleutelpositiekey man • sleutelpersoon, centrale figuur, spilkey official • topambtenaarkey question • hamvraagkey role • sleutelrol, belangrijkste rolkey witness • hoofdgetuige, voornaamste getuige————————key3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 the factories are keyed to the needs of the port • de fabrieken zijn gericht op de behoeften van de havenhis speech was keyed to the political situation • zijn rede was afgestemd op de politieke situatie→ key up key up/ -
77 light
adj. licht; vlug; luchtig; vrolijk; vluchtig--------adj. lichtend; oplichtend; helder--------n. licht; verlichting; daglicht; verlichtend; bliksem; blik; vuur; stoplicht; voorbeeld--------v. verlichten; aansteken; in brand steken; (uit auto stappen); neerkomen; laten vallenlight1[ lajt]2 ruit(je)3 licht/vuurtoren♦voorbeelden:1 can you give me a light, please? • heeft u misschien een vuurtje voor me?1 licht ⇒ verlichting; openbaarheid♦voorbeelden:in a good light • bij goed licht/zichtbring/come to light • aan het licht brengen/komenreversing light • achteruitrijlampsee the light • het licht zien, tot inzicht komenshed/throw light (up)on • licht werpen op, klaarheid brengen inlight of one's eyes/life • iemands oogappel/hartendiefwithout light and shade • eentonig, kleurloosa shining light • een lichtend voorbeeldgo out like a light • onmiddellijk ingeslapen zijnin (the) light of this statement • in het licht van/gezien deze verklaring2 (geest)vermogens ⇒ inzichten, opvattingen♦voorbeelden:————————light21 licht ⇒ verlicht, helder♦voorbeelden:light clothing • lichte kledijlight food • licht (verteerbaar) voedsellight in the head • licht in het hoofdlight of heart • licht/luchthartiglight industry • lichte industrielight opera • operettelight reading • lichte lectuurlight traffic • geringe verkeersdruktemake light work of • zijn hand niet omdraaien voormake light of • niet zwaar tillen aan————————light3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1 light a cigarette/fire/lamp • een sigaret/vuur/lamp aansteken→ light up light up/————————light4〈 bijwoord〉1 licht♦voorbeelden:travel light • weinig bagage bij zich hebben -
78 make out
begrijpen; schrijven (cheque e.d.); zienmake out1 klaarspelen ⇒ het maken, zich redden3 vrijen♦voorbeelden:1 the European industry is not making out as bad as everybody says • met de Europese industrie gaat het niet zo slecht als iedereen zegt2 how are you making out with Leila? • hoe gaat het tussen jou en Leila?II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitschrijven ⇒ opmaken, invullen5 begrijpen ⇒ snappen, hoogte krijgen van♦voorbeelden:1 make out a cheque to/in favour of • een cheque uitschrijven op naam van/ten gunste vanhe made out that … • hij beweerde dat …I can't make out this message • ik snap dit bericht nietwe couldn't make out if/whether they wanted to move or not • we konden er niet achter komen/wisten niet of ze nu wilden verhuizen of niet¶ how do you make that out? • hoe kom je daar bij? -
79 manufacture
n. fabrikaat; product; industrie; vervaardiging--------v. produceren; fabriceren; verzinnen; doen toekomenmanufacture1[ mænjoefæktsjə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 vervaardiging ⇒ fabricage, productie(proces), makelij♦voorbeelden:2 of home manufacture • in huisarbeid/in eigen land vervaardigd————————manufacture2〈 werkwoord〉♦voorbeelden: -
80 motor
adj. motorisch--------n. motor; auto--------v. Rijden, een auto besturenmotor1[ mootə] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 motor————————motor21 motor-♦voorbeelden:————————motor3〈 werkwoord〉
См. также в других словарях:
Industry — Industry, CA U.S. city in California Population (2000): 777 Housing Units (2000): 124 Land area (2000): 11.715453 sq. miles (30.342882 sq. km) Water area (2000): 0.177850 sq. miles (0.460630 sq. km) Total area (2000): 11.893303 sq. miles… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
Industry — ist der Name mehrerer Orte in den Vereinigten Staaten: Industry (Illinois) Industry (Iowa) Industry (Kalifornien) Industry (Maine) Industry (New York) Industry (Pennsylvania) Industry (Texas) Industry ist der Name mehrerer Musikgruppen: Industry… … Deutsch Wikipedia
Industry — In dus*try, n.; pl. {Industries}. [L. industria, cf. industrius diligent; of uncertain origin: cf. F. industrie.] [1913 Webster] 1. Habitual diligence in any employment or pursuit, either bodily or mental; steady attention to business; assiduity; … The Collaborative International Dictionary of English
industry — [in′dəs trē] n. pl. industries [LME < MFr industrie < L industria < industrius, active, industrious < * indo struus < OL endo (> L in) + struere, to pile up, arrange: see STREW] 1. Obs. a) skill or cleverness b) the application… … English World dictionary
Industry — Industry became an important, diverse, and fast growing sector of the Israeli economy that contributed about one third of the gross national product by the late 1970s and also became a major source of employment and of commodity exports. The… … Historical Dictionary of Israel
industry — I (activity) noun adsiduitas, alacrity, application, ardor, assiduity, assiduousness, attention, bustle, busyness, constancy, determination, devotedness, devotion, diligence, diligentia, drive, dynamism, eagerness, earnestness, effort, employment … Law dictionary
Industry, CA — U.S. city in California Population (2000): 777 Housing Units (2000): 124 Land area (2000): 11.715453 sq. miles (30.342882 sq. km) Water area (2000): 0.177850 sq. miles (0.460630 sq. km) Total area (2000): 11.893303 sq. miles (30.803512 sq. km)… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
Industry, IL — U.S. village in Illinois Population (2000): 540 Housing Units (2000): 223 Land area (2000): 0.471115 sq. miles (1.220181 sq. km) Water area (2000): 0.000668 sq. miles (0.001731 sq. km) Total area (2000): 0.471783 sq. miles (1.221912 sq. km) FIPS… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
Industry, PA — U.S. borough in Pennsylvania Population (2000): 1921 Housing Units (2000): 816 Land area (2000): 9.841635 sq. miles (25.489716 sq. km) Water area (2000): 0.720393 sq. miles (1.865808 sq. km) Total area (2000): 10.562028 sq. miles (27.355524 sq.… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
Industry, TX — U.S. city in Texas Population (2000): 304 Housing Units (2000): 142 Land area (2000): 1.044782 sq. miles (2.705973 sq. km) Water area (2000): 0.021992 sq. miles (0.056960 sq. km) Total area (2000): 1.066774 sq. miles (2.762933 sq. km) FIPS code:… … StarDict's U.S. Gazetteer Places
industry — [n1] manufacturing big business*, business, commerce, commercial enterprise, corporation, management, manufactory, megacorp*, mob, monopoly, multinational, outfit*, production, trade, traffic; concepts 323,325 industry [n2] hard work activity,… … New thesaurus