-
1 to attune to
afstemmen op -
2 to gear to
afstemmen op -
3 to tailor to
afstemmen op -
4 to tune to
afstemmen op -
5 balancing work load: BW
afstemmen van werkbezettingwerklastbeheersingEnglish-Dutch technical dictionary > balancing work load: BW
-
6 line balancing
afstemmen van een productielijnbalanceren van een productielijn -
7 to balance
afstemmenbalancerensalderenuitbalancerenvereffenen -
8 attune
v. afstemmen; aanpassen; overstemmend[ ətjoe:n]♦voorbeelden:language attuned to a child's world • taalgebruik afgestemd op de wereld van het kindmy ears are not attuned to modern jazz • mijn oren zijn niet gewend aan moderne jazz -
9 calibrate
v. het kaliber bepalen van, kalibreren, maat aanpassen, afstemmen[ kælibreet] -
10 tune in
-
11 tune
n. melodie, wijs--------v. harmoniëren, stemmen, afstemmentune1[ tjoe:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:to the tune of • op de wijs vanthat violin is out of tune • die viool is ontstemdsing out of tune • vals zingenchange one's tune, sing another/dance to another tune • een andere toon aanslaan; 〈 in het bijzonder〉 een toontje lager gaan zingenout of tune • niet in goede conditieto the tune of £1000 • voor het bedrag van £1000→ good good/————————tune22 zingenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 stemmen♦voorbeelden:tuned to • afgestemd op -
12 defeat
n. nederlaag, verlies--------v. overwinnen, winnen; verijdelendefeat1[ diffie:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:defeat of an opponent • overwinning op een tegenstander————————defeat2〈 werkwoord〉1 verslaan ⇒ overwinnen, winnen van♦voorbeelden:2 be defeated in an attempt • een poging zien mislukken/stranden -
13 dial
n. wijzerplaat, kiesschijf--------v. draaien (telefoneren)dial1[ dajjəl] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————dial2II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
14 gear to
gear to1 afstemmen op ⇒ in/afstellen op♦voorbeelden:1 be geared to • ingesteld zijn op, berekend zijn op -
15 individualize
v. individualiseren; kenmerken als individu of persoonindividualize, individualise[ indivvidzjoeəlajz] 〈zelfstandig naamwoord: individualization〉1 toesnijden ⇒ aanpassen, afstemmen2 individualiseren ⇒ onderscheiden; afzonderlijk ingaan op -
16 key
adj. sleutel- (persoon enz.); belangrijkst; centraal; belangrijk; noodzakelijk--------n. sleutel; oplossing; toets; toonaard; muzieksleutel--------n. sleutel; toegang, oplossing, verklaring; toon, toonaard (in de muziek); toets (v. piano, schrijfmachine), klep (v. blaasinstrument); een laagliggend eiland--------v. vals (v. zingen); niet harmoniëren met; spannen; vastzetten; intoetsen; opschroeven, opdraaien spannen; stemmen (muziek)key1[ kie:] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 sleutel 〈van slot; om iets vast te draaien〉 ⇒ 〈 figuurlijk〉 toegang; (strategische) sleutel; oplossing, verklaring; 〈 schaakspel〉 sleutelzet; opwindknop 〈 van horloge〉♦voorbeelden:key to the mystery • sleutel van het raadselin key • zuiverout of key, off key • valsbe in/out of key with • passen/niet passen bij→ minor minor/————————key21 sleutel- ⇒ hoofd-, bepalend, voornaamste♦voorbeelden:1 key factor • belangrijkste/determinerende factorkey figure • sleutelfiguurkey industry • sleutelindustriekey issue • hoofdthemakey job/position • sleutelpositiekey man • sleutelpersoon, centrale figuur, spilkey official • topambtenaarkey question • hamvraagkey role • sleutelrol, belangrijkste rolkey witness • hoofdgetuige, voornaamste getuige————————key3〈 werkwoord〉♦voorbeelden:2 the factories are keyed to the needs of the port • de fabrieken zijn gericht op de behoeften van de havenhis speech was keyed to the political situation • zijn rede was afgestemd op de politieke situatie→ key up key up/ -
17 modulate
v. moduleren; vormen[ modjoeleet] 〈zelfstandig naamwoord: modulation〉II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 regelen ⇒ afstemmen, reguleren -
18 tailor
n. kleermaker--------v. maken (kleren); aanpassentailor1[ teelə] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————tailor2〈 werkwoord〉2 aanpassen ⇒ op maat knippen, afstemmen♦voorbeelden: -
19 tune in to
tune in to -
20 automatic tuning
automatisch afstemmen
- 1
- 2