-
1 jupe
-
2 kilt
-
3 ceinture
ceinture [sẽtuur]〈v.〉3 omsluiting ⇒ omheining, ring♦voorbeelden:ceinture de sécurité • veiligheidsgordel〈 luchtvaart〉 attachez vos ceintures! • maak uw veiligheidsgordel vast!; 〈 figuurlijk〉wees voorzichtig!desserrer sa ceinture • zijn riem een gaatje verzetten¶ ceinture! • helemaal niets!f1) gordel, riem, ceintuur2) kring, omheining -
4 cerise
cerise [səriez]〈v.; ook bijvoeglijk naamwoord〉1 kers♦voorbeelden:devenir rouge comme une cerise • knalrood wordenaux cerises • in de kersentijdf -
5 droit
droit1 [drwaa]〈m.〉♦voorbeelden:à bon droit • met rechtdroit civil • burgerlijk rechtdroits civiques • burgerschapsrechtendroit constitutionnel • staatsrechtdroit coutumier • gewoonterechtdroit divin • door God gegeven rechtavoir plein droit de vie et de mort sur qn. • over leven en dood van iemand beschikkende plein droit • van rechtswegedroit privé • privaatrechtdroit public • publiek rechtdroit réel • zakenrechtfaire droit à qn. • iemand recht laten wedervarenfaire droit à une demande • een aanvraag inwilligenfaire son droit • rechten studerende droit • terecht(responsable) en droit • juridisch (aansprakelijk)→ forcedroits de l'homme • mensenrechtendroit d'option • voorkeursrechtdroit de reproduction • kopijrechtdroit du sang • geboorterechtde quel droit? • met welk recht?tous droits réservés • alle rechten voorbehoudenavoir des droits sur qn. • iets over iemand te zeggen hebbenavoir le droit pour soi • het recht aan zijn kant hebbenavoir un droit sur qc. • het recht hebben te beschikken over ietsqui de droit • de rechthebbendedroit d'inscription • inschrijvingskostendroits de port • havenrechtendroit de timbre • zegelrecht————————droit2 [drwaa]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m.〉1 recht ⇒ rechtop, rechtstreeks2 rechtschapen ⇒ rechtdoorzee, rechtvaardig♦voorbeelden:jupe droite • recht vallende rokaller droit au but • recht op z'n doel afgaantout droit • rechtdoorau droit de • loodrecht open droite ligne • rechtstreeks, in rechte lijnle droit d'une monnaie • muntzijde van een geldstuk1. m1) recht2) rechterhand [sport]2. adj, adv1) recht(op), rechtstreeks2) rechtschapen, rechtvaardig3) rechter, rechts -
6 fente
fente [fãt]〈v.〉1 spleet ⇒ barst, kloof♦voorbeelden:fente d'une jupe • split van een rokf1) spleet, barst2) split [kleding]3) (het) splijten, kloven -
7 fourreau
fourreau [foeroo]〈m.〉3 nauwsluitende japon, rokm1) schede, holster, hoes2) foedraal [paraplu] -
8 froncer
-
9 habit
-
10 jupon
jupon [zĵuupõ]〈m.〉♦voorbeelden:m -
11 pendre
pendre [pãdr]1 hangen♦voorbeelden:pendre jusqu'à terre • over de grond slepensa jupe pend par derrière • haar rok valt vanachter te lang→ nezII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:dire pis, pire que pendre de qn. • iemand erg zwart makenje veux être pendu si • ik mag hangen alsqu'il aille se faire pendre ailleurs • hij kan naar de pomp lopen→ basque♦voorbeelden:v -
12 relever
relever [rəlvee]1 vallen (onder) (de bevoegdheid van, de verantwoordelijkheid van) ⇒ behoren (bij), deel uitmaken (van)♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 overeind, rechtop zetten ⇒ overeind helpen, weer optrekken 〈 van muur〉2 weer tot bloei brengen ⇒ er weer bovenop helpen, weer doen opleven3 doen opmerken ⇒ de aandacht vestigen op, ingaan op5 noteren ⇒ opnemen, opmeten8 (beter) doen uitkomen ⇒ verhogen, verlevendigen9 aflossen10 〈+ de〉ontslaan (van, uit) ⇒ ontzetten (uit), ontheffen (van)♦voorbeelden:relever le compteur • de meter opnemenrelever un terrain • een stuk land opmeten♦voorbeelden:v2) herstellen, genezen6) omhoog doen7) noteren8) verhogen9) pikant maken11) aflossen12) ontslaan (van), ontheffen (van) -
13 roc
-
14 tirer
tirer [tieree]1 schieten3 zwemen (naar) ⇒ gaan (naar), neigen (naar)♦voorbeelden:tirer dans le tas • lukraak op een groep mensen inschietentirer sur sa pipe • aan zijn pijp trekken4 journal qui tire à trente mille • krant die een oplage heeft van 30.000 exemplarenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 trekken (aan) ⇒ optrekken, naar beneden trekken, aantrekken2 halen (uit) ⇒ (uit)trekken, onttrekken, tappen3 (af)schieten ⇒ afvuren, neerschieten4 (af)drukken ⇒ afbeelden, tekenen♦voorbeelden:tirer l'échelle • de ladder wegtrekkentirer la jambe • met zijn been trekkentirer sa jupe • zijn rok gladtrekkentirer du métal en fils • draadtrekkentirer un navire • een boot slepentirer les rideaux • de gordijnen opentrekken, dichttrekkentirer la sonnette • aan de bel trekkentirer les yeux • vermoeiend voor het gezicht zijntirer un texte à soi • een tekst ten eigen voordele uitleggentirer la porte sur soi • de deur achter zich dicht trekkentirer le couteau • het mes trekkentirer vengeance • zich wrekentirer du vin • wijn uit het vat halenon ne peut rien en tirer • hij laat niets losil n'y a pas grand-chose à en tirer, on ne peut rien en tirer • er valt niet veel met hem te beginnentirer des larmes à qn. • iemand aan het huilen makentirer de l'argent de qn. • iemand geld aftroggelentirer son origine, sa source de • afstammen van, komen uittirer argument de qc. • iets als reden aanvoerentirer vanité de qc. • ergens trots op zijntirer argent de tout • overal geld uit slaantirer de l'huile des olives • olie uit olijven persentirer sur qn., sur le compte de qn. • een wissel op iemand trekkentirer un plan • een plan ontwerpentirer un livre à 2000 exemplaires • 2000 exemplaren van een boek drukken→ affaire, arme, boue, cheval, clair, diable, épine, épingle, langue, longueur, plan, poudre, ver, vin♦voorbeelden:1 s'en tirer • zich eruit redden, zich er doorheen slaan, het er zonder kleerscheuren afbrengens'en tirer avec deux mois de prison • er met twee maanden gevangenis vanaf komens'en tirer à bon compte • er makkelijk vanaf komen————————tirer (la boule)v1) (af)schieten, afvuren5) halen (uit), uittrekken6) afdrukken -
15 tomber
tomber1 [tõbee]〈m.〉 〈 sport en spel〉————————tomber2 [tõbee]3 (weg)vallen ⇒ verzwakken, verdwijnen, dalen4 te lijf gaan ⇒ zich werpen (op), aanvallen5 worden ⇒ geraken, vallen6 vallen ⇒ vervallen, instorten7 (bij toeval) komen ⇒ verschijnen, geraken♦voorbeelden:tomber mort, raide mort • morsdood neervallenil laissa tomber ces mots • hij zei de volgende woorden〈 informeel〉 laisse tomber! • kap er mee, geef 't op!!!laisser tomber qn. • iemand laten vallen, zich niet meer voor iemand interesserenlaisser tomber qc. • iets laten vallen, iets loslaten, zich niet meer met iets bezighoudenjupe qui tombe bien • rok die goed valttomber dans les bras de qn. • iemand in de armen vallentomber dans l'escalier • op de trap vallenla rue tombe dans une autre • de straat komt op een andere straat uittomber de fatigue • van moeheid omvallenmots qui tombent des lèvres de qn. • woorden die van iemands lippen komenle stylo m'est tombé des mains • de vulpen viel uit mijn handentomber par la fenêtre • uit het raam vallenle soleil lui tombe sur les yeux • de zon schijnt in zijn ogendes toits qui tombent bien bas sur les fenêtres • laag overhangende dakentomber sur ses pieds • op zijn voeten terechtkomenle jour tombe • de avond valtle vent est tombé • de wind is gaan liggen4 ils nous sont tombés dessus • ze hebben ons overvallen, verrast5 tomber amoureux, malade • verliefd, ziek wordentomber dans une erreur • in een fout vervallentomber dans la misère • in ellende gerakenil est tombé bien bas • hij is wel diep gezonken7 ça tombe bien, mal • dat treft goed, slechtil est bien tombé • hij heeft het goed getroffentomber juste • opgaan, de spijker op de kop slaanje suis tombé en pleine réunion • ik kwam midden in de vergadering binnenvallencet article m'est tombé sous les yeux • dat artikel is me toevallig onder ogen gekomentomber sur qn. • iemand tegen het lijf lopentomber sur qc. • ergens tegenaan lopen♦voorbeelden:→ vestev2) uitvallen3) verzwakken4) aanvallen5) worden6) verschijnen, komen7) vallen (op) [datum]8) uitkomen [krant] -
16 valser
valser [vaalsee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:voir les murs valser autour de soi • de muren op zich af zien komenfaire valser l'argent • het geld laten rollenfaire valser les chiffres • met cijfers goochelenv1) walsen, dansen -
17 bouffer
bouffer [boefee]1 bol staan ⇒ opbollen, bloezen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:→ nez -
18 court-vêtu
-
19 écossais
écossais [eekosse]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉1 Schots♦voorbeelden:un(e) Ecossais(e) • Schot(se)un écossais • Schotse stof→ douche -
20 faire valser une jupe
faire valser une jupe
- 1
- 2
См. также в других словарях:
rok — {{/stl 13}}{{stl 8}}rz. mnż IIa, D. u; lm M. lata, D. lat {{/stl 8}}{{stl 7}} okres, w którym Ziemia obiega Słońce, liczący 365 dni (co cztery lata 366 dni) : {{/stl 7}}{{stl 10}}Rok bieżący, miniony, ubiegły, przyszły. Przed rokiem. Za rok.… … Langenscheidt Polski wyjaśnień
Rok — ist ein slowenischer männlicher Vorname, den folgende Personen tragen: Rok Benkovič (* 1986), slowenischer Skispringer Rok Elsner (* 1986), slowenischer Fußballspieler Rok Kronaveter (* 1986), slowenischer Fußballspieler Rok Perko (* 1985),… … Deutsch Wikipedia
ROK — ist ein männlicher slowenischer Vorname, den folgende Personen tragen: Rok Benkovič (* 1986), slowenischer Skispringer Rok Perko (* 1985), slowenischer Skirennläufer Rok Petrovič (1966–1993), slowenischer Skirennläufer Als Abkürzung steht ROK für … Deutsch Wikipedia
Rok — may refer to:People* Rok (saint), a Croatian saintPlaces* Rök, a parish in SwedenAcronyms* Republic of Korea (South Korea) * Realms of Kaos, a roleplaying game * Republic of Kosovo * The Ruins of Kunark, an Everquest expansion * The Rise of… … Wikipedia
Rok — Rȍk m DEFINICIJA 1. v. 2. (Sv.) a. naselje (u blizini Gračaca), 654 stan. b. tunel kroz Velebit na autocesti Zagreb Split ONOMASTIKA m. os. ime (svetačkoga podrijetla; posvećene su mu mnogobrojene crkve po Hrvatskoj); isto: Rȍko (← tal. Rocco),… … Hrvatski jezični portal
ROK — or RoK is a Three letter acronym. It may refer to:* Republic of Korea (South Korea) * Realms of Kaos, a roleplaying game * Republic of Kosovo * The Ruins of Kunark, an Everquest expansion * The Rise of Kunark, an EverQuest II expansion * IATA… … Wikipedia
Rök — is a parish located in Östergötland, Sweden. It is mostly known for being the location where the Rök Runestone is kept … Wikipedia
Rok — (Vogel Rok), s. Rock … Meyers Großes Konversations-Lexikon
RoK — is a three letter acronym. It can refer to:* Republic of Korea (South Korea) * Realms of Kaos, a roleplaying game. * The Ruins of Kunark, an Everquest expansion. * Republic of Kosovo … Wikipedia
Rok [1] — Rok (Rokh, orient. Sag.), so v.w. Rock … Pierer's Universal-Lexikon
Rok [2] — Rok, Capitän R., Personificirung der Unzufriedenen in Irland, unter dessen Namen gewöhnlich die Schriften gegen die Orangisten u. die Regierung, so wie die Aufrufe zum Aufruhr erscheinen. Auch mehre Schriftsteller (z.B. Moore) haben über die… … Pierer's Universal-Lexikon