-
1 master unit
gezagvoerder -
2 commanding officer
-
3 captain
n. kapitein; gezagvoerder; aanvoerder--------v. aanvoerder, veldheer, kapitein, gezagvoerder, ploegbaas, leidercaptain1[ kæptin] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:captain of industry • grootindustrieel————————captain2〈 werkwoord〉1 commanderen ⇒ leiden, de aanvoerder zijn van -
4 commander
-
5 commodore
n. Commodore, familienaam; merknaam van een p.c.[ kommədo:] 〈 scheepvaart〉2 commodore ⇒ bevelhebber van een smaldeel/eskader 〈 in Engeland of USA〉, gezagvoerder van een konvooi koopvaardijschepen -
6 master mariner
master mariner -
7 mission commander
mission commander -
8 skipper
n. schipper; aanvoerder (v. elftal); chef, baas; kapiteinskipper1[ skippə] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 〈 sport〉trainer/aanvoerder van een team————————skipper2〈 werkwoord〉1 schipper/kapitein/gezagvoerder zijn van -
9 captainship
n. gezagvoerder, commandant -
10 provisional government
de tijdelijke regering (leiderschap over het volk dat gebruikt werd als gezagvoerder tot het tot standkomen van een eerste regering (10 maart 1949) -
11 master
gesneden lakplaatgezagvoerdermalmastermoedernegatief
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский