-
1 army sweep against
bestrijken van het leger op -
2 cover
n. schuilplaats; beschutting; deksel; omslag; envelop--------v. bedekken; verslaan; verbergen; beschermen; afleggen; onder vuur hebbencover1[ kuvvə] 〈→ Sporttermen: CricketSporttermen: Cricket/〉3 omslag ⇒ stofomslag, boekband7 → cover charge cover charge/8 → cover point cover point/9 → cover version cover version/♦voorbeelden:1 dekmantel ⇒ voorwendsel, mom♦voorbeelden:take cover • dekking zoeken, (gaan) schuilenthis policy provides cover against burglary • deze polis biedt dekking tegen inbraakunder cover • heimelijk, in het geheim; verborgen————————cover2→ cover up cover up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 beslaan ⇒ omvatten, bestrijken5 verslaan ⇒ verslag uitbrengen over/van7 dekken ⇒ bescherming/een alibi geven9 beheersen ⇒ controleren, bestrijken♦voorbeelden:a covered wagon • een huifkarcover in • overdekkenhe was covered in/with blood • hij zat ónder het bloedcover over • bedekkenthe two towns cover 50 square miles • de twee steden beslaan/strekken zich uit over 50 vierkante mijlwe aren't covered against fire • we zijn niet tegen brand verzekerd7 covered from behind by his partner • met rugdekking van/in de rug gedekt door zijn maat8 keep them covered! • hou ze onder schot!→ cover up cover up/ -
3 anoint
v. met olie of zalf bestrijken of insmeren; insmeren van iemands hoofd of voeten als gedeelte van religieuze ceremonie (zoals bij de christelijke Doopsgezinden); met een vloeistof insmeren; iemand officieel in functie doen treden of aannemen, met olie bestrijken[ ənojnt] 〈zelfstandig naamwoord: anointment〉 -
4 brush over
brush overaan/bestrijken, dunnetjes overschilderen -
5 brush
n. borstel; kwast; staart v.e. vos; veld--------v. poetsen; borstelen; eraan voorbijgaanbrush1[ brusj]4 streek ⇒ lichte aanraking, beroering; schaafplek♦voorbeelden:————————brush2〈 werkwoord〉1 (af/op/uit)borstelen ⇒ (af/weg/uit)vegen; schuieren2 strijken (langs/over) ⇒ rakelings gaan (langs)♦voorbeelden:brush over • aan/bestrijken, dunnetjes overschilderenshe just brushed past me when we met last • toen ik haar laatst tegenkwam, liep ze me straal voorbij -
6 cement
n. cement; beton; vulling--------v. met cement vullen; met cement bedekken; versterkencement1[ simment] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 asphalt, glue and plaster are cements • asfalt, lijm en gips zijn bindmiddelen————————cement2〈 werkwoord〉2 cementeren ⇒ met cement verbinden, vast verbinden, hard(er) maken♦voorbeelden: -
7 command
COMMAND.COM bestand; een bestand dat de benodigde DOS opdrachten uitvoert na het starten van de computercommand1[ kəma:nd] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 commando ⇒ leiding, militair gezag2 bevel ⇒ order, gebod3 legeronderdeel ⇒ commando, legerdistrict4 beheersing ⇒ controle, meesterschap♦voorbeelden:1 have/take command of • het bevel hebben/nemen overat/by his command • op zijn bevelbe in command of • het bevel voeren overbe in command of the situation • de zaak onder controle hebbenunder command of • onder het bevel vanhe is at my command • hij staat te mijner beschikking→ high high/————————command22 het bevel/gezag voeren/hebbenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bevelen ⇒ gebieden, commanderen2 het bevel/commando voeren over♦voorbeelden: -
8 cover much ground
een lange afstand afleggen; veel terrein/onderwerpen bestrijken -
9 from here you can cover the whole valley
English-Dutch dictionary > from here you can cover the whole valley
-
10 graze
n. schaving; schaafwond; vrouw--------v. grazen; schrapengraze1[ greez] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————graze22 rakelings gaan ⇒ schampen, schuren♦voorbeelden:2 the plane grazed across/against/along the treetops • het vliegtuig vloog/scheerde rakelings over/langs de boomtoppenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 laten grazen ⇒ weiden, hoeden2 licht(jes) aanraken ⇒ schampen, schuren♦voorbeelden: -
11 ground
adj. grond-, bodem-; vermalen, verbrijzeld--------n. aarde; grond; terrein; ondergrond; gebied; basis--------v. aan de grond houden; funderen; baseren; beargumenteren; aardenground1[ graund]♦voorbeelden:♦voorbeelden:fall to the ground • falen, in duigen vallentouch ground • vaste grond onder de voeten krijgenrun oneself into the ground • zich uitputtenget off the ground • van de grond/op gang komen3 break (new/fresh) ground • nieuw terrein betreden, pionierswerk verrichtencover much ground • een lange afstand afleggen; veel terrein/onderwerpen bestrijkengive/lose ground • terrein verliezen, wijkenhold/keep/stand one's ground • standhouden, voet bij stuk houdenshift one's ground • van argument/mening veranderenfeel the ground • poolshoogte nemenit suits him down to the ground • dat komt hem uitstekend van pasIV 〈 meervoud〉♦voorbeelden:1 a house standing in its own grounds • een huis, geheel door eigen grond omgeven————————ground2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 gronden ⇒ baseren, onderbouwen♦voorbeelden:————————ground3→ grind grind/ -
12 lime
n. tropische citroen; linde; gebrande/ongebluste kalk; kleverige vogelvanger--------v. met lijm bestrijken, lijmen; met kalk bemesten of behandelenlime1[ lajm]1 limoen2 linde1 gebrande/ongebluste kalk ⇒ calciumoxide♦voorbeelden:————————lime2〈 werkwoord〉 -
13 resin
n. hars--------v. harsen, met hars insmeren/bestrijken (i.h.b. muz. strijkstok); met hars behandelen/doortrekken/vermengen[ rezzin]♦voorbeelden: -
14 rosin
n. hars; snarenhars--------v. met hars bestrijken; (viool)hars[ rozzin] -
15 sweep
n. beurt, opruiming; veger, stoffer; zwaai, slag, draai, bocht; schoorsteen/ straatveger--------v. vegen; opvegen; voeren; schrijdensweep1[ swie:p]2 veger ⇒ bezem, stoffer4 veeg ⇒ haal (met een borstel), streek5 zwaai ⇒ slag, houw, riemslag; zwier, draai, bocht6 〈 benaming voor〉gebogen traject/lijn♦voorbeelden:make a clean sweep • schoon schip maken5 sweep of the eye • oogopslag, blikwide sweep • wijde draai/bochtmake a sweep • een bocht maken, draaienat one/a sweep • in één klap¶ sweep of mountain country • stuk bergland, berglandschapclean sweep • verpletterende overwinning3 beweging ⇒ stroom, golving♦voorbeelden:beyond/within the sweep of • buiten/binnen het bereik van————————sweep21 zich (snel) (voort)bewegen ⇒ spoeden, vliegen♦voorbeelden:sweep by/past • voorbijschietensweep down on • aanvallensweep on • voortijlensweep round • zich (met een zwaai) omdraaiensweep from/out of the room • de kamer uit stuivensweep into power • aan de macht komena wave swept over the ship • een golf sloeg over het schip1 vegen ⇒ aan/af/op/wegvegen2 (laten) slepen ⇒ slepen over, strijken langs/over♦voorbeelden:sweep the house clean/clear of dirt • het huis schoonvegen〈 figuurlijk〉 sweep the seas • de zeeën schoonvegen/zuiveren van piratensweep the dirt away • het vuil wegvegensweep up • aan/uitvegen, bijeenvegen2 mee/wegsleuren ⇒ meevoeren, afrukken3 doorkruisen ⇒ teisteren, razen over4 afzoeken ⇒ aftasten, afvissen♦voorbeelden:sweep someone a bow/curtsey • statig buigen voor iemand2 sweep along • meesleuren/slepenbe swept off one's feet • omvergelopen worden; 〈 figuurlijk〉 overdonderd worden; versteld staan, hals over kop verliefd wordenbe swept out to sea • in zee gesleurd wordena new fashion sweeping America • een nieuwe mode die Amerika verovert -
16 wax
adj. van was gemaakt--------n. was; woedeuitbarsting--------v. wassen; met was bestrijken, in de was zetten; wassen, toenemen; worden; wassen en afnemen (van de maan)wax1[ wæks] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 oorsmeer♦voorbeelden:————————wax2♦voorbeelden:2 wax angry/merry • kwaad/blij wordenII 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
17 cavin
n. dal dat geschikt is voor bestrijken van troepen om hun toegang tot die plaats te vergemakkelijken -
18 cementation
n. met cement bestrijken, verbinden -
19 lustring
n. het kalanderen, het met kalander bestrijken, het op elkaar persen van materiaal door het te kalanderen; glanzende zijde; glanzend lint -
20 resinate
v. met hars bestrijken of mengen
См. также в других словарях:
Kalk — 1. Alter Kalk ist besser und gilt mehr als neuer. Vorzüge des gediegenen Alten vor dem luftigen Neuen. 2. Der Kalch ist der Ferber Meister. – Petri, II, 97. 3. Der Kalk würde für Marmor gelten, wäre er ebenso selten. – Altmann V, 103. 4. Kalck… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon