Перевод: с английского на нидерландский

с нидерландского на английский

С нидерландского на:
Английский
С английского на:
Все языки
Африкаанс
Нидерландский

geïnteresseerd

Толкование Перевод

1 interested

adj. geïnteresseerd, belangstellend

interested

[ intristid]

1 belangstellend ⇒ geïnteresseerd, vol interesse

2 belanghebbend ⇒ betrokken

♦voorbeelden:

2 the interested party • de betrokken/belanghebbende partij

English-Dutch dictionary > interested
2 sporting

adj. sport beoefenend, in sport geïnteresseerd; sportief, fair

sporting

[ spo:ting]

1 sport beoefenend ⇒ in sport geïnteresseerd

2 sportief ⇒ eerlijk, fair

3 sport- ⇒ met betrekking tot de sport

♦voorbeelden:

1 sporting man • amateur sportman

2 sporting chance • redelijke kans

English-Dutch dictionary > sporting
3 asexual

adj. a-sexueel, niet sexueel
--------
n. een a-sexueel, iemand die- of iets dat niet sexueel is

asexual

[ eeseksjoeəl] 〈zelfstandig naamwoord: asexuality〉

1 aseksueel ⇒ geslachtloos 〈 van organisme〉; ongeslachtelijk 〈 van voortplanting〉

2 aseksueel 〈 figuurlijk〉 ⇒ niet seksueel geïnteresseerd

English-Dutch dictionary > asexual
4 come to life

levend worden,wakker worden

come to life

bijkomen; tot leven komen; 〈 figuurlijk〉 geïnteresseerd raken

————————

come to life

tot leven komen, weer bijkomen

English-Dutch dictionary > come to life
5 concerned

adj. bezorgd; betrokken, belanghebben bij

concerned

[ kənsə:nd]

1 bezorgd ⇒ ongerust, bekommerd

2 geïnteresseerd ⇒ betrokken

♦voorbeelden:

2 all the people concerned • alle (erbij) betrokkenen, alle geïnteresseerden

concerned in • betrokken bij

¶ be concerned with • betreffen, gaan/handelen over

English-Dutch dictionary > concerned
6 great

adj. groot; belangrijk; groots; uitstekend

great¹

[ greet]

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 grote ⇒ vooraanstaande figuur

♦voorbeelden:

1   the greats of industry • de groten van de industrie

II 〈zelfstandig naamwoord; werkwoord voornamelijk meervoud; the〉

1 groten ⇒ vooraanstaande/prominente figuren

♦voorbeelden:

1   great and small • iedereen, uit alle lagen van de bevolking

III 〈meervoud; Greats〉

1 eindexamen (voor Bachelor of Arts) 〈 in Oxford, in het bijzonder in klassieke letteren en wijsbegeerte〉

————————

great²

〈 greatness〉

I 〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 groot ⇒ nobel 〈 personen〉

2 〈 informeel〉 geweldig ⇒ fantastisch, tof

♦voorbeelden:

1   a great man • een groot/nobel man

2   a great idea • een geweldig idee

     I'm the greatest! • ik ben de allergrootste!

II 〈 bijvoeglijk naamwoord, attributief〉

1 groot ⇒ belangrijk, vooraanstaand

2 verheven ⇒ groot 〈 ideeën〉

3 buitengewoon ⇒ groot, zwaar 〈 gevoelens, toestanden e.d.〉

4 groot ⇒ aanzienlijk, hoog 〈 aantal〉

5 lang ⇒ hoog 〈 (leef)tijd〉

6 groot ⇒ ijverig, enthousiast

7 〈vaak vóór bijvoeglijk naamwoord; informeel〉 omvangrijk ⇒ dik, reuze-, enorm

♦voorbeelden:

1   Great Britain • Groot-Brittannië

     Greater London • Groot Londen

     a great occasion • een belangrijke gelegenheid

     the Great Powers • de grote mogendheden

     the Great Wall of China • de Chinese Muur

2   great thoughts • verheven gedachten

3   a great crisis • een ernstige crisis

     a great loss • een zwaar verlies

4   a great deal • heel wat

     a great many • heel wat, een heleboel

5   live to a great age • een hoge leeftijd bereiken

6   a great reader • een verwoed lezer

7   a great big tree • een kanjer van een boom

¶ the great beyond • het hiernamaals

     Great Dane • Deense dog

     Great Divide • hoofdwaterscheiding 〈 in het bijzonder Rocky Mountains〉; 〈 figuurlijk〉 grens tussen leven en dood

     great crested grebe • fuut

     〈 slang〉 go great guns • veel succes hebben, als een trein lopen

     at great length • uitvoerig

     go to great lengths • erg ver gaan, erg zijn best doen

     he's a great one for forgetting his diary • hij vergeet altijd maar zijn agenda

     no great shakes • niets bijzonders, niet iets om over naar huis te schrijven

     be in great spirits • opgewekt zijn

     set great store by/on • grote waarde hechten aan

     the greatest thing since sliced bread • iets fantastisch

     great tit(mouse) • koolmees

     the Great War • de Eerste Wereldoorlog

III 〈 bijvoeglijk naamwoord, predicatief〉

1 goed ⇒ bedreven, handig

2 geïnteresseerd ⇒ onderlegd

♦voorbeelden:

1   he is great at golf • hij is een geweldige golfer

2   be great on • erg veel weten over

————————

great³

〈 bijwoord〉〈 informeel〉

1 uitstekend ⇒ heel goed

♦voorbeelden:

1   she sings great • zij zingt geweldig

English-Dutch dictionary > great
7 he wasn't interested when he could have made a fortune

he wasn't interested when he could have made a fortune

hij was niet geïnteresseerd hoewel/terwijl hij dik geld had kunnen verdienen

English-Dutch dictionary > he wasn't interested when he could have made a fortune
8 lethargy

n. lethargisch, slaperig; diepe slaap; niet geïnteresseerd; vermoeid

lethargy

[ leθədzjie]

1 lethargie ⇒ (ziekelijke) slaapzucht

2 lethargie ⇒ (s)loomheid

English-Dutch dictionary > lethargy
9 life

n. "Life", Amerikaans maandblad gespecialiseerd in fotopers

life

[ lajf] 〈meervoud: lives〉

I 〈 telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 levend wezen ⇒ leven

♦voorbeelden:

1   several lives were lost • verscheidene mensen kwamen om het leven

II 〈 telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉

1 〈 benaming voor〉 leven ⇒ bestaan; levendigheid; bedrijvigheid; levensduur/tijd; levensbeschrijving/verhaal

♦voorbeelden:

1   get the fright of one's life • zich doodschrikken

     a matter of life and death • een zaak van leven of dood

     make life easy • niet moeilijk doen

     everyday life • het leven van alledag

     〈 informeel〉 you (can) bet your life • nou en of!, wat dacht je!

     bring to life • (weer) bijbrengen; 〈 figuurlijk〉tot leven brengen/wekken

     come to life • bijkomen; tot leven komen; 〈 figuurlijk〉 geïnteresseerd raken

     〈 formeel〉 lay down one's life • zijn leven opofferen

     save someone's life • iemands leven redden

     start life • geboren worden

     take one's (own) life • zelfmoord plegen

     take someone's life • iemand om het leven brengen

     for life • voor het leven, levenslang

     for the life of me I couldn't remember it • al sla je me dood, ik weet het echt niet meer

     run for one's life • rennen voor je leven

     painted from life • naar het leven geschilderd

     the other life • het leven hiernamaals

     this is the life! • dit is/noem ik nog eens leven!

     this life • dit (aardse) leven

     〈 spreekwoord〉 while there is life there is hope • zolang er leven is, is er hoop

¶ take one's life in one's (own) hands • zijn leven in de waagschaal stellen

     escape with life and limb • het er levend afbrengen

     the life (and soul) of the party • de gangmaker van het feest

     breathe life into a party • een feest opvrolijken/verlevendigen

     start life • zijn carrière beginnen

     〈 informeel〉 not on your life • nooit van zijn leven

     his records/stamps are his life • zijn platen/postzegels zijn zijn lust en zijn leven

→ dear dear/, future future/, large large/, new new/, simple simple/, true true/

III 〈 niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉〈 verkorting〉 [life imprisonment] 〈 informeel〉

1 levenslang(e gevangenisstraf)

English-Dutch dictionary > life
10 mild

adj. mild; zacht, zachtaardig; licht; aangenaam

mild¹

[ majld] 〈 zelfstandig naamwoord〉〈Brits-Engels; informeel〉

1 licht bier

————————

mild²

〈 bijvoeglijk naamwoord〉

1 mild ⇒ zacht(aardig), welwillend

2 zwak ⇒ licht, flauw

♦voorbeelden:

1   mild attempt • schuchtere poging

     only mildly interested • slechts matig geïnteresseerd

     to put it mildly • om het zachtjes uit te drukken

2   mild steel • zacht staal

     mild flavoured tabacco • tabak met een zacht aroma

English-Dutch dictionary > mild
11 nibble

n. knabbelen; afbijten; (in computers) een halve byte, een eenheid van 4 bits
--------
v. knabbelen; knagen

nibble¹

[ nibl] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 hapje ⇒ mondjevol

2 gegadigde ⇒ geïnteresseerde, kandidaat

————————

nibble²

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 knabbelen ⇒ knagen, peuzelen

2 interesse tonen ⇒ geïnteresseerd zijn

♦voorbeelden:

1 nibble away/off • weg/afknabbelen, weg/afknagen

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 beknabbelen ⇒ knabbelen/knagen aan

English-Dutch dictionary > nibble
12 only mildly interested

only mildly interested

slechts matig geïnteresseerd

English-Dutch dictionary > only mildly interested
13 to whom it may concern

voor degene die er belang bijstelt, die er in geïnteresseerd is

to whom it may concern

aan wie dit leest 〈 aanhef van een open brief〉

English-Dutch dictionary > to whom it may concern
14 warm to something

warm to something

geïnteresseerd raken in iets, de smaak te pakken krijgen van iets

English-Dutch dictionary > warm to something
15 warm

adj. warm; warm (van karakter), hartelijk; hard, gevaarlijk, "heet"; opgewonden; in brand staan
--------
v. verwarmen; opwarmen; opwinden; zich opwinden; aantrekken (zich tot iemand aangetrokken voelen)

warm¹

[ wo:m] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 warmte

♦voorbeelden:

1   come in and have a warm! • kom binnen en warm je wat!

     the warm of his office • de warmte van zijn kantoor

————————

warm²

〈bijvoeglijk naamwoord; warmness〉

1 warm 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ innemend

2 warm ⇒ teder

3 warmbloedig ⇒ hartstochtelijk, vurig

4 warm ⇒ verwarmend

5 verhit 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ geanimeerd, heftig

♦voorbeelden:

1   warm greetings • hartelijke groeten

     give a warm welcome to • hartelijk welkom heten; 〈figuurlijk; ironisch〉 ongunstig onthalen

     keep a place warm for someone • een plaats voor iemand openhouden

2   she gave him a warm glance • ze wierp hem een verliefde blik toe

3   a warm supporter • een vurig aanhanger

4   warm clothes • warme kleren

5   a warm discussion • een geanimeerde discussie

¶ make things warm for someone • het iemand moeilijk maken; iemand straffen

     you are getting warm/warmer • je brandt je!, warm! 〈 bij spel, bijvoorbeeld met betrekking tot verstopt voorwerp〉

————————

warm³

I 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 warm worden 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ in de stemming (ge)raken

♦voorbeelden:

1   warm to something • geïnteresseerd raken in iets, de smaak te pakken krijgen van iets

     warm to/toward(s) someone • iets gaan voelen voor iemand

→ warm up warm up/

II 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 (ver)warmen

2 opwarmen 〈 ook figuurlijk〉 ⇒ warm maken

♦voorbeelden:

1   〈Amerikaans-Engels; vaak pejoratief〉 warm over • opwarmen 〈 ook figuurlijk〉

→ warm up warm up/

English-Dutch dictionary > warm
16 when

adv. wanneer?; op tijdstip dat; dan; ondanks
--------
conj. als; toen; wanneer
--------
n. wanneer; tijd
--------
pron. als; toen; wanneer

when¹

[ wen] 〈 zelfstandig naamwoord〉

1 wanneer ⇒ het tijdstip

♦voorbeelden:

1   they told me the when and where • ze vertelden mij plaats en datum

¶ 〈 bij 't inschenken〉 say when • zeg maar ho

————————

when²

I 〈 vragend voornaamwoord〉

1 wanneer

♦voorbeelden:

1   since when has he been here? • sinds wanneer/hoe lang is hij al hier?

II 〈 betrekkelijk voornaamwoord〉〈 formeel〉

1 welk ogenblik

♦voorbeelden:

1   they were last seen in May, since when they haven't been heard from • ze zijn voor het laatst gesignaleerd in mei en sindsdien is er niets meer van hen vernomen

————————

when³

〈 bijwoord〉

1 〈 vragend〉 wanneer

2 wanneer ⇒ waarop, dat

♦voorbeelden:

1   when will I see you? • wanneer zie ik je weer?

2   I hate winter, when all is grey • ik haat de winter, wanneer/als alles grijs is

     the day when I went to Paris • de dag dat/waarop ik naar Parijs ging

————————

when⁴

〈 voegwoord〉

1 〈 met verleden tijd〉 toen

2 〈 met tegenwoordige tijd〉 als ⇒ wanneer

3 als (het zo is dat)

4 hoewel ⇒ terwijl, ondanks (het feit) dat

♦voorbeelden:

1   she came when he called • ze kwam toen hij riep

2   he laughs when you tickle him • hij lacht (telkens) als je hem kietelt

3   why use gas when it can explode? • waarom gas gebruiken als (je weet dat) het kan ontploffen?

4   he wasn't interested when he could have made a fortune • hij was niet geïnteresseerd hoewel/terwijl hij dik geld had kunnen verdienen

English-Dutch dictionary > when
17 ACCU

wereldwijde organisatie van mensen geïnteresseerd in C geprogrammeerde talen (Computers)

ACCU (Association of C and C++ Users)

English-Dutch dictionary > ACCU
18 being apolitical

apolitiek zijn (onpolitiek zijn, niet in politiek geïnteresseerd zijn)

English-Dutch dictionary > being apolitical
19 deep in a book

opgaan in een boek, een boek geïnteresseerd lezen, diep verzonken zijn in een boek

English-Dutch dictionary > deep in a book
20 if you don't want

als je niet wilt, als u niet geïnteresseerd bent

English-Dutch dictionary > if you don't want

Страницы

См. также в других словарях:

Dit was het nieuws — Genre Current affairs, satire Presented by Harm Edens Starring Raoul Heertje (1996 present) Thomas Acda (1996 2000; 2011 present) Jan Jaap van der Wal (2001 2010) Marc Marie Huijbregts (2000) Peter Heerschop (2000) … Wikipedia

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

geïnteresseerd

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: с английского на нидерландский

geïnteresseerd

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: