-
1 accorder
accorder [aakordee]1 in overeenstemming brengen ⇒ doen overeenstemmen, overeenbrengen2 toegeven ⇒ toestemmen, erkennen3 verlenen ⇒ toestaan, toekennen♦voorbeelden:♦voorbeelden:v2) toegeven, toestemmen3) verlenen4) toekennen [waarde, belang]5) stemmen [muziek] -
2 allouer
-
3 assigner
-
4 attribuer
attribuer [aatriebuu.ee]1 toekennen ⇒ toewijzen, verlenen♦voorbeelden:1 zich toe-eigenen ⇒ zich aanmatigen, zich toeschrijven♦voorbeelden:1. v1) toekennen, toewijzen2) toeschrijven, wijten2. s'attribuerv -
5 conférer
-
6 décerner
-
7 donner
donner [donnee]2 schijnen3 vallen ⇒ geraken, vervallen♦voorbeelden:la publicité donne à plein • de reclame loopt op volle toerenil me donne sur les nerfs • hij werkt op mijn zenuwendonner dans l'oeil à qn. • iemand verblinden, bekorendonner dans le ridicule • zich belachelijk makendonner dans le snobisme • zich snobistisch gedragen→ piègeII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 geven ⇒ verstrekken, veroorzaken♦voorbeelden:je vous en donne mille francs • ik bied u er duizend frank voordonner lecture de qc. • iets voorlezendonner sa maladie à qn. • iemand met zijn ziekte besmettendonner une pièce de théâtre • een toneelstuk brengendonner qc. par testament • iets vermakenen donner à qn. pour son argent • iemand de volle maat gevendonner à entendre • te verstaan gevendonner qc. contre, pour qc. • iets ruilen voor iets andersje vous le donne en dix, cent, mille • ik geef het u te radenje vous le donne pour ce que ça vaut • als ik lieg, dan lieg ik in commissiecela n'a pas donné grand-chose • dat heeft niet veel opgeleverdce pays a donné maints grands hommes • dit land heeft veel grote mannen voortgebrachtcette terre donne beaucoup • deze aarde is vruchtbaar3 quel âge me donnez-vous? • hoe oud schat u mij?donner du directeur à qn. • iemand met directeur aansprekenon lui donne une grande fortune • men zegt dat hij zeer rijk is2 zich, elkaar geven♦voorbeelden:se donner un roi • een koning kiezense donner du bon temps • zich amuseren, het ervan nemens'en donner • zich goed vermaken1. v1) geven2) veroorzaken3) produceren4) toekennen5) verklikken6) stoten, slaan7) schijnen8) vallen9) uitzien (op)2. se donnerv2) zich/elkaar geven -
8 doter
-
9 reconnaître
reconnaître [rəkonnetr]2 erkennen ⇒ toegeven, bekennen♦voorbeelden:des jumeaux impossibles à reconnaître • tweeling die men niet uit elkaar kan houdense faire reconnaître • zich bekendmakenje le reconnais bien là • dat is net iets voor hem♦voorbeelden:v1) herkennen2) erkennen, toegeven3) verkennen -
10 primer
-
11 assurer
assurer [aasuuree]3 waarborgen ⇒ veilig, zeker stellen, zorgen voor4 belast zijn met ⇒ de verantwoordelijkheid hebben voor, waarnemen♦voorbeelden:4 assurer une permanence • dag en nacht open zijn, de dienst waarnemenassurer son service • dienst doen, hebbenassurer une rente à qn. • iemand een jaargeld toekennen♦voorbeelden:s'assurer (de) qc. • zich van iets verzekeren, zich iets verschaffen1. v1) verzekeren (van, tegen)2) waarborgen, veilig/zeker stellen2. s'assurerv -
12 couronner
couronner [koeronnee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:3 et pour couronner le tout, … • en als klap op de vuurpijl, …couronner les voeux • de wensen in vervulling doen gaanv1) (be)kronen2) van een kroon voorzien [tand] -
13 adjuger
-
14 assurer une rente à qn.
assurer une rente à qn. -
15 départir
départir [deepaartier]1 toekennen ⇒ toe-, uitdelen, toewijzen1 afzien (van) ⇒ (iets) laten varen, (iets) opgeven, (iets) verliezen -
16 diplômer
-
17 impartir
-
18 octroyer
octroyer [oktrwaajee]1 toestaan ⇒ vergunnen, toekennen, verlenen, inwilligen -
19 pensionner
pensionner [pãsjonnee]〈 werkwoord〉 -
20 reconnaître à qn. un droit
reconnaître à qn. un droitDictionnaire français-néerlandais > reconnaître à qn. un droit
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский