-
1 chaîne
chaîne [sĵen]〈v.〉4 zender ⇒ golflengte, kanaal, net♦voorbeelden:chaîne de fabrication, de montage • lopende bandchaîne mécanique • lopende bandrompre sa chaîne • z'n kluisters verbrekenà la chaîne • aan de lopende bandchaîne stéréo • stereo-installatiefaire la chaîne • een rij vormen (om iets door te geven)1. f1) ketting, band2) (berg)keten3) reeks, rij4) golflengte, kanaal, net2. chaînesf plketenen, boeien -
2 bande
bande [bãd]〈v.〉2 baan ⇒ strook, band4 bende ⇒ troep, groep♦voorbeelden:bande de mitrailleuse • patroonbandbande de toile • verband, windselbande Velpeau • zwachtel, rekverbandbande élastique • rekverbandbande magnétique • magneetband, bandje, tapebande sonore • geluidsband, soundtrackbandes d'une chaussée • rijstrokenchaussée à trois bandes • driebaanswegbande dessinée • strip〈 pejoratief〉 bande d'idiots! • stelletje stommelingen!bande de loups • roedel wolvenêtre de la bande • erbij horenaller en bande • met z'n allen gaanfaire bande à part • zich afzonderen〈 figuurlijk〉 prendre qn., faire qc. par la bande • iemand, iets indirect benaderenf1) reep, band2) baan, strook3) bende, troep, groep -
3 crevaison
crevaison [krəvezzõ]〈v.〉♦voorbeelden:2 quelle crevaison! • we waren kapot!f1) lekke band2) (het) creperen, uitputting -
4 crever
crever [krəvee]1 barsten ⇒ opengaan, door-, losbreken, (open)springen3 doodgaan 〈 van plant, dier〉 ⇒ 〈 informeel〉 creperen 〈 van mens〉 ⇒ stikken 〈door hitte enz.〉 ⇒ sterven♦voorbeelden:faire crever du riz • rijst laten wellencrever d' ennui • zich doodvervelencrever de jalousie • stikjaloers zijncrever de santé • blaken van gezondheidII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 kapotmaken ⇒ (door)breken, openmaken, een gat maken in♦voorbeelden:crever un pneu • een band kapotsteken♦voorbeelden:v1) barsten, opengaan3) doodgaan, creperen6) afpeigeren -
5 lien
lien [ljẽ]〈m.〉2 band ⇒ verband, samenhang♦voorbeelden:lien logique • logisch verbandm1) band2) verband, samenhang3) verbintenis4) verbindingsstuk [techniek] -
6 sangle
-
7 volume
-
8 pneu
-
9 attache
attache [aataasĵ]〈v.〉1 band ⇒ riem, touw, lus2 (hecht)klem ⇒ (paper)clip, speld, nietje3 sluiting ⇒ slot, haak(je)♦voorbeelden:mettre à l'attache • aan de ketting leggentenir qn. à l'attache • iemand onder de duim houden1. f1) band, riem, touw2) paperclip, speld, nietje3) sluiting2. attachesf pl2) betrekkingen, relaties -
10 ceinture
ceinture [sẽtuur]〈v.〉3 omsluiting ⇒ omheining, ring♦voorbeelden:ceinture de sécurité • veiligheidsgordel〈 luchtvaart〉 attachez vos ceintures! • maak uw veiligheidsgordel vast!; 〈 figuurlijk〉wees voorzichtig!desserrer sa ceinture • zijn riem een gaatje verzetten¶ ceinture! • helemaal niets!f1) gordel, riem, ceintuur2) kring, omheining -
11 ciment
-
12 crevé
-
13 dégonfler
dégonfler [deegõflee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1. v1) slinken3) doorprikken, ontmaskeren4) verkleinen2. se dégonflerv1) leeglopen2) terugkrabbelen, de moed verliezen -
14 éclater
éclater [eeklaatee]2 losbarsten ⇒ uitbarsten, uitbreken3 uiteenvallen ⇒ opgedeeld worden, zich splitsen4 duidelijk zichtbaar worden, zijn♦voorbeelden:2 sa colère éclata • hij, zij ontstak in woedela Marseillaise éclata • plotseling weerklonk de Marseillaisela salle éclata (en applaudissements) • het applaus barstte los in de zaal4 la joie éclata sur son visage • de vreugde straalde van zijn, haar gezicht afII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:v1) (uit elkaar) barsten, ontploffen2) klappen [band]3) losbarsten4) uiteenvallen, zich splitsen -
15 enregistrer
enregistrer [ãrəzĵiestree]〈 werkwoord〉2 vermelden ⇒ optekenen, noteren3 in zich opnemen ⇒ opmerken, observeren♦voorbeelden:3 enregistrer qc. dans sa mémoire • iets in zijn, haar geheugen prentenv1) registreren2) vermelden, noteren3) opmerken, observeren4) opnemen [op plaat, band] -
16 frein
frein [frẽ]〈m.〉♦voorbeelden:frein de stationnement • hand-, parkeerremfrein à tambour • trommelremfreins assistés • rembekrachtigingfrein moteur • motorrem, het afremmen op de motormettre un frein à qc. • iets beteugelen, iets aan banden leggensans frein • ongebreideld→ coup¶ ronger son frein • zijn ongeduld nauwelijks kunnen verbergen, bedwingenm1) rem2) band, riem -
17 laisse
laisse [les]〈v.〉♦voorbeelden:1 mener, tenir en laisse • aan de lijn, aangelijnd houdenflijn, riem, band -
18 reliure
reliure [rəlie.uur]〈v.〉1 (het) boekbinden ⇒ boekbinderij, (het) inbinden♦voorbeelden:f1) bookbinderij2) boekband -
19 ruban
ruban [ruubã]〈m.〉1 lint ⇒ band, strook2 ordelint♦voorbeelden:ruban bleu • blauwe wimpelruban encreur d'une machine à écrire • schrijfmachinelintruban perforé • ponsband→ mètrem1) lint2) band, strook3) ordelint -
20 attaché
attache [aataasĵ]〈v.〉1 band ⇒ riem, touw, lus2 (hecht)klem ⇒ (paper)clip, speld, nietje3 sluiting ⇒ slot, haak(je)♦voorbeelden:mettre à l'attache • aan de ketting leggentenir qn. à l'attache • iemand onder de duim houden1. m (f - attachée) 2. = attachée; attachéadj1) gehecht (aan), gesteld (op)
См. также в других словарях:
Band — (von althochdeutsch band, gebildet zu binden) hat männliches oder sächliches grammatisches Geschlecht. Das Band (Mehrzahl Bänder) steht für eine flach gewobene Textilie, siehe Band (Textil) in der Medizin für einen Bindegewebsstrang, der… … Deutsch Wikipedia
band — band; band·er; band·ke·ram·ik; band·less; band·mas·ter; band·stra·tion; con·tra·band·age; con·tra·band·ist; dis·band; dis·band·ment; fahl·band; hus·band·age; hus·band·er; hus·band·land; hus·band·less; hus·band·like; hus·band·man; hus·band·ry;… … English syllables
Band — may refer to a specific group: * Band (music), a company of musicians * School band, a group of student musicians who rehearse and perform instrumental music together * Band (radio), a range of frequencies or wavelengths used in radio… … Wikipedia
Band — (b[a^]nd), n. [OE. band, bond, Icel. band; akin to G., Sw., & D. band, OHG. bant, Goth. bandi, Skr. bandha a binding, bandh to bind, for bhanda, bhandh, also to E. bend, bind. In sense 7, at least, it is fr. F. bande, from OHG. bant. [root]90.… … The Collaborative International Dictionary of English
Band I — is the name of a radio frequency range within the very high frequency part of the electromagnetic spectrum.Band I ranges from 47 to 88 MHz, and it is primarily used for radio and television broadcasting.Channel spacings vary from country to… … Wikipedia
band — band1 [band] n. [ME < ON band (akin to OE bend); also (in meaning “thin strip”) < Fr bande, flat strip < OFr bende < ML benda < Goth binda < bindan,BIND] 1. something that binds, ties together, restrains, etc. 2. a) a strip or… … English World dictionary
Bánd — Héraldique Administration … Wikipédia en Français
Band II — is the name of a radio frequency range within the very high frequency part of the electromagnetic spectrum.Band II ranges from 87.5 to 108.0 MHz, and it is primarily used worldwide for frequency modulation radio broadcasting.ee also*Band I *Band… … Wikipedia
Band — ¹Band 1. Gurt, Streifen; (regional): Bändel. 2. a) Kassette, Magnetband, Tonband, Tonbandkassette; (veraltend): Tape. b) Frequenzband, Frequenzbereich, Wellenband, Wellenbereich. 3. Fesseln, Knechtschaft, Unfreiheit, Unterdrückung; (bildungsspr.) … Das Wörterbuch der Synonyme
Band — (et), Band (der) Band (das) Band (et) Band (der) Band (der) … Kölsch Dialekt Lexikon
bånd — sb., et, bånd, ene; rødt bånd; optage på bånd; lægge kufferten på båndet; knytte stærke bånd; lægge bånd på sig selv … Dansk ordbog